Forum

Esther Veerman

Chronisch Ziek (2017) – Esther Veerman


‘I am not what happened to me, I am what I choose to become’
Carl Gustav Jung

Samenvatting

Mensen die te maken hebben met (ernstige) traumatisering in de (vroege) jeugd kampen vaak ook met chronische lichamelijke klachten. Gezien het doorwerken van stress op zowel lichaam als geest zou een multidisciplinaire behandeling aanbevelenswaardig zijn. Door het delen van een ervaringsverhaal trekt de auteur lijnen tussen haar geschiedenis van trauma en de vele lichamelijke klachten die zij later heeft ontwikkeld. De vragen die zij zichzelf daarbij stelt komen wellicht van pas bij een verdere doordenking van chronische traumatisering, chronische ziekte, en de mogelijkheden voor herstel.

Diseased from trauma

Abstract

People who struggle with (severe) trauma early in life, often have to deal with chronic physical complaints. Since stress has a major impact on the body as well as on the brain, a multidisciplinary approach to treatment would be recommendable. By sharing her own story the author connects her history of trauma with the many physical complaints that she developed later in life. The questions she asked herself during this process may help in further consideration of chronic trauma, chronic disease, and the possibilities for recovery.

Inleiding

Mensen die chronische ervaringen van huiselijk en/ of seksueel geweld uit hun vroege jeugd meedragen ervaren op latere leeftijd vaak veel psychische gevolgen. Daarnaast worden er in de literatuur en door ervaringsdeskundigen ook lichamelijke gevolgen gerapporteerd. In dit artikel wil ik aan de hand van mijn eigen ervaringsverhaal ingaan op de gevolgen van het geweld in mijn vroege jeugd voor mijn ziekte(geschiedenis). De vraag die ik stel luidt: als er aandacht is voor zowel de psychische gevolgen als ook de lichamelijke gevolgen van chronische vroegkinderlijke traumatisering en er goede multidisciplinaire behandeling wordt ingezet, is het dan mogelijk om de gevolgen te reduceren en lijden op de lange duur te verminderen?

Ervaringsverhaal

Een jong meisje was ik nog maar toen ik te maken kreeg met ernstige mishandelingen door beide ouders. Seksueel misbruik door mijn vader en lichamelijke mishandelingen door mijn moeder. Zo kwam het dat ik al op jonge leeftijd samen met mijn moeder de kinderarts bezocht.

Al jong had ik het af en toe Spaans benauwd. Ik moest naar fysiotherapie, en ik noemde hem de Klopper, omdat hij door middel van tapotage slijm zou moeten losmaken. Ik kwam rood aangedaan bij hem vandaan en voelde me naar. Maar misschien lag de oorzaak meer bij het feit dat ik al jong samen met mijn vader naar huis moest komen tussen de middag uit school. Om twaalf uur liep ik van school de straat in naar de winkel waar mijn vader filiaalhouder was. Daar gebeurden dingen die het daglicht niet konden verdragen. Ik was nog maar net zes jaar oud. Op de fiets naar huis had ik geen kracht meer in mijn benen, maar ook geen lucht meer in mijn longen.

Als ik eenmaal thuis was, werd ik ziek. Ik werd misselijk en moest braken. De emoties werden me teveel; dat kan ik nu ik erop terugkijk wel navertellen, maar toen niet. Toen was ik alleen maar ziek. Mijn hoofd en lichaam waren geen eenheid in die periode van overleving. Ik voelde me ziek, maar ik had niet in de gaten dat ik me zo rot en ziek voelde door de dingen die mis gingen binnen het gezin. Voor mij als kind was dit het gewone gezinsleven. En voor de buitenwereld leek alles volkomen normaal.

Huilen durfde ik al helemaal niet. Ik denk dat ik als kind veel tranen in mijn ogen die er niet mochten zijn heb proberen weg te wrijven. Vaak had ik ontstoken ogen, of waren mijn ogen helemaal dicht van het eczeem. Ook begon ik met automutileren. Eerst schuurde ik maar een beetje met mijn schoen over mijn enkel en duwde zo de spanning en pijn weg. Maar allengs werd het erger. Telkens als er ’s nachts dingen gebeurden greep ik een schaar en schuurde de huid van mijn armen en benen totaal kapot. Geen sneden maar afgeschuurd vel. De pijn verplaatste als het ware de verschrikkelijke interne pijn en spanning en de uitputting volgde erna. Moeder bleef het echter steevast eczeem noemen. Alle doktoren in het Noorden van het land werden om die reden wel opgezocht. Zodra er vragen werden gesteld moest ik naar een volgende dokter toe.

