Susanne Hagelstein
Het 17e jaarlijkse congres van de Vereniging voor EMDR vond dit jaar plaats op een nieuwe locatie, met een nieuwe ledenraad, een vernieuwd bestuur, en ook nieuw is de sinds kort aangestelde vertrouwenspersoon voor de VEN in de persoon van Irma Wesselink. Zij is het aanspreekpunt voor leden die problemen ervaren met medeleden en/of functionarissen of organen van de vereniging. Ook dit jaar werden weer twee dagen besteed aan het congres dat hybride georganiseerd werd en plaatsvond zowel op locatie als online. Ik nam zaterdag 13 april online deel.
Het congres werd geopend door de nieuwe voorzitter Jiska Weijermans. Zij blikte terug op 2023 waarin de VEN twintig jaar bestond. Ze maakte duidelijk dat de VEN graag meer openheid wil geven en daarom de mogelijkheid biedt aan deelnemers om tijdens het congres vragen te stellen over bijvoorbeeld de ontwikkeling van de VEN, de missie van de VEN, de inbedding binnen EMDR Europe of richtlijnen gewenst gedrag.
Dagvoorzitter Marianne van Rensch gaf naast een programmaoverzicht ook duidelijk aan nog deelnemers te zoeken die willen helpen bij het organiseren van het jaarlijkse congres. Mochten lezers geïnteresseerd zijn…
Het eerste deel van het congres bestond uit zes korte presentaties door onderzoekers die informatie boden over recent wetenschappelijk onderzoek en EMDR. De eerste plenaire lezing met de titel ‘ook mensen met niet aangeboren hersenletsel (NAH) kunnen profiteren van EMDR’ werd gegeven door Ellen Janssen. Deze interessante uiteenzetting pleitte voor inzet van EMDR in de behandeling van mensen met NAH.
De tweede lezing, over EMDR bij mensen met een seksuele verslaving en een historie van zedendelinquentie, werd gegeven door Erwin Landman. Middels onderzoek in een single-case design binnen de klinische praktijk toonde hij aan dat inzet van EMDR kan leiden tot afname van craving en compulsief seksueel gedrag. Nader onderzoek lijkt gewenst, gezien de onderzoekspopulatie wel heel klein was (n = 1).
Een derde lezing werd gepresenteerd door Sid Morsink. Aan de hand van literatuurstudie toonde hij aan dat EMDR een effectieve behandelmethode kan zijn in de medische setting. Hij pleitte voor meer onderzoek naar de inzet van EMDR binnen medisch klinische settingen, zoals de afdeling cardiologie, de pijnpoli en de afdeling oncologie, omdat ook daar mensen lijden aan nare herinneringsbeelden met betrekking tot hun ziekte en dit het verloop van hun herstel beïnvloedt.
Lezing nummer vier werd gepresenteerd door Corine Pauw. Zij pleitte aan de hand van haar onderzoek voor inzet van EMDR in de behandeling van jongeren met een depressieve stoornis in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. In haar onderzoek bood ze aan 32 jongeren zes sessies EMDR aan. Ze toonde aan dat 57 procent van de deelnemers (n = 32) na deze sessies niet meer voldeed aan alle criteria van een depressieve stemmingsstoornis en dat ouders het herstel van hun kinderen eerder leken op te merken dan de jongeren zelf.
In de vijfde lezing vergeleek Merel Velu het effect van traumabehandeling middels EMDR bij kinderen die gevlucht zijn, met het effect van behandeling middels KIDNET. KIDNET is een behandelingsmethode voor kinderen en jongeren die meerdere schokkende gebeurtenissen hebben meegemaakt. De methode werkt vooral met imaginaire en narratieve exposure. Aan de hand daarvan worden traumatische ervaringen van het kind/de jongere geïntegreerd met mooie gebeurtenissen. KIDNET is de kindervariant van de Narratieve Exposure Therapie (NET). Velu toonde aan dat beide behandelmethoden even effectief zijn.
Carlijn de Roos presenteerde de laatste lezing, waarin zij de effectiviteit van EMDR aantoonde bij kinderen met PTSS jonger dan 8 jaar. Zij pleitte ervoor behandelingen door te zetten, ook al is er in eerste instantie geen verandering zichtbaar.
