Een krakkemikkige oplossing voor een niet-bestaand probleem

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn, Stafleu van Loghum 2013
10.1007/s12485-013-0020-x

Forum

Een krakkemikkige oplossing voor een niet-bestaand probleem
Reactie op het voorstel van de Stuurgroep Artikel 14

Paul van der Heijden1, Christel Hessels1 Cor Visser2

(1)  Adolescenten Psychiatrie van de Reinier van Arkel Groep, Den Bosch, The Netherlands
(2)  Reinier van Arkel Groep, Den Bosch, The Netherlands

: 11  2013


is klinisch psycholoog bij het Centrum voor
is psychotherapeut en was voorheen praktijkopleider psychotherapie en klinisch psychologen bij de

Inleiding

De Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (NVP) wil het beroep van psychotherapeut graag specialistisch verankeren. Recentelijk is een stuurgroep van de NVP naar buiten gekomen met een Voorstel Stuurgroep Artikel 14 ten behoeve van deze specialistische verankering. In dit voorstel staat nadrukkelijk vermeld dat niet iedereen uit de stuurgroep het eens is met het uiteindelijke ontwerp. Niettemin is het in de huidige vorm besproken in de ledenraad en zal het daar op korte termijn opnieuw ter goedkeuring worden voorgelegd.Wij willen in deze fase graag enkele kritische kanttekeningen plaatsen bij de ideeën van de stuurgroep.


Doel en inhoud van het huidige ontwerp

De NVP-stuurgroep heeft ervoor gekozen de kennis en kunde van de psychotherapeut als aantekening onder te brengen binnen de specialistische beroepen klinisch psycholoog en psychiater. Het opleidingstraject voor deze aantekening omvat volgens de stuurgroep meer kennis en kunde dan binnen de huidige opleiding tot klinisch psycholoog of psychiater het geval is.

De stuurgroep brengt binnen de opleiding tot klinisch psycholoog een tweedeling aan: na een algemene basis (opleidingsfase 1: de romp) volgt de verdieping, met als interne keuzedifferentiatie (opleidingsfase 2) de volgende aantekeningen: psychotherapie, management of wetenschappelijk onderzoek. Aan de aantekening psychotherapeut wordt het recht verbonden om de beschermde titel van psychotherapeut te gebruiken. Dit geldt ook voor de opleiding tot psychiater met de aantekening psychotherapie. Het huidige register psychotherapeut-artikel 3 wordt gesloten voor nieuwe aanmeldingen. De NVP bepaalt samen met de FGzP en de NVvP de vereisten voor de aantekening en zorgt mede voor de borging van de kwaliteit.

Deze constructie zal volgens de stuurgroep ‘(…) sterk bijdragen aan een steviger en aantrekkelijker positionering van het beroep psychotherapeut en daarmee ook aan de toetsbaarheid, kwaliteit en transparantie van het psychotherapeutische handelen’. Een aantal voordelen dat wordt genoemd: a het geeft een inhoudelijke verbetering aan de kennis en kunde van het profiel van de psychotherapeut, b het geeft een aanvaardbare oplossing voor de huidige registratieverwarring, en c de huidige onduidelijkheid rond de keuze door de gz-geregistreerde voor een opleiding tot klinisch psycholoog of psychotherapeut-artikel 3 verdwijnt.


Bezwaren

Wij hebben enkele fundamentele bezwaren tegen dit voorstel. In de eerste plaats biedt dit ontwerp een oplossing voor een probleem dat feitelijk niet bestaat. Daarnaast gaat het voorstel ten koste van de kracht van het profiel van de klinisch psycholoog.Wij zullen beide bezwaren hierna toelichten.

In het voorstel wordt op geen enkele manier onderbouwd dat de kwaliteit van de huidige generatie psychotherapeuten te wensen overlaat, terwijl dat één van de aangevoerde redenen is waarom het beroep zou moeten worden opgewaardeerd. Naar onze mening is er geen sprake van problemen in de kwaliteit van de huidige generatie psychotherapeuten. Sterker nog, de psychotherapie lijkt juist in de lift te zitten: we behalen prachtige resultaten in wetenschappelijke behandelstudies en er komen steeds meer studies die laten zien dat psychotherapie ook kosteneffectief is. Al in 2008 heeft de NVP dit op een boeiend congres geïllustreerd.

Bovendien is het beroep van psychotherapeut op dit moment een door de wet beschermde titel. Alle psychotherapeuten vallen - net als de andere BIGleden - onder het tuchtrecht en daarmee is de kwaliteit, transparantie en toetsbaarheid voldoende geborgd. Bovendien is sinds 1 januari 2012 de herregistratie in het BIG-register verplicht gesteld. Advisering over de kwaliteit van de daarvoor benodigde nascholing zou een speerpunt voor de NVP kunnen zijn. De meeste psychotherapeuten zijn overigens tevens lid van specialistische psychotherapeutische verenigingen, die veelal aanvullende eisen voor herregistratie stellen.

