Gehoord

Annelie Hooijer

Relaties beïnvloeden individuen en andersom. Individuele problemen bestaan altijd in een sociale context’ gaf Donald Baucom aan op het najaarscongres. Vanuit deze visie lijkt het onontbeerlijk om partners en/ of het systeem te betrekken bij individuele behandelingen. Maar doen wij dit voldoende in de klinische praktijk? En als we dit willen doen, hoe kunnen we dat vormgeven? Een aantal vragen die werd gesteld tijdens het afgelopen najaarscongres van de Vereniging voor Gedragstherapie en Cognitieve therapie (VGCt) gehouden in conferentiecentrum Koningshof te Veldhoven dat in het teken stond van netwerken. Op verschillende manieren werd aandacht besteed aan dit thema. Zo werd stilgestaan bij diverse systeemgerichte behandelmethodieken en werd de netwerktheorie uitgebreid uitgewerkt. Ook waren er bijdragen in het programma te vinden die niets met het thema te maken hebben. Tijdens het tweedaagse congres was er een ruime keuze uit diverse symposia, workshops, openbare supervisies, paneldiscussies, clinical masterclasses en onderdelen als meet the experts.

Tussen al deze sessies door was er ruimte om de verdieping op te zoeken bij allerlei stands, lunches en specifieke bijeenkomsten. Om even bij te komen van al deze nieuwe input was er daarnaast de mogelijkheid om mee te doen aan yoga en mindfulness-sessies, werd er onder andere een running clinic gegeven en was er zelfs gedacht aan een massagestraat. Kortom, voor iedere deelnemer voldoende keuze om er twee leerzame en boeiende dagen van te maken.

Dag één (donderdag)

Het congres werd geopend door de voorzitter van de najaarscommissie Jenneke Wiersma, waarna werd gestart met de eerste keynotespreker Donald Baucom, hoogleraar psychologie aan de University of North Carolina-Chapel Hill. Hij staat bekend als een van de grondleggers van de cognitive behavioral couple therapy (cbct). Baucom stelt dat je de behandeleffectiviteit van cgt kunt vergroten door te erkennen dat psychische stoornissen zich voordoen in een sociale context. Dit betekent onder andere dat partnerrelaties de ontwikkeling van een psychische stoornis kunnen beïnvloeden, evenals het verloop van de behandeling. Volgens Baucom gaan veel relatieproblemen samen met psychologische problemen. Hij vertelde over specifieke interactiepatronen bij bepaalde psychiatrische stoornissen. Zo zou je bij stellen waar obsessieve compulsieve problematiek een rol speelt, zien dat de partners de dwang veelal in stand houden, door bijvoorbeeld de cliënt gerust te stellen, door mee te gaan in de dwangmatigheden en deze soms zelfs over te nemen. Bij anorexia zie je veelal dat de partners op afstand worden gehouden. Bij depressie zie je enerzijds dat de partner zich opoffert en anderzijds kunnen beiden zich terugtrekken. Er is onderzoek gedaan naar het betrekken van partners bij bovengenoemde drie specifieke doelgroepen. De eerste onderzoeksresultaten lijken veelbelovend te zijn.

Na een korte pauze heb ik mij aangesloten bij een workshop van de sectie persoonlijkheidsstoornissen van Wies van den Bosch en Horusta Freije. Doel van deze sectie is het vergroten van de kennis over evidencebased behandelen bij persoonlijkheidsproblematiek. Hierbij wordt het interpersoonlijk functioneren als een belangrijk kenmerk gezien. Helaas is er nog weinig bekend over hoe hierop te interveniëren. Tijdens de workshop werd een rollenspel uitgevoerd waarbij door verschillende therapeuten vanuit verschillende visies (vers, dgt en schematherapie) werd getracht het interpersoonlijk functioneren te beïnvloeden, en daarmee het netwerk te beïnvloeden.

Na een smakelijke lunch koos ik in de middag voor een lezingencyclus voor specifieke doelgroepen, een cyclus waarbij niet zozeer de nadruk lag op netwerken. De eerste korte lezing van William Hale ging over onderzoek naar de voorspellende waarde van non-verbaal gedrag van therapeuten en cliënten op de therapie-uitkomst bij adolescenten met internaliserende problematiek. Hierbij werd gekeken naar spraak; hoofd-, hand- en beenbewegingen en kijkgedrag. De voorlopige resultaten van dit onderzoek wijzen erop dat behandelresultaten mogelijk positiever uitvallen wanneer de cliënt minder aan het woord is bij aanvang van de therapie en wanneer er minder lichamelijke onrust is bij zowel de therapeut als bij de cliënt. De tweede korte lezing van Richard Vuijk ging over het toepassen van schematherapie bij volwassen met autisme en comorbide persoonlijkheidsproblematiek. Onderzoek is nog gaande op dit gebied. Als therapeut is het hierbij belangrijk om op een creatieve manier om te gaan met het beperkt fantaserend vermogen van deze specifieke doelgroep. De lezingencyclus werd afgesloten door Liesbeth Telman met een korte lezing over onderzoek naar de toepassing van cgt bij kinderen en jongeren met angststoornissen. Angststoornissen zijn de meeste voorkomende stoornissen bij kinderen. Twee derde van de kinderen profiteert van cgt. Er wordt onderzocht hoe dit percentage uitgebreid kan worden. Welke factoren spelen een rol in de effectiviteit van cgt bij deze specifieke doelgroep?

