Céline Vermeir, Benedicte Lowyck, Tim Bastiaens, Zeno Van Duppen, Johan Detraux
Samenvatting
Het concept maligne narcisme werd geïntroduceerd door Kernberg in 1984 als combinatie van narcistische persoonlijkheidsstoornis, antisociaal gedrag, een paranoïde oriëntatie en sadistische agressie. Het werd opgenomen in de DSM-5 als specificatie van de classificatie narcistische persoonlijkheidsstoornis. Het doel van het onderzoek is een overzicht bieden van het begrip maligne narcisme van Kernberg tot heden; het functioneren in de praktijk en de verhouding t.o.v. verwante classificaties en concepten. Er werd een systematische, narratieve literatuurstudie in databases PubMed, Embase, Web of Science en APA PsycARTICLES volgens diverse zoekstringstrategieën uitgevoerd. De resultaten waren als volgt: inclusie van 44 van de 3490 unieke artikelen. Binnen het concept maligne narcisme zijn de beperkte capaciteit voor altruïsme, empathie en moraliteitsbesef differentiërende elementen ten opzichte van andere concepten op het spectrum van destructief persoonlijkheidsfunctioneren. Concluderend kan men stellen dat maligne narcisme in 2013 werd geïntroduceerd in de DSM-5, maar mist hierin de fundering om vandaag invloed te kunnen uitoefenen in diagnostische en therapeutische kaders. Het ontbreken van een duidelijke afbakening van de terminologie tussen de narcistische en antisociale persoonlijkheidsstoornis resulteerde in de ontwikkeling van concepten die een overlap kennen met maligne narcisme. Hoogwaardig kwalitatief onderzoek naar een diagnostische tool en evaluatie van de therapeutische behandelmogelijkheden dienen de focus te zijn in komend onderzoek.
Leerdoelen
1 De in dit artikel geboden kennis brengt u op de hoogte van het concept ‘maligne narcisme’, zoals beschreven door Kernberg, en gebruik van het concept vandaag, inclusief de introductie in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders: DSM-5.
2 Na bestuderen van dit artikel bent u in staat om het concept maligne te plaatsen ten opzichte van andere diagnoses en concepten op het spectrum van destructief persoonlijkheidsfunctioneren.
3 Na lezen van dit artikel weet u hoe de maligne narcist functioneert, wat de klinische kenmerken zijn en binnen welke profielen de maligne narcist voornamelijk tot uiting komt.
Inleiding
Maligne narcisme is een concept dat zich bevindt op het spectrum van de narcistische en antisociale persoonlijkheidsstoornis. Hoewel maligne narcisme al geruime tijd erkend wordt in de literatuur, werd het pas bij de publicatie van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders 5 (DSM-5) in 2013 toegevoegd als een afzonderlijke specificatie binnen de narcistische persoonlijkheidsstoornis volgens het Alternatief Model voor Persoonlijkheidsstoornissen (AMPS-model) (American Psychiatric Association, 2013). Deze introductie wekte onze interesse in dit onderwerp en vormde de aanleiding voor de uitwerking van dit artikel.
Het concept maligne narcisme werd in 1984 geïntroduceerd door de psychoanalyticus Kernberg, wiens werk de basis vormt voor deze literatuurstudie (Kernberg, 1984). Maligne narcisme wordt gedefinieerd door de combinatie van een narcistische persoonlijkheidsstoornis, antisociale gedragspatronen, een paranoïde oriëntatie en een in sadisme verankerde agressie1. Hoewel er in de uitgave van de DSM-III in 1980 voor het eerst een differentiatie werd gemaakt binnen de persoonlijkheidsstoornissen, ontbrak er volgens Kernberg een tussenliggende diagnose die de overlappende kenmerken van een narcistische en een antisociale persoonlijkheidsstoornis zou omvatten (American Psychiatric Association, 1980). Hij vestigde op deze wijze de aandacht op de complexiteit en subtiliteit van destructief gedrag dat verder gaat dan uitsluitend lichamelijke agressie. Met zijn conceptualisatie van maligne narcisme gaat hij in op gedragspatronen die uitgaan van manipulatieve strategieën en destructieve intenties (Kernberg, 1989).
In specifieke psychiatrische contexten, zoals de forensische psychiatrie, biedt het maligne narcisme een mogelijkheid om bepaalde klinische beelden op een meer genuanceerde wijze te definiëren dan momenteel mogelijk is binnen de bestaande diagnostische criteria. Deze nuance is belangrijk, aangezien de interdiagnostische ruimte tussen de narcistische persoonlijkheidsstoornis enerzijds en de antisociale persoonlijkheidsstoornis anderzijds vanuit een klinisch perspectief vaak te groot is om te overbruggen. Wanneer slechts één diagnose genoteerd mag worden en er geen ruimte is voor beschrijvende diagnostiek kunnen subtiliteiten van manipulatie en exploitatie enerzijds en bedrog en roekeloze onverschilligheid anderzijds verloren gaan.
Dit artikel biedt een overzicht van de evolutie in de tijd van het concept maligne narcisme, zoals initieel geformuleerd volgens Kernberg. We staan ook stil bij hoe maligne narcisme zich verhoudt ten opzichte van verwante classificaties en begrippen en hoe de terminologie vanuit verschillende invalshoeken kan variëren. Dit alles heeft als doel bij te dragen aan een verduidelijking van het spectrum waarop maligne narcisme zich bevindt en de klinische implicaties ervan.
Bij het uitvoeren van deze literatuurstudie maken we gebruik van een combinatie van kenmerken die inherent zijn aan systematische en aan narratieve overzichtsstudies (een zogenaamde systematische-narratieve hybride overzichtsstudie): een uitgebreide zoekstrategie, een specifieke onderzoeksvraag, welomschreven in- en exclusiecriteria en het beperkt includeren van grijze literatuur (systematische overzichtsstudie), en een kwalitatieve synthese en presentatie van de bevindingen (narratieve overzichtsstudie). Door het implementeren van elementen eigen aan systematische overzichtsstudies vermijden we de bias die eigen is aan narratieve overzichtsstudies (Turnbull, 2023).
