Stijn Vanheule (2015). Psychodiagnostiek anders bekeken: kritieken op de DSM. Een pleidooi voor functiegerichte diagnostiek. Tielt: Lannoo Campus. 224 p., 3 24,99

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Stichting Tijdschrift voor Psychotherapie 2015
10.1007/s12485-015-0044-5

Gelezen

Stijn Vanheule (2015). Psychodiagnostiek anders bekeken: kritieken op de DSM. Een pleidooi voor functiegerichte diagnostiek. Tielt: Lannoo Campus. 224 p., 3 24,99

Thibault van LysebettenContact Information

(1) 

: 30  2015

Samenvatting  
Als patiënten die me als psychiater consulteren, vragen ‘wat ze hebben’, probeer ik deze vraag te pareren door te spreken over ‘wie ze zijn’.
t. van lysebetten, psychiater en psychoanalytisch psychotherapeut, is werkzaam in een groepspraktijk in Gent en bij PC Rustenburg te Brugge.

Als patiënten die me als psychiater consulteren, vragen ‘wat ze hebben’, probeer ik deze vraag te pareren door te spreken over ‘wie ze zijn’. En: dat de combinatie van hun voornaam en naam hun ‘diagnose’ is. Weinigen begrijpen dit meteen, laat staan dat ze er vrede mee kunnen hebben. Er volgt dan vaak een opmerking over de DSM, dat ze daar iets over gelezen hebben, en dat die toch de bijbel van de psychiatrie genoemd wordt? Als ik dan de lijst van verschillende assen (as I klinische syndromen, as II persoonlijkheidsstoornis, enzovoort) doorloop die ik, tegen mijn zin, toch vaak voor administratieve doeleinden heb opgesteld, vraag ik of ze zichzelf in dat opgesomde lijstje herkennen en of ze het niet beledigend vinden in zulke algemene termen te worden beschreven.

Ik blijk dan ook relatief vaak de categorie ‘niet anderszins omschreven’ (NAO) te hebben gebruikt, een categorie waarvan in een recent nummer van het Nederlands-Vlaamse ‘Tijdschrift voor Psychiatrie’ nog de deugdelijkheid werd bepleit. Deze categorie geeft me dan de mogelijkheid over de patiënt in kwestie zijn eigen-aardigheden te spreken, zo particulier mogelijk, in de hoop dat het ‘diagnostisch’ gesprek uiteindelijk dan toch een betekenisvolle wending heeft gekregen. Het zal duidelijk zijn: als voltijds clinicus heb ik vooralsnog weinig meerwaarde ontdekt in het DSM-boekwerk. Toch heb ik ooit een welwillende poging ondernomen me via een aangeschaft ‘DSM-werkboek’ enigszins te verdiepen in deze materie.

Deze achtergrond is belangrijk bij het lezen van wat volgt: een lofzang op de vlijmscherpe analyse van Vanheule van deze mythe der wetenschappelijkheid. Dit boek is een vertaling van een eerdere (Engelstalige) publicatie, maar is uitgebreid met een derde hoofdstuk waarin een alternatief wordt voorgesteld. Het is een verademing om als clinicus - de wetenschapper met n = 1 als onderzoeksgroep - een begrijpelijke, klare analyse te krijgen van het achtergrondsdenken van deze bijbel der psychiatrische diagnostiek. Dat deze diagnostiek niet deugt, voelt iedereen aan die in het werkveld staat. Je dient je patiënt immers te verengen tot categorieën die geenszins de complexiteit van de klinische praktijk eer aan doen. En daar waar je contextvariabelen dient toe te voegen aan de diagnose, krijg je al snel de indruk dat dat materiaal bijzaak is en niet behoort tot de kern van de diagnose, laat staan tot de ontstaansgeschiedenis.

Deze indrukken worden onderbouwd door Vanheules systematische en glasheldere onderzoek. Dat noch betrouwbaarheid (komen clinici die de categorieën rigoureus toepassen tot dezelfde besluiten?), noch validiteit (in hoeverre wordt gemeten wat gemeten zou moeten worden?) ernstig te nemen zijn, blijft - hoewel al bekend uit andere publicaties - een onthutsende conclusie.

Via een historische reconstructie komen we heel wat te weten over het ontstaansproces en over de zogenaamde noodzakelijkheid van een uniforme classificatie. Van ernstig onderzoek blijkt geen sprake, van een achterliggend biologisch reductionistisch paradigma betreffende de etiopathogenese van psychopathologie des te meer. Psychiatrie willen omvormen tot een meer medische discipline - die dan meer au sérieux zou genomen worden? - is op zich nog deugdelijk te noemen, maar als daartoe statistisch misleidend en selectief met onderzoeksresultaten wordt omgesprongen, is dat niet verdedigbaar.

Betreffende de bedenkelijke validiteit is Vanheule terecht kritisch aangaande de rol die contextfactoren krijgen toegedicht. Deze rol lijkt hoogstens modererend en is dus volgens de DSM-experts ondergeschikt in het verklaringsmodel. Dit druist volledig in tegen wat de kliniek toont. Naast de onvermijdelijke oorzakelijkheid ervan, is de subjectieve beleving van de patiënt aangaande zijn symptomen - zijn ‘ziekte’ desnoods - van primordiaal belang in het therapeutisch proces dat een hulpverlener met zijn patiënt doormaakt. Vanheule merkt fijntjes op dat de term diagnose zowel ‘onderscheiden’ als ‘grondig leren kennen’ betekent. Het lijkt erop dat de DSM zich inderdaad vooral met onderscheiden bezighoudt ...

Is er dan een alternatief? Daar wordt in het derde en laatste hoofdstuk bij stilgestaan. Functiegerichte diagnostiek wordt naar voren geschoven als alternatief voor de stoornisgerichtheid waar de DSM voor staat. De rol en de functie van het symptoom binnen iemands functioneren staan daarbij centraal. Vanheule toont aan dat deze aanpak op een valide en betrouwbare manier kan worden toegepast. Als methodiek kan gewerkt worden met casusconstructies, waarbij het de bedoeling is dat klinische gegevens en theoretische redeneringen continu met elkaar in dialoog staan. Hij breekt een lans voor overleg in teamvorm of als super-of intervisie en legt de nadruk op het noodzakelijk tentatieve karakter van de casusformulering. Een casusconstructie als een georganiseerd narratief: de kliniek van alledag valt niet beter samen te vatten en blijkt nog wetenschappelijk te onderzoeken ook!

Dat Vanheule zijn betoog historisch kadert en illustreert, met een gedoseerde (maar zeer terechte) input vanuit de psychoanalyse - waarbij zowel Freud als Lacan de plaats krijgen die ze verdienen in de geschiedenis van de diagnostiek - maakt deze kritische studie tot een degelijk en lezenswaardig boek. Het is onmisbaar voor wie krachtige argumenten zoekt om in te gaan tegen de mainstream-diagnostiek van de hedendaagse psychiatrie.

Naar boven