Na deze lezingen nam ik deel aan de workshop ‘An introduction to the EMDR group Traumatic Episode Protocol (G-TEP) past, present and future’, die gegeven werd door Elan Shapiro. Hij vertelde dat de beginselen van EMDR 110 jaren geleden al werden toegepast aan de hand van een wiel waaraan in geval van een shellshock, slachtoffers bij wijze van zelfhulp konden draaien, terwijl ze zich focusten op het herinneringsbeeld. EMDR werd later in Nederland bekender na een Europees EMDR-congres in 2005 waarin De Jong pleitte voor meer onderzoek. Sindsdien vindt er inderdaad meer onderzoek plaats en gaan de ontwikkelingen binnen en toepassingen van EMDR steeds verder. Inmiddels kan EMDR zelfs in groepsverband aangeboden worden. Shapiro besteedde een groot deel van zijn lezing aan het EMDR Groupe Traumatic Episode Protocol; kortgezegd G-TEP. Dat is een groepsbehandeling waarin maar zeer beperkt groepsinteractie plaatsvindt. Trauma’s worden in de groep niet gedeeld, waardoor deelnemers aan verschillende trauma’s kunnen werken. G-TEP biedt een korte interventie om spanning te verminderen. In een notendop vindt de behandeling als volgt plaats: in de eerste stap tekenen deelnemers hun veilige plek, waarbij de butterfly hug en ontspannende ademhaling worden toegepast. De werkgeheugenbelasting vindt in een tweede stap plaats door met de hand steeds te tappen op een werkblad met trauma’s, uitgetekend op een tijdlijn, en dit met de ogen te volgen. Tot slot wordt een positieve cognitie geïnstalleerd. Het voordeel van G-TEP is dat het een gestructureerde, makkelijk te leren vooral non-verbale behandeling is waarin ook stabilisatie en stressmanagement aandacht krijgen. Aldus Shapiro wordt hier in de toekomst een online voorlichting over georganiseerd.
De volgende lezing werd gepresenteerd door Olivier van Limbergen en Ludwig Cornil. Hun presentatie ging over de behandeling van mensen met complex trauma. Voor de duidelijkheid; van complex trauma wordt gesproken als er sprake is van herbelevingen, vermijding, arousal, interpersoonlijke relatieproblemen, laag zelfbeeld en emotieregulatie problematiek. Van Limbergen maakte duidelijk dat er geen vast protocol kan zijn voor deze behandeling, omdat elke cliënt en diens ervaringen en klachten uniek zijn, maar dat er wel voor de behandelaar een richtlijn of wegenkaart is voor de manier van denken. Van Limbergen sprak over een flexibele manier van samenwerken met de cliënt waarin niet per se wordt uitgegaan van herinneringsbeelden, maar van de informatie die beschikbaar is. Bijvoorbeeld lichamelijke klachten, angsten, triggers, herinneringen of copingstijlen die inzicht kunnen bieden in dominante emoties. Hetgeen weer informatie kan geven over diepere pijn, het affect. Er zijn volgens Van Limbergen en Cornil meerdere poorten om uiteindelijk uit te komen bij het affect. Van Limbergen vergeleek het met het proces om tot de diepere pijn te komen met het proces van jam maken: fruit wordt geperst, de pitjes eruit gehaald, een extractie blijft over. Van Limbergen vertelde dat hij in behandeling tracht het volledig traumatisch netwerk bloot te leggen en dat hij daarmee uitkomt op het beginpunt, het affect (de ondraaglijke pijn uit de kindertijd, oftewel de jam). Hij merkte op dat trauma’s als een inktvis zijn en veel tentakels hebben naar ervaringen van gisteren, vandaag en jaren geleden. Daardoor leidt complex trauma tot de vorming van een onveilig wereldbeeld, een negatief zelfbeeld en een negatief beeld van anderen. Van Limbergen is van mening dat wanneer de behandeling uitgaat van herinnergingsbeelden die de cliënt benoemt, niet alle gevolgen van traumata kunnen worden verwerkt en er bovendien geen aandacht kan zijn voor wat er niet gebeurd is (maar wat er wel had moeten zijn). Behandeling houdt volgens hem in dat de pijn die vasthangt aan wat er in het verleden is gebeurd, moet worden verwerkt en losgekoppeld van het heden. Het gevoel of de pijn vormt de verbindende schakel tussen wat in het verleden is gebeurd en wat vandaag gebeurt. Het doel van de behandeling is volgens hem dan ook het verleden het verleden laten zijn en de pijn te verminderen. Behandeling richt zich op de pijn uit de kindertijd die nog steeds getriggerd wordt in het heden. Van Limbergen vergeleek het met fantoompijn. Trauma wordt daarbij beschouwd als een pijn van dreiging die eigenlijk achter de rug is. De behandeling van deze diepliggende pijn levert meestal angst op, zowel voor cliënt als behandelaar. De angst van de therapeut werkt belemmerend. Cornil maakt aan de hand van een metafoor (moeten lopen over een gespannen lijn van de ene wolkenkrabber naar de andere ter hoogte van de 25e etage) het belang van veiligheid en hulpbronnen voor zowel therapeut als cliënt duidelijk, evenals hoe dit per persoon kan verschillen. Een hulpbron is een positieve affecttoestand, zoals trots, zelfcompassie of vertrouwen; hetgeen in de veilige-plekoefening wordt versterkt.