Methode
Zoekstrategie
We doorzochten de literatuur om een antwoord te vinden op de vraag ‘Wat is maligne narcisme en hoe verhoudt het zich ten opzichte van de narcistische en antisociale persoonlijkheidsstoornis?’ We voerden een onderzoek uit naar artikelen gepubliceerd tussen 1980 en maart 2023 via PubMed, Embase, Web of Science (Core collection), en PsycARTICLES naar Engels- en Nederlandstalige artikelen die een beschrijving gaven van het concept ‘maligne narcisme’. De literatuurstudie gebeurde aan de hand van diverse zoekstrategieën waarin combinaties en variaties werden gebruikt van indextermen (MESH-termen, waaronder ‘narcissism’ en ‘paranoid behavior’, EMTREE-termen, waaronder ‘narcissism’ en ‘paranoia’) en vrije tekstwoorden als ‘hostilit’, ‘malignant’, en ‘antisocial’. Aanvullend werden de referenties uit de geselecteerde studies gescreend om eventuele bijkomende artikelen te verzamelen.
Studieselectie
Inclusiecriteria
Artikelen werden geïncludeerd indien het ging om (1) gepubliceerde, peer-reviewed artikelen (alle typen van artikelen, van overzichtsstudies tot gevalstudies en opiniepapers) vanaf 1980 (deze datum werd bepaald door de publicatie van de DSM-III, waarin er voor de eerste keer een differentiatie tussen verschillende persoonlijkheidsstoornissen werd beschreven); (2) posterpresentaties; (3) Engels- en Nederlandstalige artikelen of posterpresentaties die het concept ‘maligne narcisme’ beschrijven aan de hand van de vier kenmerken van ‘maligne narcisme’ volgens Kernberg (aanwezigheid van narcisme of narcistische persoonlijkheidsstoornis, antisociale trekken of antisociale persoonlijkheidsstoornis, paranoia of psychose, sadisme of agressie), of een uitbreiding boden van dit concept.
Exclusiecriteria
Artikelen die niet peer-reviewed waren (met uitzondering van posterpresentaties), bij de conceptualisatie van ‘maligne narcisme’ slechts drie of minder kenmerken van het concept, zoals beschreven door Kernberg, vermeldden, analoge concepten (zoals ‘dark triad’) beschreven, of gepubliceerd werden voor 1980 of in een andere taal dan het Engels of Nederlands werden geëxcludeerd. Ook artikelen die louter het concept ‘maligne narcisme’ vermeldden zonder dit uit te werken, werden geëxcludeerd.
Resultaten
Algemene karakteristieken van de geïncludeerde artikelen
De zoekopdracht leverde na deduplicatie 3490 originele titels op. Hiervan werden uiteindelijk 44 artikelen geïncludeerd (figuur 1), waaronder opiniepapers (n = 18), literatuurstudies (n = 8), case studies (n = 3), cross-sectionele onderzoeken (n = 11), observationele studies (n = 1) en randomised controlled trials (n = 1). Uit grijze literatuur werden academische posters (n = 2) geïncludeerd.
Figuur 1. PRISMA Flow Diagram
Kwalitatieve synthese en beschrijving van de bevindingen
Conceptualisatie maligne narcisme door Kernberg
Het concept maligne narcisme werd door Kernberg geplaatst tussen de narcistische en antisociale persoonlijkheidsstoornis. Het omvat de eigenschappen van een narcistische persoonlijkheidsstoornis, met daarin geïntegreerd antisociale gedragspatronen, een sterke paranoïde oriëntatie en destructieve sadistische agressie (Alarcón & Sarabia, 2012; Kernberg, 1989; Virtanen, 2013).
Narcistische persoonlijkheidsstoornis
Binnen maligne narcisme worden de criteria van een narcistische persoonlijkheidsstoornis toegepast zoals deze zijn vastgesteld binnen de psychoanalytische visie op het moment van introductie van het concept. De kenmerken die op de voorgrond staan, sluiten aan bij de psychoanalytische idee van grandioos narcisme; een verheven gevoel van eigenwaarde, een obsessie met fantasieën over succes en macht, het gevoel uniek te zijn en de behoefte aan bewondering (Faucher e.a., 2022; Goldner-Vukov & Moore, 2010; Karterud e.a., 2011; Miller e.a., 2010) Typerend voor de maligne narcist is ook dat hij zichzelf kan tonen als succesvol en onafhankelijk, maar een verborgen zwakte met zich meedraagt. Er is geen veilig beeld van zichzelf (Hepper e.a., 2022). De kwetsbaarheid voor kritiek van de ander en de schaamte die hiermee gepaard gaat, wordt sterk beleefd (Kernberg, 1988; Pies, 2011). Beschermend hierin is de idealisatie van zijn eigen destructieve potentieel, als verdediging tegen dit gevoel van zwakte (Alexander e.a., 2021; Tylim, 2001; Vermote, 2005).
Antisociale trekken
Antisociale gedragspatronen zijn overheersend manipulatief en parasitair van aard (Kernberg, 1989; Virtanen, 2013; Warren & South, 2009).
De maligne narcist baseert zijn communicatie op leugens (Aragno, 2014; Goldner-Vukov & Moore, 2010). Groepen of individuen worden geëxploiteerd om de eigen pathologische noden te behagen (Horwitz, 2000; Kocsis & Irwin, 1998). Bij interpersoonlijke conflicten valt men terug op verwijten en aanvallen op de integriteit van de ander, waarbij zowel verbale als fysieke agressie wordt gebruikt (Day e. a., 2022). Dit gedrag is dikwijls impulsief en wordt gevoed door intense woede en minachting (Kernberg, 1988; Richards, 2018; Russ e.a., 2008).
Paranoïde oriëntatie
Bij de maligne narcist is de paranoïde oriëntatie gebaseerd op het zien van de ander als het ideaal, de vijand of als minderwaardig. Het is de perceptie van onbeantwoorde bewondering of sluimerende haat die het wantrouwen voedt ten opzichte van individuen of specifieke groepen (Geberth & Turco, 1997). De paranoïde gedachten neigen zichzelf voortdurend te versterken. Binnen zijn wantrouwige houding is de maligne narcist steeds op zoek naar verborgen gevaar (Dutton e.a., 2013; Wang e.a., 2022). De antisociale en de paranoïde component zorgen ervoor dat men bij vermeende bedreiging terugvalt op een rigide defensieve structuur van woede en agressie (Hepper e.a., 2022). Op hun beurt voeden de agressie en het sadisme de narcistische gedachten (Richards, 2018; Wang e.a., 2022). De versterkte narcistische perceptie van zichzelf biedt een antwoord op de paranoïde angst (Goldner-Vukov & Moore, 2010; Lenzenweger e. a., 2018; Welsh & Lenzenweger, 2021).
