Inleiding

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn, Stafleu van Loghum 2013
10.1007/s12485-013-0016-6

Inleiding

Inleiding

Anton Hafkenscheid1

(1) 

: 11  2013


Tijdschrift voor Psychotherapie 2013 [39] 02 www.psychotherapie.bsl.nl

Het Tijdschrift voor Psychotherapie is het 39e levensjaar ingegaan en loopt tegen de 40. In een mensenleven is de middelbare leeftijd dan ingetreden en velen zijn, zonder dat te weten, de helft van hun leven al ruimschoots voorbij. De levensduur van tijdschriften is geen biologisch maar een sociaal en economisch gegeven. Er zijn tijdschriften die de gemiddelde levensduur van de mens nooit zullen halen, maar er zijn er ook die mensen overleven.Waar niet-aflatende pogingen tot verjonging en vernieuwing met het vorderen van de leeftijd in de levensloop van de mens nogal geforceerd en soms zelfs lachwekkend kunnen aandoen, ligt dat voor een vaktijdschrift anders. Eén van de taken in de psychotherapie is cliënten te helpen zich te aanvaarden zoals ze zijn, zodat ze zichzelf niet meer opjagen om zich steeds opnieuw uit te vinden. Een zichzelf respecterend vaktijdschrift als het Tijdschrift voor Psychotherapie moet zichzelf juist wél voortdurend opnieuw zien uit te vinden. Alleen al uit overlevingsdrang - zeker in de snel veranderende wereld van de geestelijke gezondheidszorg en de bijna moordende concurrentie op een behoorlijk overvolle markt van tijdschriften op het gebied van de ggz.

De afgelopen tijd heb ik, samen met mijn collega-redacteuren, weer enkele mooie manuscripten mogen begeleiden naar publicabele teksten. Twee van die artikelen vindt u in deze tweede aflevering van het nieuwe jaar. Het eerste artikel is geschreven door Richard Vuijk. Hij is specialist op het gebied van de psychotherapie voor mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB), een groep waarover in dit tijdschrift weinig wordt geschreven. Zijn overzichtsartikel las ik met bijzondere belangstelling, omdat ik zelf een ‘verstandelijk gehandicapte’ zus heb die, met een moeder op leeftijd, steeds meer aan mijn zorg is toevertrouwd. Uit persoonlijke ervaring weet ik hoe moeilijk het kan zijn om de emotionele problemen van mensen met verstandelijke beperking helder te krijgen en er goed op aan te sluiten. Ze staan vaak te boek als vrolijk en onbezorgd en worden door hun omgeving ook nogal eens bekrachtigd in het vooral maar tonen van een vrolijke, onbezorgde en soms zelfs clowneske buitenkant. Ik wil niet beweren dat het hebben van een verstandelijke beperking per definitie problematisch is. Maar ik durf te stellen dat veel eenzaamheid en psychisch lijden bij deze groep verborgen blijft, doordat we onze voelhorens onvoldoende hebben uitstaan.

Vuijks artikel onderschrijft die stelling. Het helpt de lezer meer alert te zijn op de emotionele problemen die specifiek zijn voor patiënten met een LVB, zoals de aanvaarding van de beperking. Daarnaast maakt Vuijk de lezer ervan bewust dat emotionele problemen die niet specifiek zijn voor deze groep bij hen evengoed voorkomen als bij mensen zonder verstandelijke beperking. Hij zet breed in; hij acht heel diverse psychotherapeutische invalshoeken en werkwijzen in beginsel geschikt voor de professionele psychische hulp aan deze groep, mits aangepast aan de verstandelijke beperking. Zijn artikel biedt tegenwicht aan het therapeutisch pessimisme dat psychotherapeuten nogal eens hebben met betrekking tot minder begaafde cliënten.

Het tweede artikel is van de Vlaming Árpi Süle. Net als Vuijk levert hij zijn bijdrage aan de ontwikkeling van ons vakgebied in de breedte, waarmee ik niet bedoel dat het zijn artikel aan diepgang ontbreekt. Zijn artikel over procesdiagnostiek roept de psychotherapeut op de kernproblemen waaraan patiënten lijden zoveel mogelijk te differentiëren vanuit vier perspectieven: het betekenisgevingsproces, het ervaringsproces, het relationele proces en het existentiële proces. Deze perspectieven kunnen worden gezien als ‘deelprocessen van het persoonlijk functioneren’. In hun onderlinge samenhang kunnen bij elke patiënt op zijn minst graduele verschillen worden vastgesteld in de mate waarin deze deelprocessen gestagneerd zijn geraakt en daarmee problematisch zijn. Dat helpt de therapeutische aanpak te preciseren.

Een verdienste van dit artikel is dat de auteur over de grenzen van zijn eigen cliëntgerichte oriëntatie heen weet te kijken en concepten uit andere richtingen gebruikt die vergelijkbaar zijn met de cliëntgerichte opvatting van procesdiagnose. Naar mijn overtuiging ligt de toekomst van ons vak in verdere integratie. Dit artikel levert daaraan een bijdrage.

In twee forumbijdragen wordt gereageerd op een interne notitie van de Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (NVP). In dit uitgelekte stuk oppert de NVP het idee om het beroep van psychotherapeut als ‘artikel 14’- subspecialisatie bij de specialistische beroepen klinisch psycholoog en psychiater onder te brengen. Dat idee leidde onmiddellijk tot verhitte discussie. Paul van der Heijden, Christel Hessels en Cor Visser tonen zich in hun forumbijdrage verklaarde tegenstanders. Eén van hun bezwaren is dat het beroep van klinisch psycholoog - tot nu toe ‘gelijkwaardige partner van de psychiater’ - ermee ondermijnd zou worden. In de tweede forumbijdrage maant hoofdredacteur Sjoerd Colijn het hoofd koel te houden en de eendracht te bewaren: de beroepsverenigingen moeten de rijen sluiten, om ‘krachtig en eenduidig hun maatschappelijk uiterst relevante boodschap uit te dragen’.

Danielle Oprel is nog maar kort onze columniste, maar heeft al enkele spraakmakende columns op haar naam weten te zetten. Dat doet ze in deze aflevering opnieuw, met haar persoonlijke kijk op ziek zijn.

Twee boekbesprekingen en twee congresverslagen bevat deze aflevering. De congresverslagen zijn beide afkomstig van één van de redacteuren, net als één van de boekbesprekingen.U kunt er als lezer van het Tijdschrift voor Psychotherapie de geruststellende conclusie aan verbinden dat de redactieleden niet te beroerd zijn ook zelf de pen te hanteren. Schrijven is zwoegen en veel collega’s twijfelen of zij wel voldoende te melden hebben om dat gezwoeg de moeite waard te maken. De interessante boekbespreking van Ivo van der Velden, psychotherapeut bij Centrum ’45 en geen lid van de redactie, neemt die twijfel hopelijk een beetje weg. Op een kritische doch constructieve manier bespreekt hij een boekje van Fedia Jacobs, psychiater bij het Sinai Centrum. De recensent laat zien dat psychotherapeuten niet te bang moeten zijn om zich kritisch uit te laten over de opvattingen en werkwijze van collega’s, zo lang dat respectvol gebeurt.

Zijn bijdrage moedigt hopelijk meer lezers aan mee te schrijven aan dit tijdschrift; als het dan al niet is als auteur van een artikel, dan in elk geval als auteur van een forumbijdrage of een kritische boekbespreking, of als verslaggever van een congres of symposium.Wat mij betreft is dat de beste garantie dat het Tijdschrift voor Psychotherapie zijn lezers zal overleven.

Naar boven