Marie-José van Hoof
Perspectief nemen veronderstelt een beweging van het zelf naar de ander. Het kan echter ook gepaard gaan met niet-mentaliserende posities waarbij men de ander tot een bepaalde actie wil bewegen (teleologische modus), het eigen perspectief als de enige waarheid beschouwt (psychische-equivalentiemodus), dan wel doet alsof hoe men zich presenteert overeenkomt met een realistisch perspectief waar dat niet het geval is (pretend/doen-alsof-modus) (Muller & Ten Kate, 2023). In al deze gevallen wordt de ander geacht zich aan te passen aan het gepresenteerde perspectief van het zelf en is er dus sprake van een verwachte omgekeerde beweging van de ander aan het zelf. Het zelf hanteert dan een egocentrisch perspectief met weglating van andere perspectieven en narratieven.
Mensen wisselen in de mate waarin zij mentaliseren, oftewel de mate waarin zij verschillende perspectieven, ook die van de ander, in kunnen nemen. Dit kan wisselen in een gesprek en context, maar ook meer in zijn algemeenheid gelden, als maat van persoonlijk functioneren van het zelf in relatie tot de ander.
Recent zien we veel ontwikkelingen in de wereld waarin het egocentrisch perspectief overheerst in allerlei grotere en kleinere parallelprocessen van het wereldtoneel. Hier is geen sprake van mentaliseren en worden zaken bewerkstelligd die het grotere geheel geen goed doen. Hebben we te maken met een wereldwijde crisis van de ontwikkeling van een gezond zelf en daarmee een gezonde, veilige relatievorming? Het lijkt er sterk op en baart zorgen voor de toekomst. Het is dan ook van belang te onderzoeken hoe de collectieve ontwikkeling van een gezond zelf mogelijk kan worden gemaakt. Daarvoor is het nodig theorieën over de ontwikkeling van het zelf en de persoonlijkheid onder de loep te nemen.
Zelfbeeld en de ontwikkeling van de persoonlijkheid hangen nauw samen (Stöfsel & De la Rie, 2024). Waar het zelfbeeld van jongs af aan gespiegeld wordt door met name ouders, maar ook andere naasten, leerkrachten en peers, wortelt het zich stevig in zijn omgeving, dan wel ontstaat een broze verbinding tussen het zelf en de ander met alle negatieve gevolgen van dien. De mate van veilige gehechtheid van ouders en naasten, en daarmee de nauwkeurigheid waarmee het zelf gespiegeld wordt, is dus van cruciaal belang om zichzelf en de wereld te leren begrijpen en te leren kennen als betrouwbaar en voorspelbaar (Van IJzendoorn & Bakermans-Kranenburg, 2010; Muller & Midgley, 2015). Gehechtheid wordt zo van generatie op generatie voorgeleefd en ‘overgedragen’. Gegeven deze transgenerationele overdracht van gehechtheid is het tegelijkertijd fascinerend en precair hoe een gezond zelfbeeld ontstaat en bevorderd kan worden. En waar het fout gaat als die ontwikkeling uit de pas loopt en het zelf de ander figuurlijk en soms letterlijk naar de keel grijpt. Is er dan nog soelaas te verwachten van psychotherapie en vormen van reparenting?
Dit vierde nummer van het Tijdschrift verbindt de bijdragen door het beeld dat wij mensen van onszelf en elkaar hebben tegen het licht te houden op verschillende manieren. Of dit in het licht van wereldwijde ontwikkelingen toeval is, laat ik graag over aan de beoordeling van de lezer.
In het eerste artikel beschrijven Céline Vermeir, Benedicte Lowyck, Tim Bastiaens, Zeno Van Duppen en Johan Detraux een systematische narratieve literatuurstudie naar de conceptualisatie van maligne narcisme na Kernberg. Hierin leggen zij op begrijpelijke wijze uit hoe het concept maligne narcisme zich ontwikkeld heeft en hoe dit gerelateerd kan worden aan psychopathologie en vormen van geweld, zoals dwingende controle. De auteurs stellen dat de beperkte capaciteit voor altruïsme, empathie en moraliteitsbesef specifiek zijn voor maligne narcisme, ten opzichte van andere concepten op het spectrum van destructief persoonlijkheidsfunctioneren. Een diagnostisch instrument en onderzoek naar meer behandelmogelijkheden zouden gewenst zijn om dit verwrongen zelfbeeld te helpen bijsturen ten behoeve van het individu en zijn omgeving.
