Aifric Campbell (2009). De logica van het moorden. Breda: De Geus. 288 pp., € 21,90
De Ierse schrijfster Aifric Campbell wistmet haar debuut, ‘The semantics of murder’ – door Nan Lenders in het Nederlands vertaald –, internationaal de aandacht op zich te vestigen. In interviews geeft zij te kennen dat ze zelf in therapie geweest is en dat ze korte tijd een psychotherapieopleiding gevolgd heeft. De roman is een psychologische thriller, die gebaseerd is op de waar gebeurde maar nooit opgeloste moord op de Amerikaanse taalkundige en mathematicus Richard Montague (1930–1971).
In dit boek beschrijft Campbell het leven van de broers Jay en Robert Hamilton. De figuur van Robert verwijst naar Richard Montague. Jay is romanschrijver en psychoanalyticus en heeft een bloeiende therapiepraktijk. Hij moest als kind de interesse en liefde van zijn moeder ontberen en leefde in Roberts schaduw. Jay heeft dit gebrek aan moederlijke liefde nooit kunnen verwerken. In vergelijking met Robert, die op verschillende vlakken uitblonk, was Jay de minderwaardige broer.
Wat weinigen weten, is dat beide broers er in het geheim een pervers leven op nahielden. Robert compenseerde zijn wetenschappelijke activiteiten buiten de kantooruren door ongeremde, anonieme seksmet zwarte mannen. Op een bepaaldmoment ontdekt Jay dit promiscue leven van zijn broer. Vanaf dan begluurt hij Robert stiekem en raakt meer en meer geobsedeerd door de nachtelijke pijpbeurten en andere seksuele activiteiten van zijn broer. In tegenstelling tot Robert is de decadentie van Jay niet gericht op onbekendenmaar op zijn patiënten, die hij nauwgezet uitkiest en manipuleert zoals een wetenschapper dat doet met zijn onderzoeksobjecten. Hij selecteert hen zorgvuldig op hun potentieel om een interessant personage voor zijn boeken te worden. Tijdens de gesprekssessies gebruikt hij zijnmacht als analyticus en manipuleert zijn patiënten net zolang tot ze literair interessant genoeg voor hem geworden zijn.
De rode draad in de verschillende verhaallijnen is het gegeven dat Robert op 41-jarige leeftijd toegetakeld en gewurgd gevonden wordt in zijn flat. Dertig jaar na diemoord krijgt het leven van Jay een spannende wending wanneer er een biografe op het toneel verschijnt. Dana Flynn schrijft een boek over het leven van Robert. Deze biografe heeft Jay gecontacteerd juist omdat hij het was die zijn broer dood aangetroffen heeft. In hun gesprekken komt de abusieve therapeutische stijl van de analyticusmeer en meer op de voorgrond. Jay denkt dat hij Dana, zoals al zijn vrouwelijke cliënten, rond zijn vinger kan winden en hij fantaseert over hoe hij haar moeiteloos in bed kan kletsen. Maar de vragen van de biografe confronteren Jaymet zijn eigen verleden en verontrusten hem hoe langer hoemeer.
Mensen begrijpen zichzelf en anderen beter door verhalen te vertellen. Dat is een van de essenties van gesprekstherapie. Mensen die therapie volgen, hebben een problematisch, zorgwekkend, verontrustend, hopeloos, verdrietig, haatdragend, destructief of onbetrouwbaar verhaal te vertellen. Maar de vraag kan gesteld worden wat het statuut is van de verhalen die cliënten vertellen in therapie? Is elk verhaal even waar? In hoeverre is het belangrijk dat die verhalen waarachtig zijn? Cliënten spreken tijdens hun therapie over wat ze zich herinneren en niet over wat ze al dan niet toevallig vergeten zijn. In hoeverre moeten therapeuten hun cliënten begeleiden in de richting van de waarheid? Dit zijn vragen die Campbellmet haar boek aan de orde wil stellen – en waar zij ook een duidelijk mening over heeft (zie daarover het verslag van het symposium ‘Psychiatrie en literatuur’ in dit nummer: pp. 68–72). Psychotherapie is bij uitstek een domein waar mensen, zowel cliënten als psychotherapeuten, hun interpretaties van de waarheid herformuleren tot verhalen die hun problemen leefbaar maken. Zo gebruikt Jay zijn verhaal over zijn liefdeloze jeugd als rechtvaardiging voor zijn wangedrag als broer en als psychotherapeut. Zijn verhaal over de afwijzing van zijnmoeder is zeker een problematiek diemenig therapeut goed in de oren klinkt. Maar je komt er als lezer niet achter of Jay’smoeder hem ook werkelijk liefdeloos behandeld heeft. Het deed mij nadenken over de betekenis van waarheid en onwaarheid in psychotherapie. Want als het niet uitmaakt of de verhalen van cliënten en therapeuten waarheidsgetrouw zijn, kunnen therapeuten dan nog spreken over verantwoordelijkheid, over schade, over macht, over misbruik, over dader- en slachtofferschap?