Sadistische agressie
Het sadistisch gedrag binnen maligne narcisme is gelinkt aan agressie en speelt een cruciale rol in de beleving van de identiteit (Turco, 2001). De maligne narcist kan zich impulsief overgeven aan gewelddadige en sadistische fantasieën (Kogan, 2018; Richards, 2018). De sadistische agressie kan gericht zijn op anderen of op zichzelf (Simonet e.a., 2018). Gericht naar de ander is het onderliggende doel de ander zijn humaniteit te ontnemen (Aloosh & Behzadi, 2016; Bellotti e.a., 2020; Kernberg, 2003). Zelfdestructief handelen bestaat uit automutilatie of suïcidale neigingen (Kernberg, 1988). Suïcidale neigingen zijn hier echter geen weerspiegeling van depressieve gevoelens (Aloosh & Behzadi, 2016; Goldner-Vukov & Moore, 2010), maar zetten het gevoel van macht over de dood kracht bij. Suïcide plegen is voor de maligne narcist een vorm van sadistische triomf of een manier om controle te nemen in een wereld die oncontroleerbaar aanvoelt (Kernberg, 2007; Maltsberger, 1997).
Maligne narcisme naast narcistische en antisociale persoonlijkheidsstoornis
De definitie van maligne narcisme en differentiatie ten opzichte van een narcistische en antisociale persoonlijkheidsstoornis is mogelijk aan de hand van het klinisch beeld; enerzijds door de al dan niet aanwezigheid van de vier kenmerken, anderzijds door capaciteit voor altruïsme (Kernberg, 1989).
Maligne narcisme wordt onderscheiden van narcistische persoonlijkheidsstoornis door de integratie van paranoïde trekken en sadistische agressie. Deze aanvullende kenmerken markeren de ernstige pathologische aard van maligne narcisme in vergelijking met de meer beperkte kenmerken van narcistische persoonlijkheidsstoornis, zoals vastgelegd in de DSM (Kernberg, 1989). Een verdere differentiatie dient zich aan bij het vergelijken van maligne narcisme met antisociale persoonlijkheidsstoornis, waarbij de capaciteit voor altruïsme een sleutelrol speelt. Altruïsme is de onbaatzuchtige zorg voor het welzijn van anderen. Hoewel altruïsme op het eerste gezicht wellicht onverenigbaar lijkt met een pathologie die doorgaans slechte intenties tegenover anderen omvat, speelt het een essentiële rol. Altruïstisch handelen blijkt een complex keuzeproces te zijn. Handelingen kunnen belangeloos zijn, maar ook gestuurd door sociale wenselijkheid en het nastreven van een positieve, op lange termijn gunstige reputatie. Een charismatisch voorkomen op lange termijn fungeert als een drijfveer voor altruïstisch gedrag bij de maligne narcist (Faucher e.a., 2022; Goldner-Vukov & Moore, 2010; Kernberg, 1989).
Het is belangrijk om altruïsme te onderscheiden van empathie, aangezien ze verschillende uitgangspunten hebben. Altruïsme is geworteld in handelen, terwijl empathie zijn oorsprong vindt in emoties. Empathie wordt gedefinieerd als het vermogen om de emoties en gevoelens van anderen op zo’n wijze aan te voelen en te begrijpen, alsof deze emoties en gevoelens tot de persoon zelf behoren. Het niveau van empathie is beperkt bij individuen met een narcistische persoonlijkheidsstoornis en afwezig bij diegenen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis. In het geval van maligne narcisme manifesteert empathie zich door een ontwikkeld moreel besef, het ervaren van authentieke gevoelens van loyaliteit, bezorgdheid en schuldgevoelens. Deze mate van empathie lijkt een cruciale rol te spelen bij het vormen van het positieve imago van de maligne narcist. De maligne narcist doet zich ten onrechte charmant voor en wekt de schijn betrouwbaar en integer te zijn, wat haaks staat op de ware intenties (Kernberg, 1989).
Maligne narcisme – huidig gehanteerd concept
Conceptualisatie maligne narcisme door DSM-5
Het AMPS-model van DSM-5, en bij uitbreiding DSM-5-TR, introduceert maligne narcisme als een specificatie van de narcistische persoonlijkheidsstoornis. Het AMPS-model beschrijft persoonlijkheidsstoornissen op dimensionele wijze op basis van beperkingen in het persoonlijkheidsfunctioneren (criterium A) en pathologische persoonlijkheidstrekken (criterium B) (American Psychiatric Association, 2013). De narcistische persoonlijkheidsstoornis wordt volgens deze dimensionele benadering gedefinieerd volgens criterium A als een “typerend wisselend en kwetsbaar gevoel van eigenwaarde, met pogingen dat te reguleren door aandacht en goedkeuring te zoeken, gepaard gaand met ofwel openlijke ofwel bedekte gevoelens van grandiositeit” en twee persoonlijkheidstrekken van criterium B van het facet antagonisme, namelijk ‘grandiositeit’ en ‘aandacht zoeken’. Maligne narcisme is een specificatie van de narcistische persoonlijkheidsstoornis en voldoet aan alle persoonlijkheidstrekken van het facet antagonisme van criterium B. Naast ‘grandiositeit’ en ‘aandacht zoeken’ worden ook ‘manipulatief gedrag’, ‘leugenachtigheid’ en ‘ongevoeligheid’ beschreven.
Maligne narcisme naast andere concepten op het spectrum
Op dit moment is er geen consensus over de psychiatrische terminologie die wordt gebruikt om de variaties in het spectrum tussen de narcistische persoonlijkheidsstoornis en de antisociale persoonlijkheidsstoornis te beschrijven. Naast het syndroom van maligne narcisme wordt de terminologie verder aangevuld met concepten als psychopathie, pathologisch narcisme en dark triad (bestaande uit narcisme, machiavellisme en psychopathie) om klinische beelden te beschrijven waarbij een gebrek aan empathie samengaat met destructief gedrag ten opzichte van anderen (Faucher e.a., 2022; Klipfel e.a., 2017).
