2013: De psychotherapie in de achtbaan

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn, Stafleu van Loghum 2013
10.1007/s12485-013-0021-9

Forum

2013: De psychotherapie in de achtbaan
Gillen met gesloten ogen? Of: ogen open, vooruit en om je heen kijken?

Sjoerd Colijn1

(1) 

: 11  2013


hoofdopleider psychotherapie, is hoofdredacteur van dit tijdschrift

Inleiding

Het afgelopen jaar kwamen er in Nederland ontwikkelingen op de psychotherapie af die, door de verstrekkende gevolgen die ze kunnen hebben, voor veel onrust onder psychotherapeuten zorgden. Voorlopig is het misschien nog wel een groter probleem dat over deze ontwikkelingen (deels) onjuiste informatie de ronde doet. De maalstroom van desinformatie, geruchtvorming en de daarop soms volgende paniekreacties onder collega’s of aankomende collega’s, is op dit moment schadelijker voor de Nederlandse psychotherapie dan de ontwikkelingen zelf. Deze bijdrage is geschreven om de feiten op een rijtje te zetten en daarmee de desinformatie te bestrijden.


Notitie NVP

In de zomer van 2012 is onder psychotherapeuten een notitie gaan circuleren die bedoeld was voor interne discussie binnen de Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie. Het voorstel in deze notitie is om psychotherapie tot een aantekening van de beroepen klinisch psycholoog en psychiater te maken. De consequentie daarvan zou zijn dat het huidige register psychotherapeut sluit. Volgens het voorstel zou een klinisch psycholoog de aantekening psychotherapeut kunnen krijgen, maar een klinisch psycholoog zou ook voor de aantekening manager kunnen kiezen.

In de geruchtvorming onder collega’s is deze interne discussienotitie opgeblazen tot het standpunt van de NVP. Arts-psychotherapeuten en psychotherapeuten zonder de dubbelregistratie klinisch psycholoog concludeerden dat de NVP hen op zijn best in een sterfhuisconstructie wilde onderbrengen. Deelnemers aan lopende psychotherapieopleidingen vreesden dat zij veel geld voor een waardeloze opleiding hadden betaald. Klinisch psychologen fulmineerden tegen onderuithalen van hun positie als brede specialist. Tegenover dit koor van verontrusten was veel minder luid de stem te horen van degenen die een dergelijk traject sowieso als onhaalbaar inschatten: noch voor de minister, noch voor de aanpalende beroepen zou met de voorgestelde constructie enig eigen belang gediend zijn, en hun (voor realisatie onmisbare) goedkeuring en steun is onwaarschijnlijk.


Rapport CVZ

In januari 2013 lekte een conceptrapport van het College van Zorgverzekeringen (CVZ) uit. Dat rapport was voor een eerste reactie uitgezet bij een selectie van betrokken groeperingen, maar vond al snel zijn weg naar een veel breder publiek. Voor de meest brede opschudding zorgde de onderhand al sectorbreed gefnuikte scheiding tussen klachten en ziekten, tussen somatisch en psychisch, tussen laag-complexe en hoog-complexe specialistische zorg en tussen medische en niet-medische interventies. Maar voor de psychotherapie zat er nog een extra adder onder het gras: in de specialistische zorg werd psychotherapie wel uitgebreid genoemd, maar het niet-specialistische artikel 3-beroep psychotherapeut stond - voortvloeiend uit een simpele logica - niet in het rijtje van beroepen die hoofdbehandelaar zouden kunnen zijn ofwel een DBC voor specialistische zorg zouden kunnen openen. Als klap op de vuurpijl werd in dit conceptrapport aangekondigd dat psychotherapie in het generalistische segment aan dezelfde beperkingen (kortdurend) onderhevig zou zijn als het andere eerstelijnsaanbod.

Alhoewel de minister op de televisie en de zorgverzekeringen in de andere media probeerden de brand te blussen door de importantie van het rapport te bagatelliseren (‘Interne discussienota, zo verschijnen er zoveel’), zagen psychotherapeuten de bui al hangen: in de vrijgevestigde praktijk wordt de langerdurende psychotherapie de nek omgedraaid en in de ggz-instelling worden psychotherapeuten tot tweederangsbehandelaar verklaard; daarmee wordt het beroep steeds meer overbodig.


Kinder- en jeugdsector

In de kinder- en jeugdsector is de laatste jaren de onzekerheid voor alle professionals steeds groter geworden. De financiering van een groot deel van de zorg gaat binnenkort naar de gemeenten. Niemand weet precies wat hun beleidslijnen zullen zijn. Het enige dat zeker is, is a dat de gemeenten van de rijksoverheid (geleidelijk aan tot 2017) 15 procent minder aan deze zorg mogen uitgeven, en b dat er tussen gemeenten onderling grote verschillen ontstaan over waar ze het geld precies aan zullen uitgeven.