‘De logica van het moorden’ is om verschillende redenen een boeiend boek voor psychotherapeuten. In deze roman wordt een pijnlijke levensgeschiedenis en de daarmee verbonden risico’s van wangedrag door psychotherapeuten beschreven. Alle personages hebben verborgen maar herkenbare trekjes. Een psychologische thriller als deze biedt een spannende maar veilige uitlaatklep voor moeilijk toegankelijkemaar ethisch riskante gevoelens, gedachten en gedragingen van therapeuten en hun cliënten. Hulpverleners die deze roman lezen, kunnen daardoor gestimuleerd worden omongemakkelijke en vooral ongewenste therapeutische reacties in het algemeen maar ook in de eigen praktijk te onderkennen. Het kan therapeuten aanmoedigen om bewuster bezig te zijnmet hoe ze onethische en schadelijke gedragingen tegenover hun cliënten kunnen voorkomen en omer desgevallend op een zo verantwoordelijk mogelijke manier mee omte gaan. Deze roman herinnert psychotherapeuten eraan dat zij zich, ondanks hun professionele opleiding en leertherapie, bewust moeten blijven van de risico’s van niet-verwerkte, sluimerende of schijnbaar onbelangrijke levenservaringen die zemeebrengen in de gesprekskamer.
‘The semantics of murder’ confronteert psychotherapeutenmet het feit dat de motieven voor hun beroepskeuze geworteld zijn in vroegkinderlijke relaties, onopgeloste conflicten en onbevredigde verlangens, een gegeven dat ze nochtans dikwijls in vraag stellen. Maar juist omdat de verhaallijn in deze roman soms zo ongeloofwaardig is, kunnen therapeuten in een veilige en niet veroordelende sfeer nadenken over hetmogelijke verband tussen hun levensgeschiedenis en ethisch en vooral onethisch professioneel handelen. Van Gael (2000, p. 4) schrijft hierover: ‘Een ethisch correcte psychotherapeutische praktijk wordt steeds belemmerd door de eigen verlangens van de therapeut, die geworteld zijn in zijn vroege objectrelaties en herinneringen. Deze waren demotieven voor zijn beroepskeuze, en ze zullen zijn relatiemet de patiënt steedsmee vormgeven. De psychotherapeut moet worden gezien als een gewonde genezer, die in en door zijn werk ook probeert zichzelf te behandelen. De therapeut dient zich hiervan steeds bewust te zijn, om het steeds aanwezige risico van exploitatie van de patiënt tegen te gaan.’ En zelfs al stellen demeeste therapeuten geen schadelijk gedrag tegenover hun cliënten, toch verkeren zemeestal in een positie waarin ze de feitelijke macht hebben om cliënten te gebruiken en te misbruiken.
Een roman als ‘De logica van het moorden’ is op een andere manier leerrijk dan de traditionele psychotherapieopleidingen. Het is een spannende en goed geschreven triller waarin als vanzelfsprekend veronderstelde aspecten van psychotherapie op een onverwachte manier in vraag gesteld worden. Wat op het eerste gezicht een eenvoudige thriller leek, is een boeiende roman geworden die therapeuten op een verfrissende wijze confronteertmet de ethische risico’s van dit vak. Daarom zou ik deze roman aanbevelen voor psychotherapeuten.
ELS VAN DAELE, forensisch therapeut, werkt bij het Centrum voor Daderhulp ITER te Brussel en als opleider familie- en systeemtherapie bij het Instituut voor Psychotherapeutische Relaties en Reflectie te Mechelen.
Literatuur
Van Gael, M. (2000). Is de psychotherapeut ‘vrij van herinnering en verlangen’? Tijdschrift Klinische Psychologie, 30, 4–12. |