Maud Schaepkens
Moderator Ciel Wijsen (onderzoeker, coach, trainer en demograaf) opende het online congres en heette alle mensen die het congres vanuit thuis, werk of een andere locatie bijwoonden, welkom. Al gauw kondigde ze de eerste spreker aan: prof.dr. Marjone Steketee (wetenschappelijk directeur bij het Verwey-Jonker Instituut en bijzonder hoogleraar Orthopedagogiek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam). Aan het begin van haar lezing, die ging over hoe groot het probleem seksueel geweld eigenlijk is, stelde ze het publiek de vraag hoe vaak online seksueel misbruik in Nederland jaarlijks voorkomt. Het blijkt om 770.000 personen op jaarbasis te gaan. Steketee haalde cijfers uit onderzoeksresultaten van het cbs. Verder noemde ze de volgende aantallen: zo’n 7% van de Nederlandse bevolking zegt ooit te maken te hebben gehad met niet fysieke seksuele intimidatie. Daarvan heeft 13% een structureel karakter (minimaal eens per maand). Vrouwen voelen zich vaker slachtoffer (10,5% versus 3,1%), en het treft vooral jonge vrouwen en vaker biseksuele vrouwen dan vrouwen met een andere geaardheid. Het merendeel van deze intimidatie vindt plaats buiten de huiselijke kring (89%, versus 5% daarbinnen), en in meer dan de helft van de gevallen wordt het misbruik door onbekenden gepleegd.
Met fysiek seksueel geweld heeft volgens de cbs onderzoeksresultaten 3% van de Nederlandse bevolking ooit te maken gehad – in Nederland zijn dit 470.000 mensen. Met online seksuele intimidatie heeft 5% ooit te maken gehad. Ook hierbij werden de getallen nader gespecificeerd. Opvallend was dat biseksuele vrouwen een terugkerende, relatief hoog scorende doelgroep was. Of de daders in die gevallen overwegend mannen of vrouwen waren, is onduidelijk. Ook het waarom achter het eruit springen van deze doelgroep behoeft volgens Steketee nader onderzoek.
De gevolgen voor de slachtoffers, naar aanleiding van de verschillende soorten geweld, zijn niet mis. Van fysiek seksueel geweld ervaart 6 op de 10 negatieve gevolgen. De percentages mensen die vervolgens professionele hulp zoeken en krijgen, zijn echter zeer gering: 6% van de slachtoffers kreeg hulp na niet-fysiek seksueel geweld; 10% van de slachtoffers kreeg hulp na fysiek seksueel geweld en idem na online seksuele intimidatie. Hier valt dus nog wel een slag te slaan.
Ook de cijfers van de Centra Seksueel Geweld liegen er niet om. Waar er in 2018 nog 3250 slachtoffers werden gemeld, waren dat er in 2019 maar liefst 4149 (een stijging van 28%). Volgens Steketee komt dit mede doordat steeds meer mensen deze centra weten te vinden om hulp te krijgen.
Ze vervolgde haar verhaal door dit te verbreden naar cijfers over Europa. Geschat wordt dat zo’n 3,7 miljoen vrouwen in de eu seksueel geweld heeft meegemaakt in de afgelopen twaalf maanden. Lijsten met cijfers over alle eu-landen tonen vooral hoge scores in Scandinavië, Duitsland, Nederland en België. Steketee: “Het lijkt erop dat, hoe rijker en welvarender een land, des te meer aandacht er is voor seksueel geweld, en dus ook hoe hoger de aantallen ervan lijken te zijn. Volgens mij komt dit mede doordat de discussie over deze vorm van geweld in deze landen ook meer wordt gevoerd. Zelfs de hoog scorende landen verdenken we van onderrapportage, laat staan hoe groot de onderrapportage in laag scorende landen is.”
Ze belichtte vervolgens de specifieke geweldsvorm ‘dating violence’: misbruik binnen een relatie, onder jongeren. Uit een internationale studie blijkt dat ongeveer een op de vijf tienermeisjes lichamelijk of seksueel misbruikt is door haar vriendje. Meer dan de helft van de meisjes rapporteert wederzijds geweld, oftewel dat zij en de partner allebei fysiek agressief zijn geweest naar elkaar. De kans op dating violence blijkt uit onderzoek toe te nemen als men eerder ook slachtoffer is geworden van huiselijk geweld.
Tot slot kwam sexting (het delen van seksueel getinte berichten, foto’s of video’s) onder jongeren nog kort aan de orde. Onder jongeren blijkt hier 20% aan te doen, en van hen krijgt 12 tot 15% te maken met misbruik (ongewenst doorsturen, exposure of afpersing). De gevolgen na misbruik zijn groot voor jongeren, die dan met name kampen met schaamtegevoelens. Steketee benoemde de laatste twee dan ook als belangrijke groepen waar hulpverleners zich op dienen te focussen.
Dinah de Riquet Bons (hoofd creatief strategie bij Adelheid Roosen en Zina Platform, lgbtqi+ lobbyist, hiv-, aids- en sekswerkactivist, duovoorzitter van Trans United Europe en operationeel bestuurslid bij icrse en nswp en Pride Amsterdam) volgde met een lezing over genderdysforie; ‘van psychiatrische stoornis naar conditie van de seksuele gezondheid’. Transmensen, zoals De Riquet Bons, betreuren het hoe lang de tijd voortduurde waarin genderdysforie in de psychiatrische hoek ‘woonde’. Na een lang diagnostisch traject kregen mensen uiteindelijk vooral medische zorg, wat veel impact had op deze community.