Een ander belangrijk aspect in de consensus over de terminologie is de vermenging van de nomenclatuur van de psychiatrie met die van de juridische wereld (Geberth & Turco, 1997). Het beschrijven van klinische beelden en bijbehorende, soms gewelddadige, handelingen wordt vaak gedaan met behulp van juridische termen die vervolgens worden overgenomen in de psychiatrie. Zo wordt psychopathie vaak gebruikt in juridische contexten, terwijl dit in de psychiatrie tot voor kort geen duidelijk classificatiekader had. Binnen het kader van de psychiatrie is het echter van essentieel belang om in de formulering van classificaties vast te houden aan de psychologische betekenis, in plaats van gedragsmatige of zelfs juridische termen (Kernberg, 1989).
Psychopathie
Net zoals maligne narcisme werd psychopathie als concept geïntroduceerd in het AMPS-model van de DSM-5 als specificatie binnen de antisociale persoonlijkheidsstoornis (American Psychiatric Association, 2013). Psychopathie en maligne narcisme zijn overlappende multidimensionele constructen (Granatto & Ritzer, 1995). Psychopathie onderscheidt zich door de afwezigheid van empathie, terwijl bij de maligne narcist een beperkte vorm van empathie aanwezig is, in de vorm van moraliteitsbesef en authentieke gevoelens (Kocsis & Irwin, 1998; Scott & Freckelton, 2018; Stone, 1989). Bovendien kenmerkt psychopathie zich door ongeremd en onverantwoord gedrag zonder enige vorm van angst, waar bij maligne narcisme steeds een aspect van berekend gedrag te zien is.
Pathologisch narcisme
Het concept pathologisch narcisme wordt vaak gebruikt als een overkoepelend basisconcept dat verschillende destructieve pathologieën kan omvatten (Dutton e.a., 2013). Maligne narcisme wordt af en toe geplaatst onder deze koepel. Maladaptieve schema’s, beperkte zelfreflectie, verstoorde coping- en verdedigingsmechanismen, een gebrekkige theory of mind en gebrekkige tot afwezige empathie zijn typerende kenmerken (Aragno, 2014; Goldner-Vukov & Moore, 2010; Pies, 2011; Stone, 2018). Klinisch gaat pathologisch narcisme gepaard met verstoorde emotieregulatie en impulsief gedrag, en het gebrekkige vermogen tot zelfregulatie veroorzaakt aanzienlijk lijden in interpersoonlijke relaties (Scott & Freckelton, 2018; Stone, 2018; Virtanen, 2013). De ernst van pathologisch narcisme varieert, afhankelijk van de mate van agressie. Naarmate de agressie toeneemt, kan het continuüm van pathologisch narcisme verschuiven van een narcistische persoonlijkheidsstoornis naar maligne narcisme en uiteindelijk naar psychopathie (Geberth & Turco, 1997; Stone, 1989).
Dark Triad
Dark triad is een concept dat zich op vergelijkbaar terrein bevindt als maligne narcisme. Dark triad wordt gedefinieerd door de combinatie van narcisme, machiavellisme en psychopathie (Faucher e.a., 2022; Lenzenweger e.a., 2018). In dark triad wordt narcisme gekenmerkt door een opgeblazen gevoel van eigenwaarde en grootheidswaanzin, machiavellisme omvat manipulatie voor eigenbelang en psychopathie gaat gepaard met afwezige empathie en een gebrek aan schuldgevoel.
Wanneer we maligne narcisme vergelijken met dark triad, vinden we overeenkomsten met betrekking tot narcistische persoonlijkheidsstoornis en narcisme, evenals antisociale kenmerken en machiavellisme. De dark triad onderscheidt zich echter van maligne narcisme door de aanwezigheid van de psychopathiecomponent, die gepaard gaat met afwezige empathie, en een gebrek aan altruïstische motivatie (Lenzenweger e.a., 2018).
Functioneren met maligne narcisme
Op de rand van de samenleving, of er middenin
In de literatuur worden er twee uitersten in het functioneren van maligne narcisme beschreven (Kernberg, 2020). De meest zieke maligne narcisten zijn niet in staat sociale interacties aan te gaan of adequaat te functioneren binnen de conventionele maatschappij. Deze individuen hebben een verstoorde emotieregulatie die doet denken aan die van een borderline-persoonlijkheidsstoornis (Kernberg, 2020). Anderzijds bestaat er een groep van maligne narcisten die over uitzonderlijk adaptieve capaciteiten beschikt en floreert in sociale interacties en grote groepen (Klipfel e.a., 2017; Kogan, 2018). Een gemeenschappelijk kenmerk bij beide uitersten is dat zij niet in staat zijn intieme relaties aan te gaan die niet gebaseerd zijn op exploitatie van de ander, daar ze zich anders uiterst kwetsbaar zouden moeten opstellen (Kernberg, 2003, 2020). De meest adaptieve maligne narcist heeft een bijzondere flexibiliteit in relaties. Het doel in elke relatie is controle uitoefenen, en dit met een dwingend en vernederend karakter (Horwitz, 2000; Kernberg, 2020; Michiels & Vermote, 2006). Dit profiel strekt zich uit van ouderfiguren, partners en bedrijfsleiders tot dictators en van sekteleiders tot seriemoordenaars (Geberth & Turco, 1997; Goldner-Vukov & Moore, 2010; Kernberg, 2020; Stone, 1989; Virtanen, 2013).
Etiologisch gezien is er evidentie dat maligne narcisten als kind vaak voor hun vierde levensjaar wreed werden behandeld, inclusief vernedering en fysiek of seksueel misbruik (Goldner-Vukov & Moore, 2010; Virtanen, 2013). Deze mishandeling kwam vaak van een ouder of een vertrouwenspersoon. De afwijzing en verwerping vormen de belangrijkste drijfveer voor hun latere gewelddadige evolutie (Stone, 1989; Turco, 2001). Als reactie hierop ontwikkelden ze een overdreven positief, grandioos zelfbeeld en internaliseerden ze vijandigheid en zelfingenomen agressie als een manier om te reageren op het leed dat hen was aangedaan, en om hun gekwetste eigenwaarde te herstellen (Goldner-Vukov & Moore, 2010; Stone, 2018; Turco, 2001; Virtanen, 2013).
