Op 1e Paasdag overleed plotseling WimTrijsburg, oud-hoofdredacteur van het Tijdschrift voor Psychotherapie. Op de terugweg van een wandeltocht in Schotland werd hij door een hartinfarct getroffen. De betekenis die Wim voor het Tijdschrift heeft gehad, is moeilijk te overschatten. Hij werd lid van de redactie in 1988. In de Inleiding van het januarinummer van 1989 werd hij door Marc Bolten, destijds redactiesecretaris, op bescheiden wijze geïntroduceerd. Nog in datzelfde jaar nam Wim defunctie van redactiesecretaris op zich. Jaren later vertrouwde hij mij toe dat het niet bepaald een begerenswaardige positie was. Dit had te maken met de samenstelling en de werkwijze van de redactie in die tijd. De redactie bestond uit tien leden en bij de samenstelling van de redactie werd er nauwkeurig op toegezien dat alle ‘bloedgroepen’ op het gebied van de psychotherapie vertegenwoordigd waren. Dit leidde volgens Wim vooral tot lange, moeizaam verlopende vergaderingen en geringe daadkracht in het redactionele werk. Elke twee maanden moest er weer een nummer klaar zijn, maar dat lukte slechts door een onevenredig grote inzet van de redactiesecretaris. Ik stel me zo voor dat Wim in die tijd nogal eens te maken heeft gehad van wat in de sociale psychologie bekend staat als het bystander effect: hoe meer mensen aanwezig zijn in een situatie waarin een persoon hulp behoeft, des te minder hulp wordt er geboden. De oplossing had Wim al snel gevonden: er moest een kleine, slagvaardige kernredactie komen. Daarnaast was plaats voor een redactieraad die het werk van de kernredactie kon ondersteunen. Begin 1993 telde de redactie nog slechts vijf leden, in 1994 werd de redactieraadgeïnstalleerd en kende het Tijdschrift niet langer een redactiesecretaris: Wim werd hoofdredacteur.
Deze nieuwe functie vervulde hij met veel elan en grote daadkracht. Ik werd in 1995 lid van de redactie en kan mij nog levendig herinneren hoe Wim, soms iets te laat vanwege het drukke verkeer tussen Rotterdam en Utrecht, steevast de redactievergadering binnenstormde met in één hand zijn koffertje en in zijn andere hand een nauwelijks te tillen stapel manuscripten. Iedereen die toetrad tot de kernredactie werd van tevoren door hem gewaarschuwd: er moest wel gewerkt worden, het was geen erebaantje. Omdat hij er vanzelfsprekend van uitging dat de leden van de redactie een even tomeloze inzet en betrokkenheid bij het Tijdschrift aan de dag legden als hijzelf stelden wij hem nog wel eens teleur. Hierop kon hij op gepaste wijze reageren door ons de mantel uit te vegen en te wijzen op het mooie en dankbare werk dat ons te doen stond. Hij deed dit overigens op innemende wijze en verstond als geen ander de kunst om van de redacteuren, die immers van geheel verschillende huize waren, een goed werkend team te smeden. De kwaliteit om mensen aan zich te binden toonde hij ook in het contact met de redactieraad. De bijeenkomsten die hij voor de redactieraad organiseerde, waren vooral een groot succes omdat hij zijn rol als gastheer met veel warmte en humor wist te vervullen.
Ook als auteur is Wim heel belangrijk geweest voor het Tijdschrift. Uit zijn artikelen spreekt zijn veelzijdigheid. Hij schreef vanuit verschillende referentiekaders, publiceerde over wetenschappelijk onderzoek, maar met evenveel gemak en diepgang over de klinische praktijk, over psychotherapeutische interventies, de werkrelatie en de persoon van de psychotherapeut. We kennen hem ook uit de tientallen ‘Inleidingen’waarin hij vaak actuele onderwerpen aansneed. Dat het Tijdschrift in die jaren het forum was waarin de discussie over psychotherapie werd gevoerd, is voor een belangrijk deel te danken geweest aan het uitgebreide netwerk vanWim. Zijn start bij het Tijdschrift viel nagenoeg samen met zijn benoeming tot hoogleraar psychotherapieaan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Zijn bijdrage aan de psychotherapie in Nederland beperkte zich niet tot het Tijdschrift. In vele commissies en verenigingen had hij een belangrijke inbreng; hij was een veelgevraagd spreker op congressen en studiedagen. Het verbaasde dan ook niemand dat hij in 1999 bijzonder hoogleraar ‘Vernieuwing van de theoretische grondslagen van de psychotherapie’ aan de Universiteit van Amsterdam werd.
Deze laatste benoeming luidde min of meer zijn vertrek bij het Tijdschrift in. Na ruim tien jaar vond hij het tijd om te gaan, maar het kostte hem moeite om afscheid te nemen. Een van de nieuwe taken die hij zich had gesteld, was het samenstellen van het ‘Handboek Integratieve Psychotherapie’. Als voorzitter van de redactie zette hij zich aan die ambitieuze klus. Ook op het Handboek heeft hij een belangrijk stempel gedrukt. Als wij elkaar in de jaren na zijn vertrek weer eens ontmoetten, herinnerde hijmij steeds fijntjes aan mijn belofte dat ik er in het Tijdschrift een doorwrochte recensie overzou schrijven. Die schuld heb ik nooit ingelost, maar hij kon er altijd goed tegen als ik hem quasi-verbaasd vroeg of hij al zijn hoofdstukken voor het Handboek dan al had afgerond. Ik had hem natuurlijk ook kunnen zeggen dat goede wijn geen krans behoeft. Hoewel het daarvoor nu te laat is, heb ik het dan toch gezegd.