Het misbruik ging over naar huis toen ik een kamertje alleen kreeg toen mijn zus op kamers ging. Ik was nog maar tien. Klein als ik was, stopte ik het misbruik in vakjes in mijn hoofd die zo goed mogelijk op slot gingen, zodat ik toch overdag gewoon naar school kon gaan en waar mogelijk nog een beetje kon spelen. Met een moeder die perfectionistisch en zeer veeleisend was en ook nog losse handjes had als je een minuscule fout maakte, was een normaal leven welhaast onmogelijk. Daarnaast moesten wij als kinderen top presteren en zo heb ik ook nog het gymnasium gehaald zonder maar één keer te blijven zitten. In deze periode breidde het misbruik zich nog uit tot derden en heb ik veel gezien en nog meer meegemaakt dat te verschrikkelijk is voor een kind om mee te maken.

Ik merkte gedurende mijn hele leven dat ik enorm stram was. Ik kon als klein kind al niet meekomen met de gymnastieklessen. Ik herinner me bijvoorbeeld een keer dat ik tot boven aan het klimrek moest klimmen en dat ik me er opeens afschuwelijk bewust van was dat de gymnastiekleraar me van onderen kon zien. Ik reageerde daar heel heftig op. Ik was misschien zeven jaar oud. Ik stond te bibberen bovenaan het klimrek en ik kon met geen mogelijkheid meer naar beneden. Hij stond maar te roepen en te gebaren dat ik naar beneden moest komen. Uiteindelijk lukte het om te gehoorzamen, hoewel mijn lichaam me bijna in de steek liet en ik steeds bang was om te pletter te vallen.

Dat stram zijn breidde zich uit. Sowieso was ik angstig, eigenlijk voor alles wat nieuw was. Maar ik had grote moeite met bijvoorbeeld het springen over een bok of een kast. Dan moest je je benen spreiden en dat kon ik eenvoudig niet. Ik dacht echt op zo’n moment niet aan het misbruik, dat had ik niet paraat. Maar ik kon eenvoudig niet de benen spreiden. De benen waren als tangen aan elkaar geklemd. Er waren later wel gymleraren die me bijna met geweld over zo’n bok hebben gesleurd. Dat waren nare ervaringen.

De jaren op de middelbare school bleef ik onopgemerkt. Ik gaf onbewust wel signalen af, zoals de automutilatie die naar buiten meer en meer zichtbaar werd. Zo werd ik het enige meisje dat op het gymnasium een legging droeg tijdens de gymles. Toch werden er geen vragen gesteld. Tijdens lessen Engels schreef ik een gedicht waarin ik schreef over een ‘vertrapt Zelf’. Maar ik herinner me nog, dat ik echt niet begreep waarom ik juist die specifieke woorden op moest schrijven. Deze lerares heeft ooit wel gevraagd of ik me wel goed voelde en ik haastte me om ‘goed’ te zeggen. Dat was alles wat er in die periode van mijn leven ooit gecommuniceerd is over mijn welzijn.

Tijdens mijn studie theologie leek het heel goed met me te gaan. Het feit dat ik uit huis was gegaan leek me lucht te geven en bewegingsvrijheid. Wanneer een onverwachte soms maar kleine gebeurtenis, geur, smaak, of reactie van iemand – ook wel een trigger genoemd – mij plotseling en onbewust deed herinneren aan de ervaringen van vroeger, kon het echter compleet misgaan. Een voorbeeld daarvan was een college psychologie waar een film werd getoond waarvan ik de inhoud niet eens meer heb onthouden. Waarschijnlijk ging het over euthanasie of een dergelijk indringend thema. Opeens had ik het gevoel dat ik doodging en vluchtte uit de collegezaal. Mijn hart ging tekeer en ik kreeg geen lucht meer. Toen ik me enkele dagen later liet onderzoeken door een huisarts die mij vroeg mijn bh uit te doen om naar mijn hart te luisteren, was ik ervan overtuigd dat hij mij wilde misbruiken. Ik werd razend van binnen. Ik begreep niets van goede zorg of van wat goed en fout was. Ik was compleet in de war. Maar het ergste was dat ik het gevoel had dat mijn lichaam mij had verraden: immers, als ik geen ‘hartaanval’ had gehad, was die dokter niet over mijn grenzen gegaan..