Verschillende profielen in onze maatschappij
Binnen een familiale context worden de grenzen van partners, kinderen en andere familieleden zonder terughoudendheid overschreden door de maligne narcist (Michiels & Vermote, 2006). Elke vorm van dwingend en destructief gedrag lijkt gerechtvaardigd. Manipulatie en hersenspoeling geven een gevoel van voldoening (Bellotti e.a., 2020). Zowel verbale als fysieke agressie, en zelfs seksueel misbruik, komen regelmatig voor. Als een partner, vooral een kind, opmerkelijke prestaties behaalt in bijvoorbeeld sport of academie, worden deze talenten uitgebuit voor eigen behoeftebevrediging door o.a. jaloezie of bewondering van anderen in de omgeving. Kinderen van maligne narcisten ontwikkelen vaak problemen met hechting, verlatingsangst en een diepgeworteld gevoel van leegte en gebrek aan autonomie (Goldner-Vukov & Moore, 2010).
Binnen politieke groeperingen worden de destructieve intenties die inherent zijn aan het profiel van de maligne narcist vaak verhuld en op subtiele wijze uitgevoerd. Een typerende techniek die onder meer Adolf Hitler toepaste, was het niet publiekelijk of schriftelijk erkennen van de onmenselijke bevelen die hij gegeven had, met afschuwelijke gevolgen achteraf. Hitler begreep dat het behouden van de bewondering van zijn volgelingen cruciaal was voor het handhaven van zijn machtspositie, en gedrag dat elders als crimineel zou worden beschouwd, werd binnen zijn regime gelegitimeerd en gerechtvaardigd (Glad, 2002; Kernberg, 2020).
Een vergelijkbare dynamiek wordt geïllustreerd door Anders Behring Breivik, de Noorse terrorist die 77 mensen doodde tijdens een aanval op een multiculturalismebijeenkomst. Zijn motivatie was geworteld in een zuiveringsideologie, vergelijkbaar met die van Hitler. Breivik creëerde paranoïde overtuigingen waarin hij zichzelf beschouwde als een held van Noorwegen, die het land zou heroveren. Zijn motivatie vertoonde een sterke ideologische component en werd niet louter toegeschreven aan psychotische verschijnselen. Breivik werd dan ook toerekeningsvatbaar bevonden (Glad, 2002; Virtanen, 2013).
Een typisch maligne narcist is seriemoordenaar Ted Bundy, die meer dan dertig jonge vrouwen op brute wijze vermoordde na hen seksueel te hebben misbruikt. Bundy maakte gebruik van totale overheersing en dwong onderdanigheid af bij zijn slachtoffers. Zijn misdaden omvatten sadistische fantasieën die seks en geweld combineerden, waarin hij zichzelf als dominante man en zijn slachtoffers als onderdanige vrouwen beschouwde. Ondanks de gruwelijke aard van zijn misdaden, wist Bundy met zijn charisma en eloquentie een aanhang van fervente vrouwelijke supporters te vergaren tijdens de rechtszaken die zijn gruwelijke daden uiteenzetten (Geberth & Turco, 1997; Stone, 1989; Tylim, 2001).
De maligne narcistische leider handhaaft zijn connectie met volgers door het begrip van emoties, zoals schuld en loyaliteit, te benutten. Hij profileert zich vaak als een ‘held’ die bereid is tegen de conventionele regels in te gaan en op deze manier de belofte maakt voor een betere toekomst. De potentiële dreiging die hij meedraagt, wordt deels gecamoufleerd (Post, 1993; Scott & Freckelton, 2018; Welsh & Lenzenweger, 2021). Het individu, en al zeker de groep, zal veelal deze dreiging niet volledig of te laat opmerken (Kogan, 2018).
Discussie
Het syndroom van maligne narcisme is geïntroduceerd door Kernberg in 1984 en wordt gedefinieerd door de combinatie van vier kenmerken: narcistische persoonlijkheidsstoornis, antisociale gedragspatronen, paranoïde oriëntatie en sadistische agressie (Alarcón & Sarabia, 2012; Kernberg, 1989; Virtanen, 2013). In 2013 werd maligne narcisme opgenomen in het AMPS-model van de DSM-5 als specificatie binnen de diagnose van narcistische persoonlijkheidsstoornis (American Psychiatric Association, 2013). Kenmerkend voor maligne narcisme is de capaciteit voor altruïstisch handelen, dat gericht is op het cultiveren van een gunstig imago, en beperkt aanwezige empathie in de vorm van moraliteitsbesef en authentieke gevoelens. Dit laat de differentiatie met overlappende constructen toe (Faucher e.a., 2022; Goldner-Vukov & Moore, 2010; Kernberg, 1989). Een charismatische façade houdt de destructieve en agressieve intenties verborgen (Post, 1993; Scott & Freckelton, 2018; Welsh & Lenzenweger, 2021).
De introductie van het dimensionele AMPS-model in de DSM-5 betekende ook de eerste beschrijving van maligne narcisme in een breed erkend diagnostisch naslagwerk (American Psychiatric Association, 2013). Hoewel de definitie daar in lijn is met de conceptualisatie, gebaseerd op de vier kenmerken, ontbreken er essentiële kenmerken, namelijk de paranoïde oriëntatie, sadistische agressie, capaciteit voor altruïstisch handelen en ervaren van authentieke gevoelens (Faucher e.a., 2022). Een analyse van de literatuur toont aan dat een eerste ontwerp van het AMPS-model door de Personality and Personality Disorders Work Group (P&PDWG) de narcistische persoonlijkheidsstoornis niet zou definiëren als een aparte persoonlijkheidsstoornis (Zachar e.a., 2016). De P&PDWG kwam terug op deze beslissing na een kritische opiniepaper door verschillende prominente theoretici op het gebied van persoonlijkheidsstoornissen, waaronder Kernberg (Shedler e.a., 2010). Botsende perspectieven belemmerden de verdere volledige uitwerking van het AMPS-model (Zachar e.a., 2016). Het concept van maligne narcisme werd hierdoor met een slechts beperkte omschrijving geïntroduceerd in de DSM-5, zonder de fundering die nodig is om invloed te kunnen hebben in diagnostische en therapeutische kaders.
Desondanks is er in het domein van diagnostisch onderzoek getracht om de conceptuele benadering van Kernberg en de definitie zoals beschreven in de DSM-5 te integreren. Een gerandomiseerde en gecontroleerde (RCT) studie uit 2021 heeft een diagnostisch onderzoeksprototype ontwikkeld voor maligne narcisme. Dit prototype is gebaseerd op de criteria van criterium B, zoals gedefinieerd in de Personality Inventory for DSM-5 (PID-5) (Faucher e.a., 2022). Het kenmerk ‘paranoïde oriëntatie’ wordt hierbij evenwel niet meegenomen. Bij mijn weten is dit prototype ook nog niet geïmplementeerd in grootschalig onderzoek.
