Inleiding

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Stichting Tijdschrift voor Psychotherapie 2015
10.1007/s12485-015-0105-9
Inleiding

Adriaan van ’t SpijkerContact Information

(1)  Rotterdam, Nederland

Contact Information Adriaan van ’t Spijker
Email: a.vantspijker@erasmusmc.nl

: 10  2015


A. van ’t Spijker PhD  
is werkzaam bij de afdeling Psychiatrie van het Erasmus MC te Rotterdam en in eigen praktijk. Daarnaast is hij redacteur van dit tijdschrift.

Internet is niet meer weg te denken uit ons leven. Als ik mijn telefoon vergeten ben, rijd ik terug naar huis. Mijn agenda, mijn e-mail, de ochtendkrant - alles staat erin. Ik krijg via WhatsApp een bericht van een cliënt, dat hij later is. De eerste keer dat ik op die manier een bericht van cliënt ontving, krabde ik me wel even achter mijn oren. Wat moest ik hier nu van vinden? Een heel praktisch punt was dat ik eerst maar eens checkte of mijn profielfoto wel representatief was. En na het beschikbaar komen van de ‘blauwe vinkjes’ moest ik erover nadenken of ik wel wilde dat cliënten konden zien dat ik hun berichtje had gelezen. Nieuwe technieken zorgen voor nieuwe vragen, ook in de spreekkamer van de psychotherapeut.

Ik ben niet de eerste en ook niet de enige die verbaasd is over de snelheid van de ontwikkelingen. Ongeveer twintig jaar geleden kocht ik mijn eerste mobiele telefoon. Daar gingen nog vier echte AA-batterijen in. Ik peinsde er niet over die telefoon altijd bij me te hebben; daar was hij veel te groot en zwaar voor. De ontwikkelingen in de techniek zijn zo snel gegaan, dat mijn kinderen niet meer weten hoe een draaischijftelefoon werkt.

Diezelfde snelheid heeft de ontwikkeling van internet. Twintig jaar geleden kreeg ik voor het eerst een ‘ping’-berichtje van een collega. Onderin mijn scherm verscheen een knipperende tekstregel: ‘Alec zegt: Lunch?’ Die elektronische uitnodiging was leuk, maar ook een beetje overbodig, want Alec zat in de kamer naast me. Als hij hard sprak, kon ik hem door de muur heen horen. Tegenwoordig zijn er manuals om te leren hoe je e-mail niet de baas laat zijn over je werkdag.

Een groot deel van het leven voltrekt zich online. Internetwinkels hebben veel oude winkels overbodig gemaakt. Hoezeer ik ook gehecht ben aan een goede fotozaak in mijn woonplaats, een nieuw fototoestel koop ik daar niet, omdat het bijna 50 % in prijs scheelt. Internet is zo dominant geworden, dat campings tegenwoordig niet meer adverteren dat ze gratis wifi hebben, maar dat ze internetvrij zijn.

De spreekkamer van de psychotherapeut is, niet alleen voor mijn cliënten, een oase van rust in de hectiek van het dagelijkse leven. Daar hoef ik even niet elke tien minuten mijn e-mail te checken. Ik vind het heerlijk om gewoon face-to-face-contact te hebben met mensen. De therapeutische relatie is het vehikel bij uitstek voor verandering in therapie. Hoe zou die kunnen bestaan, als ik mijn cliënten niet zie? Maar ook in de spreekkamer dringt internet meer en meer door. ROM-vragenlijsten nemen we online af en mijn cliënten mailen soms, tussen de zittingen door, een vraag of een opmerking over hoe het gaat.

In mijn opleiding kwam iemand vertellen over Interapy. Daar deden we in onze opleidingsgroep een beetje lacherig over. Behandeling via internet? Dat kon nooit veel effect hebben. Ondertussen weten we beter. Verschillende onderzoeken laten zien dat online behandelingen minstens zo effectief zijn als face-to-face-behandelingen. In het eerste artikel van dit nummer geven Viviane Thewissen en Nicole Gunther een state-of-the-art-overzicht van onderzoek naar e-mental-health-interventies. Dat is een uitgebreid overzicht, want er is veel onderzoek gedaan, vooral naar online cognitieve gedragstherapie. Maar zelfs psychodynamische behandelingen worden via internet aangeboden. Ouderwets degelijke psychodynamische behandelingen via internet? Het kan klaarblijkelijk, al moet er nog wel veel vervolgonderzoek worden gedaan. Als u dit artikel gelezen heeft, weet u hoe ver de ontwikkelingen in e-mental health zijn.