Enkele jaren later was ik in verwachting van mijn eerste kind; hoe blij en gelukkig ik was tijdens mijn zwangerschap, zo dramatisch verliep de bevalling. Ik had geen idee hoe ik de weeën moest opvangen en ik was er ook enorm fobisch voor. De pijn leek teveel op het herbeleven van de talloze verkrachtingen die ik had geleden in mijn kindertijd. En het kwam allemaal als in een tornado terug. Het viel als het ware op mij.

Na de bevalling raakte ik in psychoses waarin die beelden als in nachtmerries uitvergroot terugkwamen; zij overvielen mij voortdurend. En mijn lichaam gaf talloze herinneringen terug. Soms was ik verlamd, dan weer helemaal verstijfd. Soms was ik kotsmisselijk en dan had ik weer enorme steken in mijn onderrug. Het was bijna te veel om op te noemen.

Opnames in de psychiatrie volgden, eerst met mijn baby, later zonder. Het verdriet om mijn kind achter te laten is bijna niet te beschrijven en een trauma in zichzelf. Maar, om beter te worden, moest ik ook die prijs betalen.

De – voor mij – vreemde symptomen bleven elkaar afwisselen. Vaak als het tegen de avond liep en de deuren op slot gingen, kreeg ik een hevige drang om te vluchten. Het gevoel opgesloten te worden greep me zo zeer naar de keel dat ik hevig ging beven en geheel verkrampte. Mijn benen kwamen op topspanning en alles in mij leek te roepen dat ik weg moest van waar ik me op dat moment bevond. Op andere momenten kon opeens het gevoel ontstaan alsof ik in een diepe put belandde en ik de werkelijkheid alleen vanuit die diepe put kon beleven. In feite waren mijn spieren dan verslapt en mijn ogen dicht en ademde ik alleen nog oppervlakkig. Maar in de verte hoorde ik nog wel wat er tegen me werd gezegd, ik kon er alleen niet meer op reageren.

Jaren van opnames en therapie volgden. Uiteindelijk heb ik na veel wanhopige pogingen om hulp te vragen aan een specialist op het terrein van de gevolgen van vroegkinderlijke chronische traumatisering gevraagd een diagnose te stellen. Hij constateerde dat ik leed aan dis (dissociatieve identiteitsstoornis) .

Jaren van intensieve fasegerichte traumatherapie volgden. Tegelijkertijd waren er ook veel lichamelijke ongemakken. Eerder al toen ik dertig jaar was, gingen mijn ogen erg achteruit. Ik kreeg keratoconus, een ernstige aandoening waarbij mijn hoornvlies degenereerde. Uiteindelijk had ik een hoornvliestransplantatie in mijn linkeroog nodig en in mijn rechteroog een operatie om te voorkomen dat het hoornvlies verder achteruit zou gaan.

Daarnaast kreeg ik steeds meer pijnklachten, zoals ernstige pijn in mijn benen en rug. Aangezien ik een lange traumageschiedenis had, werd lang gedacht dat het ‘tussen de oren’ zat en werd er medisch gezien weinig aandacht aan geschonken. Een huisarts die mij behandelde verwees veelvuldig naar de bijwerkingen van mijn lange lijst psychofarmaca en zei steevast dat het wel zou gaan om een bijwerking van een medicijn. In die tijd belandde ik enorm vaak met klachten op de eerste hulp. Het frustrerende was, dat door mijn onzekerheid en angst voor mensen in het algemeen en inmiddels ook voor artsen, ik niet in staat was om mijn klachten goed aan te geven. Daardoor was het beeld compleet vaag elke keer opnieuw. Frustrerend voor de arts die mij behandelde maar vooral voor mijzelf en mijn naasten. Vaak kwam ik nog slechter terug van het ziekenhuis dan ik erin ging, en volgde daarna een opname in de psychiatrie.