Differentiaal diagnostisch kan het uitdagend zijn om een nauwkeurig klinisch beeld te schetsen, gezien het feit dat de betrouwbaarheid van de informatie die de patiënt geeft ter discussie staat (Kernberg, 1988, 2007). Maligne narcisten worden vaak initieel doorverwezen voor psychiatrische of psychotherapeutische behandeling vanwege comorbide aandoeningen. Het onderliggende maligne narcistische gedrag kan pas later in therapie aan het licht komen, als de patiënt niet vroegtijdig de behandeling beëindigt. Wanneer een externe partij, zoals een sociale dienst of justitiële inrichting, de verwijzing doet, kan dit voor de therapeut indicatief zijn voor het leed dat een ander individu is aangedaan door de patiënt (Goldner-Vukov & Moore, 2010).
Ondanks dat het concept maligne narcisme al enkele decennia geleden werd geïntroduceerd, blijven er nog verschillende onderzoeksgebieden niet geëxploreerd. De beschikbare literatuur bestaat voornamelijk uit opiniepapers, literatuurstudies en casestudies, terwijl er nood is aan kwalitatief hoogwaardig klinisch onderzoek. Er bestaan verschillende verklaringen voor dit gebrek aan onderzoek. Een eerste is dat een profiel van antisociale trekken of een antisociale persoonlijkheidsstoornis vaak als exclusiecriterium wordt gehanteerd voor opname of dagtherapie. Uit ervaring blijkt dat dit type persoonlijkheidsfunctioneren afdelingsontwrichtend kan werken met een desastreus effect op de medepatiënten (Michiels & Vermote, 2006). Dit betekent dat deze mensen weinig aanwezig zijn in de klinische praktijk en dus ook niet mee geïncludeerd worden in klinisch onderzoek. Een tweede verklaring is de passieve bewonderende houding die wordt aangenomen binnen de samenleving, inclusief de psychiatrie, ten aanzien van individuen die macht en succes uitstralen (Glad, 2002; Goldner-Vukov & Moore, 2010; Kernberg, 2020). Dit maakt het risico op maligne narcistisch leiderschap heel hoog, waarbij het menselijk lijden van kwetsbare individuen gemakkelijk over het hoofd kan worden gezien (Goldner-Vukov & Moore, 2010).
Het ontbreken van een duidelijke conceptuele afbakening en een erkende definitie heeft geleid tot de opkomst van een construct dat zich op vergelijkbaar terrein bevindt als maligne narcisme, namelijk dark triad (Faucher e.a., 2022; Lenzenweger e.a., 2018). Deze ontwikkeling illustreert de complexiteit van de terminologie binnen het spectrum en benadrukt de behoefte aan consistente terminologie. Hoewel de differentiatie tussen maligne narcisme en dark triad mogelijk blijft door het aspect van psychopathie, wordt deze afbakening vertroebeld door de evolutie van het concept dark triad naar ‘dark tetrad’. In de dark tetrad wordt een vierde kenmerk, namelijk sadisme, toegevoegd aan de definitie (Bonfá-Araujo e.a., 2022). Dit sadisme, dat zo kenmerkend is voor maligne narcisme, maakt de differentiatie opnieuw complex. De vraag of deze parallelle concepten in de toekomst een meerwaarde zullen bieden of juist meer verwarring zullen veroorzaken in het al complexe terminologische landschap, moet nog beantwoord worden. Het kan waardevol zijn om onderzoek te doen naar de verbanden tussen maligne narcisme en dark triad (Lenzenweger e.a., 2018).
De combinatie van de vier kenmerken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis, antisociale gedragspatronen, paranoïde oriëntatie en sadistische agressie, in combinatie met een charismatische presentatie, tot stand gebracht door altruïstische motivatie, een ontwikkeld moreel besef en authentieke gevoelens, verklaart waarom maligne narcisme wordt beschouwd als een van de gevaarlijkste vormen van persoonlijkheidsfunctioneren (Kernberg, 1988, 1989). Dit brengt de pathologie ook op de grens van wat behandelbaar is. De prognose is niet gunstig en gegevens over succesvolle behandeling van maligne narcisme zijn schaars (Michiels & Vermote, 2006; Srivastava & Opler, 2020). De capaciteit voor altruïsme en moraliteitsbesef kan een aangrijpingspunt zijn voor therapie (Michiels & Vermote, 2006). Door het aanspreken van de loyaliteit kan gepoogd worden een therapeutische relatie op te bouwen (Lenzenweger e.a., 2018; Michiels & Vermote, 2006). Bij deze patiëntenpopulatie kan het noodzakelijk zijn om de focus van de behandeling te verleggen. Om naast symptoomverlichting of herstel van de patiënt te werken aan onder andere therapeutische afspraken nakomen, het verminderen van antisociaal gedrag en dwingende controle of het oplossen van familiale conflicten (Srivastava & Opler, 2020). De therapeut dient aandachtig te zijn voor onderkende tegenoverdracht, wat in de weg komt te staan van een empathische houding naar de patiënt. Een bewuste en aanhoudende empathische houding kan desastreuze gevolgen, zoals een reactieve suïcide van de patiënt, voorkomen (Srivastava & Opler, 2020). Transference-focused psychotherapy (TFP), een psychodynamische behandeling met als doelstelling de ontwikkeling van een gezonder persoonlijkheidsfunctioneren met maximale zelfreflectie, kan aangewezen zijn als er hiervoor een duidelijke structuur en kader kan worden vastgesteld en gehandhaafd in het verloop van de behandeling (Diamond & Hersh, 2020; Kernberg, 2014). De klinische ervaring leert dat het enige tijd vraagt in behandeling om voorbij de rigide defensieve structuur, en geassocieerde angst, te komen (Diamond & Hersh, 2020; Kernberg, 2014; Lenzenweger e.a., 2018).