De stuurgroep spreekt voorts over registratieverwarring, maar ook hier ontbreekt iedere vorm van onderbouwing.Waar is dit op gebaseerd? De huidige indeling in beroepen is juist helder: de gz-psycholoog is er voor kortdurende, eenvoudige hulpvragen. De psychotherapeut is er voor langerdurende, meer persoonsgerichte en procesmatige behandelingen. Zij werken vaak in vrijgevestigde praktijken en ggz-instellingen. De klinisch psycholoog ten slotte is een psychotherapeut die vooral is opgeleid om complexe problematiek te behandelen en die tevens kennis heeft van complexe diagnostische vraagstukken. Hiermee is hij een gelijkwaardige partner van de psychiater. De klinisch psycholoog is vooral werkzaam in grotere ggz-instellingen, waar hij door zijn competenties mede verantwoordelijk is voor het ontwikkelen van de zorg (zorginnovatie en management) en de (wetenschappelijke) evaluatie ervan.

Voor cliënten wordt het er in de voorgestelde situatie bovendien niet duidelijker op. Hoe moet een cliënt de kwaliteiten beoordelen van een klinisch psycholoog met de registratie wetenschappelijk onderzoek, zonder psychotherapie? Deze is beter opgeleid dan een gz-psycholoog, maar wat kan hij minder dan een klinisch psycholoog met registratie psychotherapie? Bovendien is er dan nog het (tijdelijke) probleem van de psychotherapeuten die geen psycholoog of psychiater zijn.

Een ander argument van de stuurgroep betreft de vergoeding van psychotherapeuten. De stuurgroep schrijft hierover dat ‘(…) zorgverzekeraars steeds meer geneigd lijken om tweedelijnsvergoedingen voor specialisten (artikel 14) en eerstelijnsvergoedingen voor basisberoepen (artikel 3) te gaan instellen’.Wat betekent dat: lijken geneigd? Dergelijke uitspraken wekken onrust bij de beroepsgroep maar zijn, voor zover wij weten, niet op feiten of herleidbare bronnen gebaseerd. Vooralsnog is er in de huidige situatie geen sprake van problemen met de beloning (zie ook www.cvz.nl). Integendeel, psychotherapeuten genieten in de ggz exact dezelfde beloning als een klinisch psycholoog. Ook in de vrije praktijk wordt een psychotherapeut niet minder beloond dan een klinisch psycholoog. Bovendien is de vergoeding juist een argument tegen het opleiden van zoveel specialisten: hoeveel specialisten hebben we nodig? Blijkt uit epidemiologische studies dat er sprake is van een toename van complexe problematiek?We lopen het risico dat een ggz met te veel specialisten onbetaalbaar wordt. Nu al verdient een psychotherapeut binnen een gemiddelde ggz-instelling zichzelf niet terug, waardoor er een zogenaamd ‘DBC-gat’ ontstaat.

Voorts haalt de voorgestelde gedifferentieerde opzet de kracht uit het profiel van de klinisch psycholoog. De sterke kanten van de klinisch psycholoog ten opzichte van de andere specialist, de psychiater, zijn -naast psychotherapie - kennis van wetenschappelijk onderzoek, zorginnovatie en complexe diagnostiek. In de combinatie van deze competenties zit nu juist de kracht van de klinisch psycholoog.Wanneer er een differentiatie in de opleiding tot klinisch psycholoog zal worden aangebracht, dan zal naar onze inschatting 80-90 procent van de mensen alleen de psychotherapieregistratie gaan behalen, waardoor specialistische kennis van management en wetenschappelijk onderzoek verdwijnt.

Het is niet ondenkbaar dat in korte tijd de registraties wetenschappelijk onderzoek en management zullen verdwijnen. Dat zou een zorgelijke ontwikkeling zijn, omdat het maken van inhoudelijk beleid en de wetenschappelijke onderbouwing van ons werk nu juist dé manieren zijn om de psychotherapie veilig te stellen, wat pleit voor een integratie van psychotherapie met de andere kennisdomeinen van de klinisch psycholoog.


Conclusie

Al met al wekt het voorstel de indruk dat men niet objectief heeft onderzocht of een artikel 14-beroep werkelijk noodzakelijk is. Men lijkt te zijn vertrokken vanuit het idee dat het er moet komen, desnoods ten koste van de huidige beroepen. Het voorstel bevat geen enkele onderbouwing met feiten over de noodzaak of wenselijkheid van de plannen. Daarmee kan het voorstel zoals het er nu ligt de wetenschappelijke toets der kritiek niet doorstaan. Het zou beter zijn als de NVP haar tijd en energie zou steken in het verder stimuleren en subsidiëren van wetenschappelijk onderzoek naar psychotherapie, het lobbyen tegen verdere bezuinigingen en het afkalven van tweedelijnszorg naar de eerste lijn. Daar liggen naar onze mening de werkelijke bedreigingen voor ons vak.

De redactie heeft het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie gevraagd te reageren. Het bestuur liet het volgende weten: ‘Het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie is graag bereid om een bijdrage te leveren aan de discussie in het Tijdschrift voor Psychotherapie over het interne NVP-document Voorstel Stuurgroep Artikel 14. Het bestuur wil echter eerst horen wat verschillende geledingen erover te zeggen hebben, om vervolgens haar standpunt te formuleren.’

Naar boven