Een decennium en veel lijden later kwam ik pas bij een pijndokter terecht die een mri liet maken van de onderrug. Er bleek een dubbele hernia te zijn en een scoliose, maar de arts benoemde dat veel pijn in mijn bekkenbodem traumagerelateerd was. Het leek alsof het lichaam haar herinneringen terug ging geven. In overleg met de dokter van de pijnpoli kwam ik onder behandeling van een bekkenbodemfysiotherapeut. Daar bleek dat een deel van de pijnproblematiek gerelateerd was aan een constante spanning in het bekkenbodemgebied. Maar iedere oefening, zoals ademhalingsoefeningen, om het gebied te ontlasten, ontaardden in hevige re-ensceneringen van stukken traumageschiedenis.

Kort daarvoor had ik al een traject doorlopen waarin ik niet naar het toilet kon en ik voortdurend dacht dat ook dat ‘tussen mijn oren’ zat. En ik gaf mezelf daar voortdurend de schuld van. Eind van het verhaal was een plotselinge opname in het ziekenhuis met een totale incontinentie. Wat voor mij duidelijk werd in deze fase van mijn leven was dat ik de symptomen van mijn lichaam serieus moest leren nemen. Ik moest leren om psychosomatiek niet met aanstelleritis te verwarren.

In mijn dagelijks leven merk ik vaak dat vooral mijn spraakcentrum snel onder druk komt te staan. Wanneer ik ook maar lichte stress ervaar, kan ik geen woorden meer vinden voor de meest eenvoudige dingen die ik wil uitleggen. Ik kan dan door de opkomende emotie, al sluimert die in mijn onderbewuste, het woord niet meer uitspreken. Het komt als het ware niet meer voorbij mijn begrippenkader. Ik ‘zie’ het woord niet meer voor me en kan het daarom geen vorm en klank meer geven. Als de stress voorbij is kan ik weer vlot en voluit spreken. Dit is een vervelende handicap die mij al veel in de weg heeft gestaan en waardoor ik bijvoorbeeld ook geen lezingen uit mijn hoofd kan houden. Vroeger dacht ik altijd dat ik dom was, nu weet ik dat het een traumagerelateerd probleem is en heb ik begrip voor mezelf, dit helpt enigszins om te gaan met deze beperking.

Waar ik naar toe wil met mijn verhaal is het volgende: ik heb de laatste jaren uitstekende integratieve traumatherapie gehad en er is iets opmerkelijks gebeurd. Eerder had ik regelmatig last van ernstige exacerbaties van mijn astma en kwam ik regelmatig terecht op de eerste hulp van het ziekenhuis. Zoals ik al beschreef heb ik een moeizame weg moeten gaan met het leren onderkennen van mijn lichamelijke symptomen en moeten leren begrijpen wanneer iets psychosomatisch dan wel alleen somatisch is. Daarvoor ben ik maar gewoon zelf aan artsen (vooral de huisarts) gaan vragen om mij te helpen differentiëren tussen wanneer een klacht psychosomatisch dan wel somatisch is. Voor sommige klachten kan dat immers gelden, zoals benauwdheidsklachten, maar ook angstgerelateerde klachten en sommige pijn-stressklachten. Gelukkig heb ik op dit moment een goede verstandhouding met mijn huisarts en durf ik meer ook de overweging met hem te bespreken of hij mij wil helpen differentiëren bijvoorbeeld bij benauwdheid: zou de benauwdheid komen van angstaanvallen, of ben ik benauwd als gevolg van bijvoorbeeld een beginnende longontsteking? Ik besef dat het niet altijd makkelijk te onderscheiden is, maar ik vind het wel prettig om dat zo openlijk te kunnen bespreken.

Het laatste jaar heb ik daarin uitdrukkelijk moeten ontdekken hoe ook het lichaam haar eigen herinneringen heeft opgeslagen en teruggeeft. Zo heeft de arts van de pijnpoli, een kundig anesthesioloog, mij opmerkzaam gemaakt op de grote spanning in mijn bekkenbodem. De chronische stress heeft zich daar opgeslagen, met gevolgen voor mijn onderrug, problemen met de ademhaling, maar ook problemen met zaken die anderen als vanzelfsprekend ervaren, zoals de zelfsturing van mijn onderlichaam, met alle gevolgen voor de spijsvertering en urinewegen. Voor mijzelf viel er zoveel op z’n plek. Al die vreemde lichamelijke klachten bleken voor een groot deel terug te voeren op de stress. Naast al deze mechanische klachten blijk ik ook veelvuldig vatbaar voor indringers als virussen en bacteriën. De artsen geloven inmiddels ook dat de chronische stress effect heeft op mijn algehele conditie en dat al gedurende vele jaren.

