Gehoord

‘Zin in Zijn’: Existentiële thema’s in de therapiekamer. VPeP-congres. Baarn: Drakenburg, 27 oktober 2023

Frank van der Horst

In een tijdvak van zich opvolgende grote crises, zoals de coronapandemie, de uitbraak van de oorlog in Oekraïne, de klimaatcrisis en het conflict in Gaza tussen Israël en Hamas, worden we geconfronteerd met existentiële vragen over onszelf en de wereld om ons heen. Om die reden moet de congrescommissie van de Vereniging Persoongerichte experiëntiële Psychotherapie (VPeP) ervoor gekozen hebben om tijdens het jaarcongres van de verenging aandacht te geven aan existentiële thema’s in de therapiekamer. In drie hoofdlezingen en twaalf workshops kreeg de existentieel-expriëntiële psychotherapie uitvoerig aandacht. Het was een dag met veel diepgang, een dag die veel boeiende vragen opriep en tegelijk richting probeerde te geven aan het zoeken naar antwoorden voor zowel onszelf als onze cliënten.

Als eerste hoofdspreker nam Siebrecht Vanhooren (klinisch psycholoog/psychotherapeut en als hoogleraar verbonden aan de faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van de KU Leuven) ons mee in ‘de existentiële schreeuw van de eeuw en wat therapeuten te bieden hebben’. Hij benadrukte allereerst dat twee derde van de cliënten in psychotherapie worstelt met vragen rond zingeving, waarmee direct de relevantie van het thema van het congres duidelijk werd. Als mensen hebben we het talent om te vergeten dat we zullen sterven; wanneer we ons realiseren dat we leven (existentieel besef) kan dat ontroeren of juist beangstigen. Existentiële angst is universeel en tegelijkertijd niet oplosbaar. In therapie kan er slechts aandacht voor zijn: we kunnen verdragen, maar niet verlossen. Groei in therapie gebeurt volgens Rogers door “experiencing the process of therapy itself”, op het niveau van het hier-en-nu van de gevoelsmatige ervaring van de ontmoeting en op het niveau van de existentie die zich manifesteert in het contact tussen cliënt en therapeut. Hier maakte Vanhooren in zijn betoog een helder onderscheid tussen de ‘ontische’ en de ‘ontologische’ beleving (ontleend aan het werk de Oostenrijks-Duitse filosoof Husserl). De ontische beleving verwijst naar het niveau van het ‘zijn’ van concreet bestaande entiteiten en hun eigenschappen binnen de wereld zoals we die ervaren, waarbij er in therapeutisch kader onderscheid gemaakt kan worden tussen het microniveau (hier-en-nubeleving, ‘felt sense’) en het mesoniveau (structuur van het zelf, zelfbeeld, ideologie en normkader) van de beleving van de cliënt. De ontologische beleving heeft te maken met het bestaan zelf, de aard van het zijn, en onderzoekt de fundamentele aard van de realiteit, los van specifieke entiteiten. Het gaat dieper in op vragen over wat bestaan betekent, wat werkelijkheid is, en wat de fundamentele kenmerken van het ‘zijn’ zijn. Het betreft hier het macroniveau van de beleving, namelijk de existentiële laag. Vanhooren gaf de toehoorders de boodschap om meer ruimte te geven aan existentie en onze interventies niet alleen te richten op het micro- en mesoniveau van de beleving, maar ook op het macroniveau. In het therapeutisch contact kan de cliënt zich verhouden tot zichzelf, tot de ander en tot het bestaan op zich. Om afgestemd te zijn op de existentiële laag van de cliënt is existentiële empathie nodig, omdat we als therapeuten uiteindelijk alleen onszelf te bieden hebben (vgl. Prouty). Vanhooren gaf in een relatief kort tijdbestek een mooi overzicht van de experiëntieel-existentiële psychotherapie. Dat is gezien de complexiteit van de materie een prestatie op zich. Maar zijn laatste boodschap was vooral krachtig door de eenvoud: alleen als we durven mens te zijn, kunnen we wezenlijk impact hebben.