Conclusie
In 1984 introduceerde Kernberg het syndroom van maligne narcisme, dat de eigenschappen van een narcistische persoonlijkheidsstoornis omvat, aangevuld met antisociale gedragspatronen, een sterke paranoïde oriëntatie en destructieve sadistische agressie. Daarnaast heeft de maligne narcist de capaciteit voor altruïstisch handelen, gericht op het cultiveren van een gunstig imago, en is empathie in beperkte mate aanwezig in de vorm van moraliteitsbesef en authentieke gevoelens (Kernberg, 1989; Kernberg, 1984). Het concept van maligne narcisme werd opgepikt door het AMPS-model in de DSM-5 en als specificatie toegevoegd aan de diagnose van narcistische persoonlijkheidsstoornis (Shedler e.a., 2010). Maligne narcisten kunnen zich in de samenleving voordoen als ogenschijnlijk respectabele vaders en moeders, leidinggevende posities bekleden in bedrijven, sekten of politiek georiënteerde groeperingen, en in uitzonderlijke gevallen zelfs vermomd gaan als seriemoordenaars (Bellotti e.a., 2020; Glad, 2002; Goldner-Vukov & Moore, 2010; Kernberg, 1989, 2020). Het vermogen van de maligne narcist tot moraliteitsbesef, altruïsme en authentieke gevoelens maakt differentiatie mogelijk met overlappende concepten en diagnoses (Faucher e.a., 2022; Goldner-Vukov & Moore, 2010). Een duidelijke en erkende definitie van maligne narcisme kan een aanzienlijke waarde hebben in de behandeling en benadering van dit complexe fenomeen. Door dit inzicht kan de destructieve impact die een maligne narcist heeft op zijn omgeving volledig gevat worden. Zijn pathologisch streven naar macht en controle met partner- en kindermishandeling, manipulatie van naasten, uitbuiting van individuen en groepen, en zelfs moord als onderdeel hiervan, kan hierdoor nauwkeurig worden herkend. Om dit te bereiken, is het essentieel om de lacunes in de studie naar maligne narcisme aan te pakken en verder te verkennen door middel van hoogwaardig kwalitatief onderzoek dat gericht is op de ontwikkeling van geschikte diagnostische instrumenten en de identificatie van effectieve therapeutische benaderingen.
Noot
1 Deze literatuurstudie richt zich op het concept van maligne narcisme volgens Kernberg, waarbij we het theoretische perspectief van Erich Fromm op maligne narcisme buiten beschouwing laten. Fromm gebruikte de term ‘kwaadaardig narcisme’ om een pathologische variant van narcisme te beschrijven in contrast met wat hij ‘goedaardig narcisme’ noemde, doch zonder dit op een klinische manier te definiëren (Fromm, 1964).
Literatuur
Alarcón, R., & Sarabia, S. (2012). Debates on the narcissism conundrum: trait, domain, dimension, type, or disorder? J Nerv Ment Dis, 200, 16-25.
Alexander, M., Gore, J., & Estep, C. (2021). How need for power explains why narcissists are antisocial. Psychol Rep, 124, 1335-1352.
Aloosh, M., & Behzadi, A. (2016). Depression or personality disorder: Autopsy of a mass-homicide. Aust N Z J Psychiatry, 50, 926-926.
American Psychiatric Association. (1980). Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders III (DSM-III). American Psychiatric Publications.
American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders 5 (DSM-5). American Psychiatric Publications.
Aragno, A. (2014). The roots of evil: A psychoanalytic inquiry. Psychoanal Rev, 101, 249-288.
Bellotti, J., Granatto, S., & Corti, G. (2020). Malignant narcissism: From “once upon a time” stories to stark family realities. EurPsychiatry, 63, S461.
Bonfá-Araujo, B., Lima-Costa, A.R., Hauck-Filho, N., e.a. (2022). Considering sadism in the shadow of the dark triad traits: A meta-analytic review of the dark tetrad. Pers Individ Differe, 197, 111767.
Day, N., Townsend, M., & Grenyer, B. (2022). Pathological narcissism: An analysis of interpersonal dysfunction within intimate relationships. Pers Ment Health, 16, 204-216.
Diamond, D., & Hersh, R.G. (2020). Transference-focused psychotherapy for narcissistic personality disorder: An object relations approach. J Pers Disord, 34(Supplement), 159-176.
Dutton, D., White, K., & Fogarty, D. (2013). Paranoid thinking in mass shooters. Aggress Violent Beh, 18, 548-553.
Faucher, J., Savard, C., Vachon, D., e.a. (2022). A scoring procedure for malignant narcissism based on personality inventory for DSM-5 facets. J Pers Assess, 104, 723-735.
Fromm, E. (1964). The heart of man: Its genius for good and evil. American Mental Health Foundation.
Geberth, V., & Turco, R. (1997). Antisocial Personality disorder, sexual sadism, malignant narcissism, and serial murder. J Forensic Sci, 42, 49-60.
Glad, B. (2002). Why tyrants go too far: Malignant narcissism and absolute power. Polit Psychol, 23, 1-37.
Goldner-Vukov, M., & Moore, L. (2010). Malignant narcissism: From fairy tales to harsh reality. Psychiatr Danub, 22, 392-405.
Granatto, S., & Ritzer, D. (1995). The dark side of normal: A psychopathy-linked pattern called aberrant self-promotion. Eur J Personality, 9, 147-183.
Hepper, E., Ellett, L., Kerley, D., e.a. (2022). Are they out to get me? Individual differences in nonclinical paranoia as a function of narcissism and defensive self‐protection. J Pers, 90, 727-747.
Horwitz, L. (2000). Narcissistic leadership in psychotherapy groups. Int J Group Psychother, 50, 219-235.
Karterud, S., Øien, M., & Pedersen, G. (2011). Validity aspects of the Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, Fourth Edition, narcissistic personality disorder construct. Compr Psychiatry, 52, 517-526.
Kernberg, O. (1988). Clinical dimensions of masochism. J Am Psychoanal Assoc, 36, 1005-1029.
Kernberg, O. (1989). The narcissistic personality disorder and the differential diagnosis of antisocial behavior. Psychiatr Clin North Am, 12, 553-570.
Kernberg, O. (2003). Sanctioned social violence: A psychoanalytic view: Part I. Int J Psychoanal, 84, 683-698.
Kernberg, O. (2007). The almost untreatable narcissistic patient. J Am Psychoanal Assoc, 55, 503-539.
Kernberg, O. (2020). Malignant narcissism and large group regression. The Psychoanal Q, 89, 124.