Ondanks al mijn klachten en problemen ben ik een steevast gelovige: ik geloof in het tot rust komen door de integratie van geest en lichaam; hoe meer het mij lukt om mijn trauma’s te integreren en tot mijn geschiedenis te maken. Ik geloof in het belang van het besef, dat het mij overkomen is: ik had als kind enorme pech. Dat is niet zomaar een opmerking maar een belangrijke integratieve constatering die ik heb mogen leren gaandeweg mijn traumatherapie. Ik had geen schuld aan al deze vreselijke zaken die mij overkwamen, het was niet omdat ik zo’n naar kind was, of omdat ik niet gehoorzaam genoeg was of wat niet al. Nee, ik had de enorme pech om in dat gezin geboren te zijn. Nu denk ik: het is niet anders, maar ik ben er nog.

Als ik kijk naar het proces om terug te komen in het leven, zie ik een aantal lijnen lopen waar ik heel dankbaar voor ben. Mijn partner die van het begin naast me heeft gestaan, zo veel met mij heeft meegemaakt en er nog steeds is. Als kind al zag ik engelen die mij hielpen om uit de situaties van trauma weg te komen naar een veilige plek. Na veel nare en slechte, soms opnieuw traumatiserende ervaringen, vond ik twee maal op rij geweldige traumatherapeuten die mij bijstonden en mij de weg wezen naar veilige plekken in mijzelf.

Het niet kunnen praten als gevolg van de traumatisering is nog een ander ‘ding’. Al van jongs af aan heb ik getekend en geschilderd. Veelal wist ik niet waar het tekenen over ging. Het waren werkelijk onbewuste processen. Zo heb ik op mijn dertiende al, achteraf gezien, een van de daders afgebeeld. Ik had hem op de tekening afgebeeld alsof hij was doodgeschoten. Het kind in de tekening is schuldig aan het doden van de dader. Ik had als kind de schuld op me genomen, voor mij heel duidelijk werd dat ik zo de schuldvraag had omgedraaid. Ik voelde me al die jaren verantwoordelijk voor het geweld.

Later werd me steeds afgeraden om over de traumatisering te praten, ook tijdens alle opnames in de psychiatrie, maar het voelde als een soort hevige onderstroom in mijn binnenste die eruit moest. En dus schilderde ik wat mijn onderbewuste me ingaf. Al die schilderijen stopte ik dan maar onder mijn bed. En ik zweeg erover. Gelukkig heb ik het later bij mijn integratieve traumatherapie allemaal nogmaals mee mogen nemen. En heel langzaam heb ik woord voor woord durven toevoegen aan de beelden. Ook dat was een doodgriezelig proces. Maar juist het toevoegen van woorden aan de onbewuste processen hielp mij met mijn verwerking. Ik realiseerde me stukje bij beetje mijn verleden, een hopeloze jeugd. Het deed me beseffen wat ik had meegemaakt. Maar ook: het is voorbij. Dit is dus mijn geschiedenis.

Wat mij telkens beter lukt is om opkomende stress als gevolg van herbelevingen vroeger te signaleren, tot rust te brengen en te integreren. Dat gaat heel in het kort als volgt: er zijn beelden/ herinneringen waar ik mee worstel die aandacht verdienen, vaak ontstaan door een trigger. Ik geef zo’n beeld – in mijn geval in de vorm van een kind-deel – zoveel mogelijk ruimte door het kind-deel in mijzelf te laten tekenen of iets anders te laten doen waardoor het zich kan uiten. Dan wordt duidelijk wat de diepste pijn is of moeite en als dat samen is beleefd, kan ik proberen het kind-deel te begeleiden naar de veilige plek die ik ook in mijn hoofd heb, de plek met de engelen. Zo integreer ik het kind-deel, met de pijnlijke herinnering en de emotie in mijzelf.

Inmiddels organiseer ik tentoonstellingen voor en met lotgenoten door heel Nederland. Daarnaast heb ik de laatste twee jaar een kaartenproject ontwikkeld waarin ik de negatieve kernovertuigingen die ik van binnen had ombuig in positieve kernovertuigingen. Ook dat heeft me enorm geholpen in mijn verwerking. Woorden als ‘ik ben schuldig’, ombuigen in ‘ik ben geliefd’. Ik heb schilderijen gemaakt die bij dergelijke woorden passen. En die kaarten zijn inmiddels uitgebracht. Al bij één mevrouw heeft de positieve kernovertuiging ‘Ik mag mijn innerlijke kind troosten’ een doorbraak gegeven in haar therapie. Ik ben er enorm dankbaar voor. Ook dit lotgenotencontact helpt mij iedere dag verder in mijn verwerking van mijn eigen verleden.