Een van indrukwekkende opmerkingen in het artikel van Thewissen en Gunther is de stelling dat over een aantal jaren alle behandelingen (deels) via internet aangeboden zullen worden. Verzekeraars sturen nu al op het percentage online behandelingen. Ik vind het een nogal boude uitspraak. Het is ook een uitspraak die mij huiverig maakt: welke rol blijft er dan voor mij als psychotherapeut over? Wordt de psychotherapeut een soort veredelde e-mailbeantwoorder?

In het tweede artikel geeft Jacques van Lankveld antwoord op deze vraag. Hij deelt overigens de mening van Thewissen en Gunther: het is te voorzien dat alle behandelingen (deels) via internet zullen worden gegeven. Hij beschrijft de rol van e-mental health en vervolgens de rol van de psychotherapeut. Hoe gaat ons vak er in de (nabije) toekomst uitzien en welke rol speelt internet daar dan bij? Hij stelt dat wij er als psychotherapeuten bij gebaat zijn, als we e-mental health stimuleren. Ik vraag me af of dat voor veel psychotherapeuten niet een te grote stap zal zijn. Die huiver van veel psychotherapeuten beschrijft hij ook. Ik vind dat wel een intrigerende paradox: als therapeut willen we cliënten helpen te veranderen, maar zelf zijn we net zo huiverig voor veranderingen in onze manier van werken, als veel cliënten.

Veel therapeuten zullen de problemen (h)erkennen die er zijn met internetbehandelingen. Een van die problemen is de drop-out uit veel online behandelingen. Als voordeel van online behandelingen wordt genoemd dat de hulp laagdrempelig beschikbaar is. Cliënten die moeite hebben de deur van de praktijk binnen te lopen, kunnen in de bescherming van hun eigen huis wel een behandeling krijgen voor de klachten die ze ervaren. Die laagdrempeligheid is winst. Echter, in de praktijk betekent dat kennelijk ook dat stoppen met een online behandeling laagdrempelig is. De uitval uit online behandelingen is hoger dan de uitval uit face-to-face-behandelingen.

In het derde artikel beschrijven Jessica Voerman en collega’s een begeleide zelfhulpinterventie voor jongeren met chronische pijn. Het lijkt een effectieve manier van behandelen te zijn. Maar de uitval uit de behandeling is enorm. Van de 69 jongeren die beginnen aan het onderzoek en die allemaal de interventie krijgen aangeboden, zijn er drie maanden na de interventie nog twaalf over. Uit de artikelen van Thewissen en Gunther en Van Lankveld blijkt dat online behandelen effectief kan zijn, maar het artikel van Voerman en collega’s roept de vraag op: voor wie dan? Wat moeten we doen om de uitval uit deze potentieel effectieve online behandelingen te verminderen? Hoe motiveren we mensen om af te maken waar ze aan begonnen zijn? Of hoeft dat misschien niet? Een van de redenen die jongeren noemen om voortijdig te stoppen met de behandeling, is afname van klachten.

Ondanks alle onderzoek dat is gedaan, is online behandelen voor veel psychotherapeuten nog een relatief onbekend en onontgonnen terrein. Jeroen Ruwaard bespreekt een boek dat therapeuten over hun eerste vrees heen kan helpen. En hoe zit het nu met de therapeutische relatie? Die is er ook in online behandelingen. Dat blijkt impliciet uit de bevinding dat meer begeleiding bij een online interventie samenhangt met meer effectiviteit van die interventie. Meer informatie over de therapeutische relatie staat in het boek van Anton Hafkenscheid dat vorig jaar uitkwam. Jos de Keijser las het voor u en geeft er zijn mening over.

Als redactie zijn we nieuwsgierig naar uw mening over dit themanummer. Mailt u ons?

Naar boven