Sjoerd Colijn
Het Centrum Late Effecten Vroegkinderlijke Traumatisering (Celevt) timmert in mijn digitale werkomgeving aardig aan de weg: op allerlei manieren bereiken mij berichten over hun activiteiten en bijeenkomsten. Daarnaast zijn de gevolgen van vroegkinderlijk trauma, en de behandeling daarvan, al een paar jaar trending topic in de psychotherapiewereld. Nu congressen weer live door kunnen gaan, lag het voor de hand om een Celevt-congres bij te wonen. En zo geschiedde op een mooie herfstige woensdag; zo’n 185 deelnemers verzamelden zich voor een studiedag over vroeg trauma en neurobiologie.
Dagvoorzitter Renate Geuzinge, gz-psycholoog, psychotherapeut en oprichter van het Instituut voor Interpersoonlijke Neurobiologie, stond in haar inleidende lezing voor de taak om recente ontwikkelingen in dit veld te overzien. Zij kondigde direct aan dat het beeld van lineaire ontwikkelingslijnen, bijvoorbeeld die van nurture of nature, volledig vervangen is door dat van complexe systemen; veel variabelen die tegelijkertijd en in interactie met elkaar een rol spelen in ontwikkeling, en ook in therapeutische verandering. Zij besprak in kort tijdsbestek veel bevindingen, waarvan ik er een paar noteer: bij niet-beschadigde mensen vindt er bij arousal integratie tussen hersendelen plaats, na chronische traumatisering is dat veel beperkter mogelijk; en het belang van neuroplasticiteit (vermogen van de zenuwen en hersenen om zich aan te passen): dit maakt mogelijk dat in de psychologische ontwikkeling ‘beschadigde’ hersenen zich op latere leeftijd nog kunnen herstellen. Er is steeds meer bekend over de belangrijke rol van neurotrofines in het aanmaken van hersenweefsel. Er zijn veel nieuwe bevindingen die duidelijk maken dat de nervus vagus (de centrale zenuwbaan van het parasympatische, op herstel gerichte, deel van het autonome zenuwstelsel, belangrijk voor rust en herstel na fysieke en psychische arousal), therapeutisch gesteund kan worden door het reguleren van de ademhaling, door neuriën, door meditatie. Op allerlei manieren kan herstel bevorderd worden: slaap en beweging bevorderen aanmaak van neurotrofines. Apps op een smartphone kunnen daarbij helpen met bio- en neurofeedback. Supplementen als omega 3 hebben positieve invloed, evenals probiotica en prebiotica. Zulke diverse input als: een koude douche, nieuwe informatie en pedagogische aanmoediging bevorderen ontwikkeling en herstel. In vogelvlucht komt ook de ‘darm-breinas’ aan de orde, fysiek verbonden door de nervus vagus. En kort de toenemend populaire polyvagaaltheorie: twee takken van de nervus vagus, de evolutionair oudere dorsale tak en de jongere ventrale tak. Het was veel verschillende informatie in korte tijd. In haar overzicht probeerde Geuzinge telkens vooruit te wijzen door dwarsverbanden te leggen met de latere lezingen in het programma.