Met het steeds meer integreren van de traumatische belevingen in mijn eigen bestaan en het zo herschrijven van mijn bestaansgeschiedenis, krijg ik steeds meer vat op wie ik ben en op mijn hele leven, zowel psychisch als somatisch. Ik heb aanzienlijk minder crises: psychisch nagenoeg niet meer, en somatisch misschien wel 70 procent minder dan enkele jaren geleden. Het heeft me veel gekost maar ik ben erg dankbaar voor wat het me voor nu en de toekomst oplevert.

Discussie

In mijn ervaringsverhaal laat ik zien dat vroegkinderlijke chronische traumatisering debet kan zijn aan een hoge dosis stress in het vroege leven maar ook later in het leven. Deze stress stopt niet in de kindertijd maar blijft onderhuids doorwoekeren en zet zich als het ware vast in het lichaam om later opnieuw te zorgen voor de nodige sores.

Door mijn werk voor Stichting Kunst uit geweld ben ik met veel lotgenoten in contact gekomen. Mensen die aan mij hebben gerapporteerd dat zij worstelen met een onveilige jeugd en tegelijkertijd kampen met veel ziekte.

Wanneer ik een arts bezoek is het eerste dat ik nodig heb de hulp bij de differentiatie tussen somatiek en psychosomatiek. Het verdient kennis en aandacht van de kant van de zorgverlener voor mij als patiënt om samen te zoeken naar de oorzaak van een klacht. Zoals ik beschreef in mijn verhaal is dat verre van eenvoudig. Door mijn angst voor mensen in het algemeen en alle negatieve kernovertuigingen lukte het mij vaak niet om goed mijn klachten te verwoorden.

Een probleem dat het extra moeilijk maakt is de spraak. Op momenten dat de stress toeslaat stopt bij mij het vermogen van de taal. Inmiddels begrijp ik door de uitleg van een van mijn traumatherapeuten dat het ook werkelijk een probleem van mijn hersenen is, waardoor de spraak stokt wanneer de stress toeslaat, maar het is een grote handicap. Dit heeft gevolgen voor welke praattherapie dan ook. Elke getraumatiseerde patiënt van ptss tot dis ondervindt deze gevolgen en zal vaak moeite hebben om onder woorden te brengen waar de pijn zit. Een en ander kan mogelijk met geduld en tijd – waar een module traumabehandeling voor ptss onvoldoende resultaat heeft gegeven – opgelost worden.

In mijn traumatherapie heeft het tekenen en schilderen hier uitkomst geboden. Door middel van soms heel eenvoudige tekeningetjes kon ik soms het gebrek aan taal omzeilen. Mijn therapeut had de creativiteit om daar op in te spelen. Uiteindelijk heeft het mij echt geholpen om woorden te geven aan de onbewuste processen. Daardoor kon ik een groot deel van mijn traumatische jeugd als mijn geschiedenis leren zien in plaats van als een nachtmerrie die mij telkens overviel.

De problemen met taal beperken zich echter niet tot de therapie maar spelen ook op bij de somatiek. Als ik bij een dokter kom en zenuwachtig ben kan ik niet uit mijn woorden komen. Daar komt nog het probleem van de dissociatie bij. Ik kan opeens ongevoelig zijn voor pijn als ik zenuwachtig ben. Zo kan ik met een gebroken voet soms geen pijn meer voelen en lopend de deur binnen komen. Ook dit zorgt voor veel problemen. Zo ben ik met een gebroken voet zomaar door een orthopeed naar huis gestuurd zonder krukken omdat hij de breuk en de pijn onderschat heeft.