In het tweede artikel gaan Kim Rambelje, Paul van der Heijden en Jos Egger in op persoonlijkheidsdiagnostiek met de in Nederland relatief onbekende Shedler-Westen Assessment Procedure, de SWAP-200, ter verrijking van het diagnostisch arsenaal. De auteurs bepleiten het belang van het gebruik van meerdere methoden, conceptuele modellen en informanten om inzicht te verkrijgen in de persoonlijkheid en het zelf van de cliënt.
Vervolgens is er de column van Danielle Oprel. Zij schetst op humoristische wijze de invloed van artificial intelligence, AI, op het functioneren van het zelf met alle mitsen en maren die daaraan kleven. Een klein experiment. Probeer uzelf eens uit in relatie tot AI, zoals de columniste suggereert en ontdek of u nog steeds uzelf bent of door AI evolueert naar een AI-geïnformeerde versie van uzelf. Mogelijk kunnen we dan ervaringen van de lezers in een volgend themanummer over ‘AI en psychotherapie’ bundelen en daar wat AI-gestuurd onderzoek op loslaten, zodat we een mooie Plan-Do-Check-Act-cyclus genereren om de invloed van AI op het zelf kwalitatief te bepalen. Doet u mee? Reacties naar tijdschrift@psychotherapie.nl.
Om het mentaliseren te bevorderen, wederom een oefening voor het zelf van de lezer die er zijn voordeel mee kan doen in het al dan niet toepassen van psychotherapie. Dit keer zijn er een viertal Forumbijdragen naar aanleiding van de Forumdiscussie tussen Cuijpers en Van der Does in het tweede nummer van dit jaar van het Tijdschrift. Nu wordt, net als toen, de uitwisseling ingeluid door onze redactieleden Frank van der Horst en Sjoerd Colijn. De eerste bijdrage is een dupliek van Willem van der Does op de discussie in het tweede nummer. Daarna komen reacties van Anton Hafkenscheid, Flip Jan van Oenen en Joost Hutsebaut en Dineke Feenstra. De Forumdiscussie Cuijpers versus Van der Does twee nummers geleden spitste zich toe op de vraag naar de grootte van het effect van psychotherapie enerzijds en hoe verbetering en herstel het beste bewerkstelligd kunnen worden anderzijds. Van de drie hierboven genoemde commentatoren stelt Hafkenscheid dat de vraag welke procesfactoren, patiëntkenmerken en therapeutvariabelen bepalen of en wanneer psychotherapeutische technieken en methodieken effectief en duurzaam zijn, centraal zouden moeten staan in toekomstig onderzoek. Van Oenen gelooft niet dat nieuwe behandelmodellen of reorganisatie de behandelresultaten zullen verbeteren en pleit voor het verdragen van psychisch lijden en het in het vooruitzicht stellen van minder kans op verbetering door psychotherapie. Hutsebaut en Feenstra bepleiten dat verbetering van de behandeleffecten onderzoek van contextuele factoren vergt en de vraag welke context van expertise nodig is om deze specifieke cliënten te behandelen. De twee aanstichters van deze belangrijke en interessante discussie, Van der Does en Cuijpers, sluiten deze discussie af.
De Forumbijdragen worden afgesloten door Kees Hordijk met het essay Beeldend gesproken, over een galerie en kunstuitleen in Amsterdam die werk van kunstenaars met een psychische kwetsbaarheid promoot. Kenmerkend voor dit werk is het eigene van de kunstenaar. Je zou ook kunnen zeggen dat het zelf van de kunstenaar, los van de invloed van de omgeving, door psychische kwetsbaarheid meer op de voorgrond komt te staan en de ander raakt. Juist door de verminderde vrijheid van handelen bij psychische klachten wordt de kunst een authentieke beeldtaal die overtuigt. Non-verbaal kan een al dan niet mentaliserend perspectief immers doeltreffend creatief door het zelf op de ander worden overgebracht.
