In mei leggen alle vogels een ei. Door de klimaatverandering gaat die uitspraak al lang niet meer op. De eerste kievitseieren worden al begin april aangetroffen. Ons ‘mei-ei’ daarentegen komt dit jaar niet vroeger maar juist wat later uit. Door ziekte van onze bureau/eindredacteur bleek het niet mogelijk om dit nummer eerder te laten verschijnen. Ik hoop dat we de lezer daarmee niet te zeer op de proef hebben gesteld.
Gelukkig heeft deze verlate publicatie niet afgedaan aan de inhoud van dit nummer. Het nummer opent met een interessant artikel van Jolien Zevalkink en Caspar Berghout over de indicatiestelling voor psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie. Wanneer indiceert men voor het een en wanneer voor het ander? Een empirische vergelijking levert een aantal betrekkelijke, en theoretisch goed verklaarbare verschillen op. Afstandelijke, teruggetrokken en langdurig sombere patiënten worden eerder voor een psychoanalyse geïndiceerd, terwijl minder vermijdende, maar meer verwarde, vervreemde en in relationele crisis verkerende patiënten vaker een psychoanalytische psychotherapie geadviseerd krijgen.
In het tweede artikel wordt door Frans Stortelder en Marian Ploegmakers-Burg aandacht gevraagd voor de adolescentie als reorganisatiefase. Er treden in die fase, die de auteurs laten duren van 11 tot 23 jaar, ‘explosieve’ veranderingen op in de hersenontwikkeling, welke samen met ingrijpende veranderingen in de sociale omgeving leiden tot een reorganisatie in de psychische ontwikkeling. Aldus vormt de adolescentie een kwetsbare periode voor het ontstaan en persisteren van psychopathologie. In dit artikel presenteren de auteurs recente onderzoeksgegevens over deze periode vanuit een interdisciplinaire benadering en een biopsychosociale visie en bespreken zij de implicaties daarvan voor de adolescentenpsychotherapie.
In de rubriek ‘Forum’ dit keer een tweetal bijdragen. Allereerst voert Marc Hebbrecht ons langs nieuwe wegen in de psychoanalyse. Hij beschrijft de belangrijkste ontwikkelingen, waarbij hij vanzelfsprekend niet vergeet de mentalisatiebeweging aan de orde te stellen. De vraag of klassieke psychoanalyse nog relevant is brengt hij in verband met de discussie over effectonderzoek. Interessant trouwens om hierbij ook de uitkomsten van het onderzoek van Zevalkink en Berghout te betrekken.
De tweede bijdrage aan de rubriek ‘Forum’ wordt geleverd door collega Paul Lamers, die tegenwoordig als inspecteur op de geestelijke gezondheidszorg in Nederland toeziet. Hij is van mening dat psychotherapeuten nog (te) weinig doen aan systematische reflectie en monitoring van hun behandelingen. De (specialistische) psychotherapieverenigingen zouden hun leden in dit opzicht meer moeten stimuleren en faciliteren, maar laten dit na vanwege hun sterk naar binnen gerichte cultuur. Middels een doorwrochte beschrijving van de therapeutische situatie, waarin hij aspecten als ‘triangulatie’en ‘derdsheids’ betrekt, probeert hij duidelijk te maken dat deze intieme ontmoeting vraagt om meer intercollegiale transparantie en een betere kwaliteitsborging.
In de boekenrubriek ‘Gelezen’ wordt de geheel herziene versie van het boek van Hermans, Eelen en Orlemans ‘Inleiding tot de gedragstherapie’ onder de loep genomen door Peter Daansen. Na deze klassieker bespreekt Daansen nog het boek van Grillo over ‘Eating and weight disorders’. Peter Scharwächter vervolgt met een recensie van het boek van Jaison getiteld ‘Experiëntiële en kortdurende psychotherapie geïntegreerd’. Arnold van Emmerik bespreekt ten slotte het door Aarts en Visser geredigeerde boek over ‘Trauma: Diagnostiek en behandeling’.
Zoals gebruikelijk sluiten we ook dit nummer af met een aantal congresverslagen in de rubriek ‘Gehoord’. Het zijn er deze keer twee, beide afkomstig van onze redacteur Hans Snijders, van wie we na maar liefst acht trouwe dienstjaren onlangs afscheid hebben genomen. In die acht jaar was Hans onder meer verantwoordelijk voor de rubriek ‘Gehoord’ en gaf daar enthousiast vorm aan door ook zelf geregeld in de pen te klimmen. Van velerlei bijeenkomsten deed hij verslag, waarbij zijn motief vaak was dat hij daarmee een gratis toegangskaart verwierf, zoals hij ons bij zijn afscheidsdiner toevertrouwde. Een zuinige Zeeuw dus die Hans, maar zeker niet spaarzaam waar het bijdragen aan dit tijdschrift betrof en altijd zeer snel met het inleveren van zijn kopij. Zeker ook met bijgaande verslagen van twee congressen, waarvan de eerste gaat over het 10e congres van de International Society for the Study of Personality Disorders, dat in september van vorig jaar werd gehouden. Door de stagnerende werkzaamheden op het bureau is dit verslag per ongeluk langer blijven liggen dan de bedoeling was en niet in een vorig nummer gepubliceerd. Excuses aan Hans hiervoor. Gelukkig zijn we wat sneller met het publiceren van zijn verslag over de Dag van de Psychotherapie, die in december in Amsterdam werd gehouden en deze keer gewijd was aan ‘Complexiteit in psychotherapie’. Een mooie afsluiting van Hans' redactieperiode, waarvoor wij hem zeer erkentelijk zijn. Namens de redactie: hartelijk dank Hans en het ga je goed!