Stellingen literatuur & psychoanalyse

Christa Widlund

“Ik geloof dat het vruchtbaarder is om psychoanalytici als dichters te lezen – meestal uiteraard als slechte, dan als mislukte of aankomende wetenschappers; als we dat doen hoeven we ons er niet meer druk over te maken of ze gelijk hebben of niet, we hoeven in plaats daarvan alleen nog maar te beargumenteren of hun woorden overtuigend, welsprekend, evocatief of mooi waren. Of ze dwingend waren in plaats van waar.”

Adam Phillips (Uit: Promises, promises – Essays on Literature and Psychoanalysis)

Hoewel analytici zeker geen exacte wetenschappers zijn, heeft de psychoanalyse enkele wetenschappelijke principes geadopteerd, zoals het doen van onderzoek voor je aan het werk gaat, het onderscheiden van observeren en interpreteren en het zoeken naar logica in de constructies die je maakt. Misschien kunnen we analytici niet zien als wetenschappers of dichters, maar als ‘begrijpers’. De klachten van een patiënt zijn op grond van zijn voorgeschiedenis te begrijpen. Het gaat dan niet, zoals in de wetenschap, om de absolute, maar om de ‘beleefde’ waarheid. Daar ligt een verbinding met de poëzie, want een gedicht is geen opsomming van abstracta, maar een doorvoelde tekst. Zoals de analyticus in slaap valt bij het gedepersonaliseerde verhaal van zijn patiënt, zo haakt de lezer af als de dichter geen echt gevoel weet op te roepen. Ook in zijn uitspraken tegen de patiënt komt de analyticus dicht bij de dichter, omdat het in beide gevallen gaat over het kiezen van de juiste woorden. De therapeut zoekt de woorden die het dichtst bij de beleving van de patiënt komen, het minst de indruk van oordelen of kwetsen kunnen maken, die van het grootste begrip getuigen – althans van de pogingen tot begrijpen. Het luistert nauw, met de woorden. Ze moeten concreet zijn, refereren aan cruciale scènes van vroeger, en zijn gedragen door empathie. Bij de selectie van de woorden ligt ook een verschil met het schrijven van poëzie, omdat de selectiecriteria anders van aard zijn. Zeker, de woorden moeten een beeld oproepen waarbij iets gevoeld kan worden – hoe concreter hoe beter – maar wanneer weet je of je de juiste woorden gekozen hebt? In de therapie merk je dat als je gesprekspartner ontroerd raakt en met meer herinneringen en materiaal komt. Als dichter hanteer je esthetische criteria: ritme, klankverwantschap, regelval. De dichter geeft, in tegenstelling tot de therapeut, geen uitleg. Hij toont alleen en laat liever iets weg dan dat hij hetzelfde in andere bewoordingen herhaalt. Of een lezer het gedicht zal begrijpen doet er niet toe. Of de lezer zich geholpen of getroost voelt al helemaal niet. Dus, op de vraag of de analyticus een dichter is, zou ik zeggen: ja, als het gaat om de zorgvuldigheid van de woordkeuze, en nee, als het gaat om het doel.

“Waarom zou je een literair werk, net als een droom, niet kunnen opvatten als een merkwaardig soort formulering van een poging een wens in vervulling te doen gaan die tegelijkertijd de weerzin daartegen onder woorden brengt? Zou dit niet vruchtbare analyses kunnen opleveren? Zijn veel romans niet op te vatten als gekwelde formuleringen van pogingen een verbod te overtreden?”

Kees ’t Hart (Uit artikel De Groene Amsterdammer: Psychoanalyse als poëzie)

Zou de roman voor de schrijver dan een oefening in onmogelijk of verboden leven betekenen? Dat zou heel goed waar kunnen zijn. Niet altijd, denk ik, soms schrijf je een roman om bijvoorbeeld iets uit je eigen leven vast te leggen, zoals ik deed met Contrapunt. Ik noemde het toch een roman, omdat ik de gebeurtenissen op ‘esthetische’ wijze ordende en vormgaf. Bij het schrijven van de historische roman De Thuiskomst, over Kapitein Cook en zijn vrouw, heb ik wel geprobeerd te onderzoeken hoe het was om ontdekkingsreiziger te zijn in de achttiende eeuw en dat zou je als wensvervulling kunnen interpreteren. Ook het aspect van de weerzin en de kwelling is in dat boek te vinden, want het gaat over de bodemloze put waar alle roem en succes in verdwijnt, over de infauste invloed van de voorgeschiedenis die je ten slotte te gronde zal richten. En misschien gaat het ook nog, in het verhaal over Elisabeth Cook die werkelijk alles verliest en toch vierennegentig wordt, over het verbod op doorleven na een essentieel verlies.

In de psychotherapie proberen wij de patiënt te behoeden voor het uitleven van conflicten en patronen van vroeger, we noemen dat ‘ageren’. Het is meestal schadelijk en de patiënt heeft er last van. Als hij uiteindelijk begrijpt waar die herhalingsdrang vandaan komt en kan inzien dat de heftige gevoelens passen bij de situatie van toen en niet bij de huidige toestand, is het mogelijk het ageren op te geven. Handelen, uitleven hoeft niet meer, want begrijpen en voelen is mogelijk geworden. Dat zou een saaie roman opleveren, in een boek moet er toch iets gebeuren en het liefst iets gevaarlijks. In mijn latere romans (De Verdovers, Kwartet en het vervolg daarop) zijn de personages dan ook volop aan het ageren, niet geremd door enig inzicht. Ze overtreden het verbod op uitleven van infantiele impulsen en dat loopt vaak slecht af. Bij het ontwerpen van zo’n roman is het leuk om hierover na te denken en de personen een geschiedenis mee te geven die het ageergedrag verklaren kan. Die voorgeschiedenis komt lang niet altijd in het boek terecht, maar zit wel in mijn hoofd. Bij dat proces voel ik me schatplichtig aan de analyse. Als therapeut probeer ik het ageren tegen te gaan en de patiënt ertegen te beschermen; als romanschrijver roep ik het juist op en heb ik daar zeker (verboden?) plezier in.

“Hoe dan ook, hier is mijn afscheidsgroet: wantrouw/de woorden. Luister goed.
En koester de muziek.”

Uit het gedicht ‘Afscheidsgroet’ uit Berichten van het front (2020)

‘Wantrouw de woorden’ – dat moet je als therapeut, als analyticus, niet zeggen. Je bent volstrekt afhankelijk van de taal, dat onvolprezen middel om zaken aan te wijzen, te omschrijven en te determineren. Zonder woorden was het vak niet mogelijk. En toch? Hoe goedgekozen ook, het woord heeft altijd een zweem van ontluistering in zich. Is dit het nu? Zo simpel, zo compact, zo eenvoudig? De werkelijkheid trekt de woorden aan als een goed passende jurk. Het hoort bij je, maar je bent het niet echt zelf. De magie van het oorspronkelijke gevoel wordt gereduceerd en verdwijnt. Tot heil van de patiënt, dat is waar, want ook de bijbehorende angst en onlust verbleken. Het is het beste om de taal in dankbaarheid te aanvaarden.

Wat daarbij verloren gaat, is vaak wel op te roepen door muziek. “Dat is precies wat ik voel!” zegt de luisteraar verrast. Maar als je dan vraagt wat dat is, komen er alleen gemeenplaatsen. Muziek is ouder, veelomvattender, dieper. Maar we redden het er niet mee, om te leven heb je de woorden nodig.

Christa Widlund is psychoanalyticus en schrijver onder het pseudoniem Anna Enquist.

Naar boven