DBC-financiering

Al meer dan vijf jaar hangt de overgang van verrichtingsfinanciering naar DBC-financiering in de lucht. Beide stelsels werden naast elkaar gehanteerd, maar de financiële afrekening vond nog op basis van de verrichtingenfinanciering plaats. Begin vorig jaar werd duidelijk dat in 2013 de DBC-financiering bepalend zou worden. Eind 2012 realiseerde een aantal ggz-instellingen zich eindelijk dat het nu ‘om het eggie’ was. En dat deed - samen met de grote problemen met de financiering van huisvesting en bouwprojecten voor de instellingen en de krimp op grond van marktwerking - de paniek bij enkele beleidsmakers in belangrijke Nederlandse ggz-instellingen toeslaan.

In sommige instellingen leidde dat, in samenhang met het eerdergenoemde gerucht dat psychotherapeuten in de toekomst geen hoofdbehandelaar zouden mogen zijn, tot een beleid om psychotherapeuten zo gauw mogelijk naar de uitgang van de instelling te begeleiden. Zo bedachten de beleidsmakers in de fusie-instelling GGZ-Centraal dat met name in het Meerkantensmaldeel in de kinder- en jeugdpsychiatrie veel psychotherapeuten aangesteld waren. Zij verklaarden vele voorheen gewaardeerde collega’s boventallig en vaardigden de maatregel uit om de vele psychotherapeuten die daar op grond van eerder beleid in opleiding waren, na afronding van hun opleiding geen baan meer te bieden. Als psychotherapeut in de wijde omgeving van de Veluwe bekroop je de angst dat het jachtseizoen voorgoed geopend is.

Maar er zijn instellingen die zich wat minder door angst van het moment en de waan van de dag laten leiden. In de Parnassia-holding is tot in de hoogste regionen het besef doorgedrongen dat psychotherapeuten in de specialistische (tweedelijns- en derdelijns)zorg onmisbaar zijn. Ook in het PsyQ-segment van Parnassia dat zich op kortdurende behandeling van as-I-stoornissen richt, ziet men binnen een team van gz-psychologen de aanvullende (bij complexe problemen) en ondersteunende (ten aanzien van minder opgeleide collega’s) rol van de psychotherapeut. In de behandeling van complexe problematiek, in het bijzonder persoonlijkheidsproblematiek, is de psychotherapeut kerndiscipline. In een andere grote ggz-instelling wordt binnenkort de discussie afgerond waarbij er onderscheid gemaakt gaat worden tussen junior- en seniorpsychotherapeuten; de eersten vooral in de directe patiëntenzorg werkzaam (FWG 65), de anderen meer actief voor de begeleiding en supervisie van collega’s en voor het behandelen van ‘moeilijke gevallen’ (FWG 70).


Paniek

De verwarring is groot. Laat duidelijk zijn: ook als je puur van de feiten uitgaat, zijn sommige ontwikkelingen zorgwekkend voor de ggz in het algemeen en de psychotherapeut in het bijzonder. Maar desinformatie, verwarring en angst leiden tot groteske gevolgtrekkingen. Op dit moment gaan er geruchten dat het register psychotherapeut gesloten gaat worden (onzin), dat de klinisch psycholoog het ‘gewonnen’ heeft (onzin), dat artsen in de toekomst geen psychotherapeut meer kunnen zijn (onzin), dat overal in ggzinstellingen in Nederland de psychotherapeuten eruit gegooid worden (onzin), dat de vrijgevestigde psychotherapeuten binnenkort alleen op kortdurende behandelingen en zelfbetalers zullen moeten draaien (onzin) en dat alle psychotherapeuten snel moeten zorgen dat ze klinisch psycholoog worden, omdat de zorgverzekeraars psychotherapie niet meer relevant zouden vinden (onzin).

Angst is een slechte raadgever. Ik zie onder collega’s de demoralisatie en paniek toenemen. Maar laten we niet in panisch gillen uitbarsten en iedereen om ons heen besmetten met onze angst. Laten we diep ademhalen en goed om ons heen kijken. Psychotherapie is een prachtig vak dat zich stormachtig ontwikkelt. Er is een grote groep patiënten met ernstige en complexe problematiek, die - ook volgens de multidisciplinaire richtlijnen - het best geholpen is met goede psychotherapie. Die groep patiënten zal blijven en collectief gefinancierde hulp nodig blijven hebben.

Beleidsmakers die verder kijken, weten dit. Beleidsmakers en financiers die dit niet weten, zijn dom en kortzichtig. Domheid is door psychotherapie niet te veranderen, maar aan kortzichtigheid kunnen wij psychotherapeuten, samen met onze directe collega-professionals, wel wat doen. Dat kan door in onze directe werkomgeving collega’s goed te informeren en bazen en beleidsmakers te laten weten dat psychotherapie een onmisbaar onderdeel is van de specialistische ggz. Dat vinden we zelf, maar dat is ook evidence-based. In de wijdere omgeving van politiek, financiers en andere sleutelfiguren in de ggz kunnen wij psychotherapeuten gezamenlijk invloed hebben, door onze beroepsverenigingen te dwingen de rijen te sluiten en krachtig en eenduidig hun maatschappelijk uiterst relevante boodschap uit te dragen.

Naar boven