De congresverslagen zijn dit keer geschreven door Veronique Huijbregts en Frank van der Horst. Huijbregts schrijft over haar bezoek aan het uitverkochte negende symposium van Stichting Psychiatrie en Film, getiteld ‘Angst voor vrijheid’. Aan de hand van filmfragmenten werd antwoord gegeven op vragen als: wat maakt mensen onvrij en bang voor vrijheid? En welke gedaanten kan die angst aannemen? De recensent benoemt als rode draad van het symposium het desastreuze gevolg van zelfvervreemding in de vorm van zelfobjectivering, desubjectivering, eendimensionaliteit, en gevangen-zijn in traumatische gevoelens en daarmee onvrijheid. Jammer dit symposium gemist te hebben, maar het verslag ervan maakt alsnog nieuwsgierig de bijbehorende filmfragmenten zelf te gaan zien.
Van der Horst maakt ons deelgenoot van de masterclass ‘Zorg & veiligheid verbinden om geweld te voorkomen’ waaraan hij deelnam. De sprekers belichtten het onderwerp dwingende controle en femicide vanuit het perspectief van het slachtoffer, een advocaat, criminoloog en overkoepelend juridisch, bestuurlijk, en financieel perspectief met oproep aan de politiek. Dwingende controle beoogt het zelf van de ander te minimaliseren om het bestuurbaar te houden vanuit een egocentrisch perspectief bij gebrek aan een stevig zelf. De boodschap van de masterclass was dat het belangrijk is dat kennis over femicide wordt gedeeld, zodat signalen van dwingende controle eerder worden herkend. Daarnaast is informatiedeling tussen instanties om een compleet beeld te verkrijgen van de situatie van cruciaal belang om escalerende situaties te voorkomen. Wil je in kort bestek een overzicht krijgen van do’s and don’ts en rode vlaggen bij dwingende controle, dan is dit verslag van harte aanbevolen.
Tot slot zijn er drie signalementen die de moeite waard zijn te lezen. Maud Schaepkens trapt af met een signalement van het boek Vaarwel spullen, minder bezit, meer geluk: het nieuwe Japanse minimalisme van Fumio Sasaki uit 2017. Hoe kan je je betere zelf zijn zonder al te veel spullen? Dankbaar voor wat is, je gelukkig voelen zonder jezelf te vergelijken met anderen aan de hand van hetgeen je bezit? Als tweede volgt Angela van Driel met een signalement van het boek De herinnerde soldaat van Anjet Daanje. Wie ben je als je jezelf en je verleden niet herinnert? Hoe kan je de invulling ervan door een ander vertrouwen? In dit boek wordt het zelf van de hoofdpersoon langzaam geëxpliciteerd. Het onderstreept de uniciteit en onkenbaarheid van het zelf van de ander – en soms het zelf van onszelf.
Gert-Jan Lind sluit af met een signalement van het boek Vreemden voor onszelf van Rachel Aviv. Hierin gaan de schrijfster en de hoofdpersonen van de casusbeschrijvingen op zoek naar wie ze zelf zijn in al hun complexiteit. Door de beschrijvingen wordt duidelijk hoe een theorie, systeem of bepaald ander perspectief mensen gevangen kan houden in een narratief dat hen niet helpt tot zichzelf te komen.
Al deze bijdragen gelezen hebbend is mij eens te meer duidelijk geworden wat een prachtig vak wij hebben en welke schone taak nog op ons wacht om het zelf van onszelf en de ander authentiek ‘op het doek’ te krijgen.
literatuur
IJzendoorn, M.H. van, & Bakermans-Kranenburg, M.J. (2010). Gehechtheid en trauma. Diagnostiek en behandeling voor de professional. Hogrefe Uitgevers.
Muller, N. & Kate, C. ten (2023). Lichaamsgerichte MBT bij getraumatiseerde kinderen en adolescenten. Tijdschr Psychother, 49, 266-281.
Muller, N., & Midgley, N. (2015) Approaches to assessment in time-limited Mentalization Based Therapy for Children (MBT-C). Front Psychol 6, 1063.
Stöfsel, M., & Rie, S. de la (2024). Trauma en disfunctioneel zelfbeeld. Begrijpen en behandelen. Bohn Stafleu Van Loghum.
Marie-José van Hoof studeerde geneeskunde en orthopedagogiek en is (kinder- en jeugd) psychiater/psychotraumatherapeut en directeur-bestuurder van een eigen ggz-instelling met speciale aandacht voor onverwerkt trauma en verlies. Zij is gepromoveerd op gehechtheid en psychopathologie in het adolescente brein. Zij is redacteur van dit tijdschrift.
HoofM@imindu.nl