In de affect focused EMDR-behandeling die zij bieden, gaan Van Limbergen en Cornil op zoek naar de pijn van het innerlijke kleine kind. Hierbij wordt veiligheid geboden door vertrouwen uit te stralen en verbinding aan te gaan met de cliënt. Door aanbod van trillers en het sluiten van de ogen gedurende langere sets, kan de cliënt zich focussen op de pijn en verliest hij/zij zichzelf niet. De pijn werd door de sprekers als een golf uitgelegd waarin volhard moet worden, met de wetenschap dat een golf altijd weer gaat liggen. Wanneer een cliënt niet bij zijn/haar pijn kan komen, kan een spiegelmethode ingezet worden om te sterke beschermingsmechanismen (bijvoorbeeld een cognitie als: ‘in die tijd werden kinderen geslagen, dat was normaal’) te doorbreken. In de spiegelmethode wordt aan de cliënt gevraagd de eigen kinderen te visualiseren in dezelfde pijnlijke ervaring. Daardoor lukt het vaak wel om bij de pijn te komen. Bij aankomst van de diepste pijn, worden meestal waardeloosheid en afwijzing gevoeld. Wanneer je deze pijn in de therapieruimte kunt reactiveren, is volgens Van Limbergen en Cornil de grootste genezing mogelijk.
Ik nam vervolgens deel aan de workshop ‘Wisjes, wasjes en weetjes; twintig praktische tips rondom het standaardprotocol en traumasensitieve conceptualisatie’, gepresenteerd door Hans-Jaap Oppenheim. Zoals de titel aangeeft, werden in deze presentatie praktische, vaak niet wetenschappelijk onderbouwde tips voor behandeling met EMDR gepresenteerd die Oppenheim veelal uit ervaring wist te vertellen. Als eerste werd aangegeven dat het target in EMDR-behandeling meestal een beeld omvat waarin de cliënt zichzelf ziet, en geen herbelevingsplaatje. Om er zeker van te zijn dat het geen herbelevingsplaatje is, adviseerde Oppenheim de vraag te stellen of de cliënt zichzelf ziet in het plaatje of dat hij (zij) in het plaatje is. Oppenheim toonde met een klein rollenspel aan hoe je het verschil tussen een plaatje zien vanuit het hier-en-nu en een herbelevingsplaatje helder kunt krijgen, door iemand uit het publiek te vragen naar wat hij gisteren heeft gegeten, vervolgens dit voor zich te zien en daarna het beeld op de hand van Oppenheim te projecteren, waardoor er afstand gecreëerd kan worden. Een tweede tip ging over het ‘wat had kunnen gebeuren plaatje’. De ervaring van veel therapeuten is namelijk dat als je hier rechtstreeks naar vraagt, er geen plaatje wordt benoemd. Om iemand dan naar de pijn te leiden kun je heel aardig en empathisch aangeven: ‘goh je moet er toch niet aan denken wat er had kunnen gebeuren…’. Vaak kom je dan op de rampfantasie uit waarmee je toch aan de slag kunt gaan. Een derde tip betrof het bepalen van de negatieve cognitie (NC). Oppenheim adviseert om eerst te vragen of het plaatje iets zegt over de cliënt als persoon, omdat je hiermee niet zelf al een richting kiest voor de NC. In wissewasje vier gaf Oppenheim het advies om vanaf de VOC-vaststelling tempo aan te houden, instructies te geven in plaats van verzoeken en geen gesprek/interactie meer aan te gaan met de cliënt. Vervolgens pleitte Oppenheim voor een goede uitleg van de werkgeheugentheorie, omdat deze duidelijk maakt waarom EMDR werkt, hetgeen cliënten motiveert. Hij adviseerde de werkgeheugenbelasting alleen op te voeren wanneer de emotie (abreaction) of de spanning te hoog wordt of als de SUD maar niet daalt. En wanneer je de werkgeheugenbelasting opvoert met tappen, gebruik dan een ritme van bekende muziek. Oppenheim is van mening dat veel cliënten onthouden worden van behandeling waarvan ze meteen kunnen profiteren, wanneer er standaard eerst aan stabilisatie moet worden gewerkt. Hierbij benoemde hij de stabiliteitsparadox. Immers, om trauma’s te kunnen verwerken, moet iemand stabiel zijn, maar om stabiel te zijn moeten trauma’s veelal verwerkt zijn. De vraag die je kunt stellen om tot de keuze wel of niet behandelen te komen, is de vraag wat iemand instabiel maakt. Als die instabiliteit komt doordat er herbelevingen worden ervaren, dan kan volgens Oppenheim EMDR als stabilisatietechniek toegepast worden. De kans dat het misgaat en iemand de behandeling niet aankan, is volgens hem maar klein. Deze workshop werd afgesloten met een vrolijke werkgeheugenbelasting voor gevorderden aan de hand van een filmpje.
Het congres werd afgerond met de prijsuitreiking van de vakjury en de publieksprijs voor de presentatie van wetenschappelijk onderzoek, aan Pauw. Hierop volgde een prachtige performance van Karin Bloemen, gebaseerd op haar eigen nare verleden. Met de wijze woorden “iedere dag heb je opnieuw een keuze” nam zij afscheid van het publiek – dat terugblikt op een leerzaam, interessant en prettig EMDR-congres.
Susanne Hagelstein is werkzaam als gz-psycholoog en EMDR-practitioner bij MET ggz te Hoensbroek.
shagelstein@metggz.nl