Om 15.00 uur was de tweede keynotespreker aan de beurt. Guy Bosmans, onderzoeker aan de ku Leuven, vertelde over de attachment-based familiy therapy (abft) in de behandeling van depressieve en suïcidale adolescenten. Deze vorm van therapie bestaat uit twaalf tot zestien sessies en richt zich hoofdzakelijk op het verbeteren van de gezinsrelaties. Het doel is een grote exposure-ervaring neer te zetten op gezinsniveau. Een belangrijke vraag die aan de depressieve, suïcidale adolescent wordt gevraagd tijdens het eerste systeemgesprek is: ‘Wat stond er in de weg om met je ouders te gaan praten op het moment dat je zo depressief was?’ Het idee is dat achter ieder conflict gehechtheidsbreuken zitten, deze de kans op het zoeken van zorg verminderen en de kans vergroten op het ontwikkelen van psychopathologie. Bosmans stelt als hypothese dat abft niet alle problemen oplost, maar dat het de context verandert, waardoor positieve effecten van de individuele symptoomgerichte interventies worden vergroot.

De eerste dag sloot ik af met een zeer vermakelijke workshop van Kim Helmus en Theo Bouman over cgt bij vreemde lichamelijke belevingen. ‘Wadapartja’ (‘Wat apart ja’). Tijdens deze workshop werd je aan het denken gezet over wat vreemd is, en voor wie? Hoe vreemd zijn we zelf? ‘We zijn allemaal vreemd, sommigen zijn alleen beter in het verdoezelen ervan’.

Dag twee (vrijdag)

De tweede dag begon voor mij met een lezing van keynotespreker Patricia van Oppen, hoogleraar psychotherapie in de psychiatrie bij het vumc. Zij stelt dat er in de praktijk te weinig wordt gewerkt met echt empirische behandelingen en dat de big-opleidingen te weinig oog hebben voor de statistiek. Clinici laten zich volgens Van Oppen te veel leiden door intuïtie, wat mogelijk toeneemt naarmate men meer werkervaring opdoet. Uit onderzoek blijkt dat het niet meenemen van het klinisch oordeel de beste manier van beoordelen is. Van Oppen pleit voor meer contact tussen opleidingen en universiteit, het loslaten van referentiekaders en meer de focus te leggen op empirie gestoelde behandelingen.

Na deze kordate start van de dag, koos ik voor een workshop van Rob Faltin gericht op schaamte-exposure voor sociale angst. Het belangrijkste doel van deze exposuretherapie is dat mensen leren omgaan met hun eigen gevoelens van schaamte. De deelnemers aan deze workshop werden allemaal uitgedaagd om met hun eigen schaamtegevoelens aan de slag te gaan, door allemaal een eigen exposure-opdracht te verzinnen en deze uit te voeren. Dit leverde hilarische taferelen op en zorgde voor een stuk bewustwording van wat je van de cliënt vraagt bij dergelijke oefeningen.

Na deze schaamtevolle workshop koos ik in de middag voor een workshop gericht op een andere emotie. Deze workshop ging over het omgaan met boosheid bij mensen met persoonlijkheidsproblematiek. Vanuit de schematherapie werden door Remco van der Wijngaart en Hannie van Genderen tips en tricks gegeven hoe met verschillende vormen van boosheid om te gaan als therapeut. Hierbij werd gekeken naar de verschillende schema’s en modi. Gedemonstreerd werd hoe je de verschillende boze modi kunt herkennen als therapeut en hoe je hiermee om zou kunnen gaan. Zo zou je als therapeut meer verbondenheid voelen met de ander wanneer de modi van het boze kind actief is en je als therapeut bijvoorbeeld meer verwijderd voelen bij de boze beschermer. Er werd afgerond met een ervaringsoefening waarbij eenieder zijn eigen boosheid mocht loslaten op een ander, en vice versa.

De rest van de middag heb ik meer geleerd over de laatste ontwikkelingen op het gebied van de netwerkbenadering. Zo heb ik mij aangesloten bij een paneldiscussie over dit onderwerp en volgde ik een lezing van de laatste keynotespreker. Denny Borsboom, hoogleraar grondslagen van de psychologie en psychometrie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Borsboom vertelde over deze ‘nieuwe’ manier van denken over symptomen ten opzichte van stoornissen. Hij legde hierbij de vergelijking met een ecosysteem waarbij problemen ook als een soort ecosysteem gezien worden. Allerlei klachten werken op elkaar in en kunnen elkaar verergeren. Symptomen verergeren en steken elkaar aan. Volgens de netwerktheorie staan de symptomen die mensen rapporteren in verbinding met elkaar. Symptomen worden hierbij gezien als onderdeel van een netwerk. Door deze netwerken in beeld te brengen, kunnen er allerlei nieuwe perspectieven op de oorzaken, het verloop en de behandeling van stoornissen ontstaan. Borsboom stelt dat deze benadering veelbelovend is voor de toekomst.

Met deze prikkelende lezing kwam er een eind aan het najaarscongres. Terugkijkend waren het twee intensieve en leerzame dagen waarbij je veel nieuwe indrukken opdoet en waarbij je ruim de gelegenheid hebt om zelf ook eens goed te netwerken! Jenneke Wiersma sloot het congres af met een laatste woord en gaf een aantal take-home-messages; 1. Betrek de omgeving en partners bij de behandeling. 2. Gehechtheid is vertrouwen in zorg en dat vertrouwen kun je herstellen. 3. We moeten ons bewust zijn van onze intuïtie, deze neemt toe wanneer je meer ervaring krijgt. 4. Denk aan de ecosystemen!

Annelie Hooijer is gz-psycholoog in opleiding tot specialist en werkzaam bij Dimence, bij het team Ontwikkelingsstoornissen volwassenen te Zwolle.

Naar boven