Als tweede spreker werkte Greet Vanaerschot, hoogleraar aan de Universiteit van Antwerpen en hoofd van de psychotherapieopleiding aldaar, de neuroaffectieve theorie van Panksepp uit. Emoties zijn een tijd lang beschouwd als van secundair belang, maar dat is nu aan het verschuiven: basale emoties, needs, geven informatie over waar het organisme behoefte aan heeft en zijn tegelijkertijd een onmiddellijke actietendens, het is op die manier een ‘organismisch waarderingssyteem’ betreffende wat goed en slecht is voor het organisme. Vanuit zijn kennis van neurofysiologische en neurobiologische systemen werkte Panksepp de emotionele gelaagdheid van het brein uit in drie lagen. Het tertiair-proces emotionele systeem omvat cognities en affectieve betekenis; het secundaire: de conditionering en automatisering van emoties; het primaire: de aangeboren affecten, met zeven primair-proces emotionele subsystemen (seeking, lust, fear, panic/grief, rage, play, care). Dit complexe systeem van emotieverwerking in het brein werkte Vanaerschot uit met veel verhelderende voorbeelden. Psychotherapie, en in het bijzonder de persoonsgericht-experiëntiële, richt zich volgens Vanaerschot vooral op wijziging van het secundair-proces emotioneel systeem, maar beïnvloedt ook andere niveaus: ontdekken en woorden geven aan emoties en zaken die hier-en-nu-emoties oproepen, zowel lijfelijk, bijvoorbeeld in relaties. In de stap vanuit de theorie naar behandeling besprak Vanaerschot de waarde van het neurobiologische begrip ‘predicties’, voorspellingen die het organisme op grond van zijn ervaringen opbouwt. Slecht werkende predicties die ooit de beste oplossing waren voor een conflict tussen verschillende needs, maar in het heden disfunctioneel zijn, worden in therapie bewerkt. Aansluitend bij Panksepp behandelde Vanaerschot spel, humor, seeking voor het bevorderen van verandering, en het belang van affectief leren. Veel aspecten kwamen terug in een casus waarin ze liet zien hoe het model van Panksepp haar reflecties als therapeut stuurt.
De laatste spreker van de ochtend was Suzette Boon, vrijgevestigd klinisch psycholoog en psychotherapeut, met een enorme staat van dienst in het behandelen van patiënten met Dissociatieve IdentiteitsStoornis (dis). Ze begon met de onzin te bespreken die volgens haar het startpunt is van sommige nieuwe behandelvormen voor dis. Allereerst de kritische vragen in Nederland over de diagnose dis. Is deze stoornis niet een constructie van therapeuten? Gaat het bij amnesie tussen delen niet gewoon om borderlinemodi? Volgens Boon gaat het onderzoek waar de critici zich op baseren over patiënten die al ver in behandeling zijn en is dus niet generaliseerbaar naar nog onbehandelde patiënten. De behandeling die Boon voorstaat is standaard gefaseerd; nu wordt er getwijfeld aan de noodzaak van een stabilisatiefase. Boon stelt dat het onzin is dat wetenschappelijk onderzoek bewijst dat stabilisatie niet werkt: in dat onderzoek ontbreekt een controlegroep. Zij citeert ander onderzoek dat positief is over stabilisatie. Anderzijds propageren critici als Huntjens en Van Minnen behandelvormen die nog slechts schaars onderzocht zijn bij vaak onvergelijkbare patiënten.
In haar publicaties staat Boon al jaren voor een andere therapie, met een ander opbouw: een goede casusconceptualisatie, veel breder dan symptomen, gevolgd door een stabilisatiefase (kan korter bij specifieke patiëntengroepen). Het merendeel van de dis-patiënten heeft gedesorganiseerd gehechte, gedissocieerde traumadelen, en deze moeten in het hier-en-nu met elkaar in contact komen. Bij verschillende delen zijn daarvoor verschillende technieken nodig. In deze eerste fase wordt geleidelijk contact opgebouwd, uitleg gegeven en contact tussen delen gelegd. Vervolgens wordt overgegaan naar traumaverwerking. Teruggrijpend op de kritiek die zij aan het begin van haar lezing behandelde, hoopt Boon op een ontwikkeling naar minder rigide denken, waarin er weer ruimte is om onderscheid te maken tussen dissociatie en de modus in het schematherapeutisch denken.
De ochtend werd afgesloten door een performance van Peter Rombouts, veranderkundig organisatieadviseur, die in een bewegingsperformance een persoonlijke vertaling van de ‘woordenstroom’ van de ochtendlezingen gaf en daarmee verbinding probeerde te brengen. Sommige toeschouwers hadden hier meer verbinding mee dan andere.
De middag was geheel gewijd aan vaktherapie bij patiënten met vroegkinderlijke traumatisering. Al eerder was aangekondigd dat het laatste onderdeel (luisteren naar de Goldberg-variaties van Bach met een toelichting hoe belangrijke levensgebeurtenissen hierin uitgedrukt worden) wegens ziekte van de protagonist niet door kon gaan.