Goed luisteren en aandacht van zowel de therapeut als de arts heeft mij telkens geholpen om mij in mijn autonomie gesterkt te voelen en ook om in mijn kracht te komen. Dit heeft mij de energie gegeven om meer zelfredzaam te worden, voor mijzelf op te komen en wegen te zoeken en te vinden om tot oplossingen voor mijn problemen te komen. Tegenwoordig vertel ik aan de arts dat ik een geschiedenis heb van trauma in de jeugd, zonder op details in te gaan. Dit helpt mij om heel in het kort iets over mijn angsten te zeggen en de arts de gelegenheid te geven rekening te kunnen houden met het gegeven van mij als patiënt en de mogelijkheid van stress of angst, zowel bij de handelingen die hij of zij gaat verrichten of de mogelijkheid van psychosomatiek in het klachtenpatroon.

Een multidisciplinaire benadering voor overlevenden van chronische vroegkinderlijke traumatisering zou, lijkt mij, zinvol kunnen zijn om lijden te verminderen en te komen tot een verbeterende gezondheid. Mijn verhaal laat zien dat binnen integrale traumatherapie aandacht dient te zijn voor de somatische kant van mij als patiënt. Tegelijkertijd zou de medische wereld meer oog moeten krijgen voor de psychische kant van een somatische aandoening en zo zouden beide hand in hand uiteindelijk klachtenvermindering kunnen opleveren.

Stel dat de longarts, in contact met de patiënt en de psycholoog tot een beter behandelplan kan komen en misschien een behandeltraject kan bedenken voor de patiënt dat zowel voor een beter herstel zorgt, als ook uiteindelijk kostenefficiënter is, dan is iedereen erbij gebaat. Andersom, stel dat de longarts een behandeling voorstelt bij een patiënt en die behandeling slaat niet aan, zou het dan kunnen zijn dat een verleden van vroegkinderlijke chronische traumatisering de genezing belemmert?

Deze complexiteit die voortkomt uit ptss en in mijn situatie dis en de combinatie van veel problemen met psychosomatiek en somatiek leidde er toe dat ik met mijn huisarts heb overlegd of het zin zou hebben een casemanager in te stellen voor mijn situatie. Iemand die zou helpen mijn lichamelijke gesteldheid te monitoren en zou helpen met artsen in een multidisciplinair team te overleggen, en mij zou helpen als ik vragen zou hebben en zo, waar nodig, zou helpen medische fouten te voorkomen. Wellicht zou er veel gewonnen kunnen worden als een dergelijke casemanager er wel zou komen.

Wat ik zelf het meest ideaal zou vinden, maar wat denk ik nog nooit is onderzocht, is wanneer er binnen een algemeen ziekenhuis een arts zou zijn, bijvoorbeeld een internist, die samen met de behandelend psycholoog en de huisarts een multidisciplinair team zouden vormen. Mocht ik als patiënt dan vragen hebben met betrekking tot een nieuwe klacht, dan zou ik die ook misschien via mail aan een van hen kunnen voorleggen.

Het voordeel voor mij als patiënt is dat de artsen van het multidisciplinair team mij dan kennen. Zij weten dan bijvoorbeeld ook dat ik soms niet uit mijn woorden kan komen, tijd nodig heb. En dat ik af en toe klachten flink kan bagatelliseren of ongevoelig kan zijn voor pijn. Zij kunnen ook collega’s iets vertellen over mij als complexe patiënt. Medische fouten zouden zo misschien in de toekomst voorkomen kunnen worden, ook wat betreft de omvangrijke medicatielijst.

Ik ben hierin niet uniek. Ik weet dat ik in deze zaken spreek voor een grote groep lotgenoten. Met regelmaat vraagt iemand mij hoe zij bijvoorbeeld als getraumatiseerde bij een lichamelijk onderzoek aan de arts duidelijk kan maken dat zij zo bang is en dat daardoor de klachten eigenlijk alleen maar verergeren? Bij mij heeft de traumatherapie en de aandacht die ik zelf vraag voor de psychische kant bij de reguliere arts geleid tot betere zorg en vermindering tot crisisopnames op de eerste hulp.

Tot slot nog dit: geduld en uithoudingsvermogen zijn van groot belang van de kant van zowel de zorgverlener als de patiënt. Een goede integratieve traumatherapie in samenspraak met een empathische huisarts en specialist zou wellicht een positieve slag kunnen maken voor de gezondheid van iemand met de complexe problematiek van vroegkinderlijke chronische traumatisering. Geloof in de kracht van de mens is daarvoor voorwaarde.

E. Veerman is theoloog, kunstenaar en oprichter van Stichting Kunst uit geweld.

Naar boven