Het theoretische kader uit de lezing van Vanhooren kreeg praktische handvatten in de workshop van Gianina Frediani (klinisch psycholoog/relatie- en gezinstherapeut en als onderzoeker verbonden aan de KU Leuven) over existentiële empathie. In haar veelbelovende onderzoek heeft Frediani aandacht voor het effect van existentiële thema’s op het resoneren van de therapeut en de blokkades die kunnen worden ervaren wanneer er existentiële thema’s aan bod komen. In de workshop werd op een heldere manier een overzicht gegeven van de blokkades die beginnende en ervaren therapeuten in rollenspellen en interviews aangeven. Voorbeelden hiervan zijn: weinig contact kunnen maken met de gevoelens die existentiële vragen van de cliënt oproepen of het juist verdwijnen in existentiële angst (door te veel contact te maken); soms kan er een verlammende machteloosheid ontstaan; ook geven therapeuten aan onvoldoende kennis te hebben van existentiële thema’s of onvoldoende taal te hebben voor het bespreken ervan. In het proces van existentiële empathie is het noodzaak (impliciete) existentiële vragen te herkennen, het gevoel daarbij zelf te kunnen ervaren (resoneren) en er vervolgens over te kunnen communiceren naar de cliënt. Aan de hand van een opgenomen therapiegesprek tussen Vanhooren en een acteur maakte Frediani duidelijk hoe de verbinding kan worden gemaakt tussen de micro-, meso- en macroniveau van de beleving van de cliënt, en daarmee tussen het ontische en het ontologische.

Na de lunch vervolgde het congres met een lezing van Manu Keirse (hoogleraar Faculteit geneeskunde aan de KU Leuven). Collega’s die hem eerder hebben horen spreken, zullen niet verbaasd zijn dat hij met zijn hoofdlezing over de verloren kunst van het rouwen het publiek wist te raken met krachtige en kwetsbare verhalen over rouw en verdriet bij afscheid en verlies. Op basis van eigen ervaringen met verlies op jonge leeftijd en de vele ontmoetingen die hij in zijn werkzame leven heeft gehad met mensen die zeer pijnlijke verliezen hebben moeten ervaren, wist hij de toehoorders in vervoering te brengen. Zijn belangrijkste boodschap was dat verlies en rouw universeel en breed zijn, dat rouw onderdeel is van het leven van ‘normale en evenwichtige mensen’. Maar ook dat er te weinig kennis is over rouw en ‘rouwarbeid’. Onder dat laatste verstaat Keirse verschillende taken of fasen in het rouwproces: (1) het onder ogen zien van de werkelijkheid van het verlies, (2) het ervaren van de pijn van het verlies, (3) het (rationeel en emotioneel) aanpassen aan de wereld met het verlies en (4) het opnieuw leren genieten van het leven en herinneringen levendig bewaren. Als hulpverlener, maar eigenlijk als medemens, kunnen we de rouwarbeid van de ander bevorderen door aandachtig te luisteren, te horen waar iemand vastloopt en woorden te geven aan de pijn en het verdriet om het verlies, dat op steeds verschillende manieren naar boven of naar buiten kan komen. Rouwarbeid heeft tijd nodig en kan gerust enkele jaren nemen. Het doel van rouw is niet om te vergeten of los te laten, maar juist om anders vast te houden, want “sterven is verhuizen van de buitenwereld naar de binnenwereld van de mensen die van je houden.” En zo leert verlies en verdriet ons feitelijk over verbondenheid met anderen en over hoe we liefde krijgen en ontvangen, want vreugde en verdriet liggen zondermeer in elkaars verlengde. De boodschap die Keirse voor zijn publiek had, was geenszins nieuw, zoals hij bij aanvang al stelde door te verwijzen naar Socrates die in zijn gesprekken slechts probeerde de aanwezige kennis van zijn toehoorders naar buiten te persen. Toch is de boodschap er een die resoneert, die van belang is in het werk in de spreekkamer, en misschien vooral een die troost biedt.