Leanne Nieuwenhuis en Sanne van der Vlugt, ontwikkelaars en schrijvers van de interventie Affectregulerende Vaktherapie, begonnen met het beschrijven van de magie van vaktherapie: je kunt langs de non-verbale weg vele thema’s en invalshoeken onderzoeken en bewerken: controleren, aangeven van grenzen, uitdagen, en op die manier gezonde ontwikkeling stimuleren. Zij lieten zien hoe de patiënt met behulp van vaktherapie van affectregulatie naar zelfregulatie kan komen in een behandeling voor kinderen van 4-12 jaar met emotionele en gedragsproblemen van twintig sessies met kind en vijf sessies met ouders. De interventie is ontwikkelingsgericht en probeert aan te sluiten bij de natuurlijke ontwikkeling in affectregulatie, zoals die tussen ouder en kind gaat: kalmeren, gewaarworden, taal geven. Affectregulatievaardigheden nemen toe, probleemgedrag neemt af. Zij illustreerden hun presentatie met mooie video-opnamen.
Maartje Stam-Rommens, vaktherapeut beeldend bij het Traumacentrum van ggz Drenthe, gaf vanuit ipnb (Interpersoonlijke Neurobiologie)-perspectief een inkijk hoe in beeldende therapie gewerkt kan worden aan integratie van ‘de scherven die vroeg trauma hebben achtergelaten’. Zij behandelde een casus en gaf voorbeelden van interventies die kunnen helpen de verbinding te maken tussen het ‘boven- en benedenbrein’ en tussen de linker- en rechterhersenhelft. Zij stelt dat het zo mogelijk is traumagerelateerde emoties te doorvoelen door via interventies de linkerhersenhelft (lineair-linguistisch en analytisch) en rechterhersenhelft (holistisch – non-verbaal) in interactie te brengen. Ook zij illustreerde haar betoog met gedetailleerd casusmateriaal.
De slotlezing was voor Martina de Witte, als onderzoeker ook in internationale context bezig met de vraag waarom muziek mensen zo kan beroeren, en hoe je dat therapeutisch kunt aanwenden. Arousal, de fysiologische component van stress, kan een positieve werking hebben, maar ook een negatieve. Bij trauma worden stress en arousalniveau te hoog, hersenen gaan in de overlevingsstand. Trauma’s in de vroege jeugd veranderen het kinderbrein. Muziek heeft daar toegang toe en invloed op. Muziek is laagdrempelig, cognitie is niet nodig, ook niet een bepaald iq, en muziek is direct; dat geldt ook voor stressreductie in de somatische zorg. Zij illustreerde haar verhaal met voorbeelden van muziekinterventies voor stressreductie bij vroeg trauma.
In de loop van de ochtend was duidelijk geworden dat het laatste deel van de middag wegens ziekte afgezegd was. De congresorganisatie liet toen het tijdsschema los, en voor velen was niet duidelijk wanneer welke programmaonderdelen zouden beginnen en eindigen. Deze rommeligheid in het programma was ook te vinden in de inhoud van het gebodene. De theoretisch-wetenschappelijke ochtendlezingen waren afzonderlijk interessant, maar het verband tussen de drie onderling, en met het thema van de dag, ontbrak veelal. Bij Vanaerschot ontbrak de link met echt vróegkinderlijk trauma, bij Boon juist de link met de neurobiologie. Er was hier dus geen duidelijke rode draad (zoals in de titel van het congres gesuggereerd was) en nauwelijks een link naar het middagdeel, waarin veel casuïstiek gedetailleerd werd behandeld. En hier werd wel gestrooid met neurobiologische termen, maar deze waren vaak meer een duiding achteraf dan een verklarende en sturende ‘theorie’ voor het therapeutisch handelen. Neurobiologie was hier eerder een therapietaal geworden dan een helder, verklarend, theoretisch bouwwerk. Met gemengde gevoelens verliet ik het congres: het bevatte interessante momenten, maar de verwachting van ‘verbinding’ werd, in ieder geval voor deze toehoorder, niet waargemaakt.
Sjoerd Colijn, psychotherapeut/klinisch psycholoog, is hoofdopleider psychotherapeut en redacteur van dit blad.