Kernberg, O.F. (1984). Severe personality disorders: Psychotherapeutic strategies. Yale University Press.
Kernberg, O.F. (2014). An overview of the treatment of severe narcissistic pathology. Int J Psychoanal, 95, 865-888.
Klipfel, K., Garofalo, C., & Kosson, D. (2017). Clarifying associations between psychopathy facets and personality disorders among offenders. J Crim Justice, 53, 83-91.
Kocsis, R., & Irwin, H. (1998). The psychological profile of serial offenders and a redefinition of the misnomer of serial crime. Psychiatr Psychol Law, 5, 197-213.
Kogan, I. (2018). Master of the universe: Scorsese’s “The Wolf of Wall Street” through a psychoanalytic lens. Am J Psychoanal, 78, 267-286.
Lenzenweger, M., Clarkin, J., Caligor, E., e.a. (2018). Malignant narcissism in relation to clinical change in borderline personality disorder: An exploratory study. Psychopathology, 51, 318-325.
Maltsberger, J. (1997). Ecstatic suicide. Arch Suicide Res, 3, 283-301.
Michiels, K., & Vermote, R. (2006). Analytic inpatient treatment of malignant narcissism. A case study. Tijdschr Psychiatr, 48, 59-64.
Miller, J., Widiger, T., & Campbell, W. (2010). Narcissistic personality disorder and the DSM-V. J Abnorm Psychol, 119, 640-649.
Pies, R. (2011). How to eliminate narcissism overnight: DSM-V and the death of narcissistic personality disorder. Innov Clin Neurosci, 8, 23-27.
Post, J. (1993). Current concepts of the narcissistic personality: Implications for political psychology. Polit Psychol, 14, 99-121.
Richards, B. (2018). Exploring malignancies: Narcissism and paranoia today. J Psychoanal Cult Soc, 23, 15-27.
Russ, E., Shedler, J., Bradley, R., & Westen, D. (2008). Refining the construct of narcissistic personality disorder: Diagnostic criteria and subtypes. Am J Psychiatry, 165, 1473-1481.
Scott, R., & Freckelton, I. (2018). Narcissistic rage and the murder of Allison Baden-Clay. Psychiatr Psychol Law, 25, 131-151.
Shedler, J., Beck, A., Fonagy, P., e.a. (2010). Personality disorders in DSM-5. Am J Psychiatr, 167, 1026-1028.
Simonet, D., Tett, R., Foster, J., e.a. (2018). Dark-side personality trait interactions: Amplifying negative predictions of leadership performance. J Leadersh Organ Stud, 25, 233-250.
Srivastava, A., & Opler, D. (2020). Malignant narcissism in Tsugumi Ohba’s death note: Should we empathize with the criminally un-empathic? Acad Psychiatr, 44, 358-361.
Stone, M. (1989). Murder. Psychiatr Clin North Am, 12, 643-651.
Stone, M. (2018). The place of psychopathy along the spectrum of negative personality types. Contemp Psychoanal, 54, 161-182.
Turco, R. (2001). Child Serial murder-psychodynamics: Closely watched shadows. J Am Acad Psychoanal, 29, 331-338.
Turnbull, D. (2023). Systematic-narrative hybrid literature review: A strategy for integrating a concise methodology into a manuscript. Soc Sci, 7, 100381.
Tylim, I. (2001). American Psycho: Malignant narcissism on the screen. Psychoanal Psychol, 18, 737-742.
Vermote, R. (2005). Otto Kernberg: Op de brug tussen psychiatrie en psychoanalyse. Tijdschr Psychiatr, 47, 847-851.
Virtanen, H. (2013). The king of Norway: Negative individuation, the hero myth and psychopathic narcissism in extreme violence and the life of Anders Behring Breivik: Negative individuation, the hero myth and psychopathic narcissism. J Anal Psychol, 58, 657-676.
Wang, B., Fiaz, M., Hayat Mughal, Y., e.a. (2022). Gazing the dusty mirror: Joint effect of narcissism and sadism on workplace incivility via indirect effect of paranoia, antagonism, and emotional intelligence. Front Psychol, 13, 944174.
Warren, J., & South, S. (2009). A symptom level examination of the relationship between cluster B personality disorders and patterns of criminality and violence in women. Int J Law Psychiatry, 32, 10-17.
Welsh, E.-C., & Lenzenweger, M.F. (2021). Psychopathy, charisma, and success: A moderation modeling approach to successful psychopathy. J Res Pers, 95, 104146.
Zachar, P., Krueger, R.F., & Kendler, K.S. (2016). Personality disorder in DSM-5: An oral history. Psychol Med, 46, 1-10.
Abstract
Conceptualization of malignant narcissism according to Kernberg: a systematic,
narrative review study
The concept of malignant narcissism was introduced by Kernberg in 1984 as a combination of narcissistic personality disorder, antisocial behavior, paranoid orientation, and sadistic aggression. It was included in the DSM-5 as a specification of narcissistic personality disorder diagnosis. To provide an overview of malignant narcissism from Kernberg to the present, its functioning in practice and its relationship to related diagnoses and concepts. Systematic literature search in databases PubMed, Embase, Web of Science and APA PsycARTICLES according to various search strings. Inclusion of 44 articles from 3490 unique results. Within the concept of malignant narcissism, the limited capacity for altruism, empathy and sense of morality are differentiating elements from other concepts on the spectrum of destructive personality functioning. Malignant narcissism was introduced in the DSM-5 in 2013 but lacks the foundation to be influential today in diagnostic and therapeutic frameworks. The lack of clear demarcation of terminology between narcissistic and antisocial personality disorder resulted in the development of concepts that overlap with malignant narcissism. High-quality research into a diagnostic tool and evaluation of therapeutic treatment options should be the focus of future research.
Dr. Céline Vermeir is psychiater en psychotherapeut, werkzaam in PC Sint-Jan Eeklo.
celinevermeir@gmail.com
Prof. dr. Benedicte Lowyck is psycholoog en psychotherapeut bij UPC KU Leuven.
Dr. Tim Bastiaens is psycholoog en psychotherapeut, werkzaam bij UPC KU Leuven.
Prof. dr. Zeno Van Duppen werkt als psychiater en psychotherapeut bij UPC KU Leuven.
Johan Detraux is onderzoekspsycholoog, en werkt bij UPC KU Leuven.