In de tweede workshopronde gaven Rosalien Wilting (klinisch psycholoog-psychotherapeut bij PersonaCura) en Arjan Videler (psychotherapeut/gz-psycholoog en senior wetenschappelijk onderzoeker bij PersonaCura) de deelnemers wetenschappelijke en praktische inzichten in psychotherapie bij ouderen. Opvallende bevinding is bijvoorbeeld dat hoewel onderzoek uitwijst dat ouderen (60-plussers) niet minder klachten ervaren en psychotherapie bij deze groep niet minder effectief is dan bij volwassenen (tot 60 jaar), er met het stijgen van de leeftijd steeds minder psychotherapie wordt ingezet en steeds meer farmacotherapie. Er lijkt in de psychotherapeutische praktijk dus sprake van ageism, of leeftijdsdiscriminatie, waarbij er sprake is van stereotypering en discriminatie, en vooroordelen over de werkzaamheid en de wenselijkheid van psychotherapie bij ouderen. En dat terwijl er in deze leeftijdsgroep voldoende existentiële thema’s spelen, zo bleek uit de mooie casus die tijdens de workshop werd gepresenteerd. Een oproep dus om meer aandacht te hebben voor de noodzaak van zorgvuldige indicatiestelling bij een groeiende groep ouderen die steeds vaker te maken krijgt met (existentiële) eenzaamheid.

In de laatste hoofdlezing van de dag nam Marleen Moors (filosoof, werkzaam als klinisch geestelijk verzorger en ethicus in de oncologie en palliatieve zorg aan het VieCuri Medisch Centrum te Venlo) het publiek mee op een korte reis door de geschiedenis van de (existentiële) filosofie. Aan de hand van grote denkers als Husserl, Nietsche, Sartre en met name (de niet onomstreden) Heidegger werd kennisgemaakt met het existentialisme en de existentiële fenomenologie. Mensen hebben bewustzijn en realiteitszin en de vraag over de zin van het bestaan is een diep menselijke: wat betekent het eigenlijk om mens te zijn (Dasein)? Omdat er geen ultieme, absolute zin van het leven is, moeten we die zelf scheppen. “Je bent wie je wordt door de keuzes die je maakt, in een universum van willekeur en onverschilligheid.” Door de eindigheid van het bestaan krijgt het leven betekenis en tegelijk is er de angst voor de nietigheid en zinloosheid, het gevoel er niet toe te doen en vergeten te worden. Betekenis en zin krijgt het leven door verbonden te zijn met de ander en met het hogere (Mitsein). De brug naar de spreekkamer werd door Moors gemaakt via het werk van Yalom, die benadrukt dat onze existentiële angst afneemt in intieme (gehechtheids)relaties. De tijd was helaas te kort voor een meer praktische uitwerking, maar het belang van het onderzoeken van de eigen spirituele grondhouding, het doorwerken van eigen existentiële thema’s, en het bewust worden van de eigen relatie tot eindigheid en dood, zijn belangrijke opdrachten voor de therapeut. In gesprekken met onze cliënten mogen we soms verder kijken dan wat er aan de oppervlakte (het ontische) speelt en durven te vragen naar existentie (het ontologische).

Zo moesten de deelnemers aan het congres ‘Zin in zijn’ van begin tot eind goed bij de les blijven. Tijdens de lezingen en workshops kwamen belangrijke en wezenlijke vragen aan bod, die de volledige aandacht vereisten. Gelukkig was er steeds ruimte voor experiëntiële oefeningen om terug te komen bij het eigen ‘zijn’. Wat ik vooral van de congresdag meeneem, is dat het in ons vak en in gesprekken in de spreekkamer mag gaan over ons eigen bestaan, dat zin krijgt door de verbinding met de ander en de wereld om ons heen.

Frank van der Horst is als psychotherapeut werkzaam bij De Waag Nederland, centrum voor ambulante forensische psychiatrie. Daarnaast is hij als Universitair Hoofddocent verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en is hij redactielid bij dit tijdschrift. vanderhorst@essb.eur.nl

Naar boven