Depathologisatie is erg belangrijk. Dat begon in 2014, met de aanpassing van het Burgerlijk Wetboek. De voorwaarden uit 1985, die in strijd waren met de mensenrechten van transgenderpersonen (sterilisatie-eis en gedwongen echtscheidingen), kwamen te vervallen. En gelukkig maar, aldus De Riquet Bons, want hierdoor verslechterde de economische situatie van transmensen vaak. Ze moesten vaak rondkomen van informele arbeid, zoals sekswerk.
Ze leefden met stress door het zijn van een minderheid en op veel plekken kregen zij te maken met transfobie, bijvoorbeeld op school, werk en elders in de samenleving. Kleurlingen hebben hier des te meer last van.
Als duovoorzitter van Trans United Europe vertelde De Riquet Bons over wat deze organisatie doet: in Amsterdam bieden ze transzorg aan transmensen van kleur, evenals soa- en hiv-preventie. Mishandeling is een van de aandachtspunten. Ze achten verdere implementatie van de depathologisatie van transmensen van groot belang. Helpend is het volgens hen, als seksuologen, psychotherapeuten en andere hulpverleners door kennisvergroting en -verbreding bijdragen aan deze depathologisatie.
Het woord ging hierna door naar Martine Goeman (jurist en hoofd van het Gender- en Mensenrechtenprogramma van Amnesty International in Nederland). Tijdens haar lezing met de titel ‘Recht in verkrachtingszaken: heeft het huidige verkrachtingsdelict zijn langste tijd gehad?’ gaf zij als eerste inzage in enkele cijfers inzake verkrachting. Van de tweeduizend meldingen bij politie, blijven vaak maar 760 aangiftes over en uiteindelijk leidt het tot 129 veroordelingen. Dit laat een enorm trechtermodel zien. Van de verkrachters is 75 tot 90% een bekende van het slachtoffer. Van de slachtoffers bevriest 70% en is niet in staat zich te verzetten. Hoe vreemd het misschien ook klinkt, vergroot dit tegelijkertijd wel de kans op overleven. Goeman: “Dat leer je zelfs als je bij de supermarkt gaat werken en ze zeggen dat je moet meewerken als er een overval zou gebeuren. Er is echter veel sprake van victim blaming in de maatschappij. Dat is vaak nog erger dan de verkrachting zelf.”
Op de basisschool leren kinderen nu al vaak om te zeggen ‘stop, hou op’, maar kinderen leren niet over informed consent: ‘mag ik een arm om je heen leggen?’ Hier zou het voorlichtingsprogramma volgens Goeman meer over moeten gaan.
Een vrij technische uitleg over de wet(ten) hieromtrent volgde. Opmerkelijk was het om te horen dat 20% van de mannen ‘geen nee zeggen’ of het ontbreken van verzet als een verzachtende omstandigheid zou zien voor verkrachting. Daar staat tegenover dat 92% van de bevolking het (gelukkig) wel normaal vindt dat je even bij elkaar checkt of je akkoord bent – dit gaat dus over de consent.
Goeman lichtte de wetswijziging toe die in Nederland op komst is. De huidige wet is niet in lijn met de mensenrechtenverdragen en biedt onvoldoende bescherming aan slachtoffers. Er ligt een voorstel voor de nieuwe wet en Amnesty International zal daarop een reactie geven, al zijn veel zaken uit het voorstel volgens Goeman al wel veelbelovend. Zo wordt de nieuwe wet genderneutraal en gaat het ook victim blaming tegen. Dit is volgens Goeman erg belangrijk, want slachtoffers dienen zich veel meer bewust te worden van het feit dat het niet hun schuld is wat er is gebeurd.
Emeritus prof.dr. Ine Vanwesenbeeck (wetenschapper en expert op het terrein van gender en seksualiteit) ging vervolgens in op hoe complex seksueel geweld eigenlijk is – evenals de bestrijding ervan. Volgens haar is het, om goed over de bestrijding ervan na te kunnen denken, belangrijk om stil te staan bij hoe seksueel geweld verklaard kan worden. Daders hebben vaak een geschiedenis van psychopathie en antisociaal gedrag. Er lijkt bij mannelijke daders vaak sprake te zijn van gebrekkige empathie, een gebrekkige emotieregulatie en van een antisociale inslag, wat vaak een gevolg lijkt te zijn van de opvoedingssituatie, delinquentie en isolement in de adolescentie. Pornogebruik en sociale media laten, aldus Vanwesenbeeck, geen rechtlijnige verbanden zien. Wel zijn er effecten zichtbaar bij hoog-pornogebruikers die hoog scoren op risicofactoren, zoals een agressieve oriëntatie en een vrouwvijandige masculiniteit. Daarnaast gaan alcohol en drugs vaak meer samen met seksueel geweld.
Voor het seksueel geweld van vooral mannen jegens vooral vrouwen, is de zogenaamde heteronormatieve component richtinggevend. Het is de ideologie die seksestereotypen en ook seksueel geweld schraagt en ook rechtvaardigt. Het verwijst naar de onderschikking van homoseksualiteit, waarvan de kern ligt in: de man en vrouw zijn verschillend en complementair, uitgaand van mannelijke kenmerken bij de man en vrouwelijke bij de vrouw. Zo zou de man een natuurlijke seksuele drift hebben.
Door veelal naar gender te kijken als iets wat we ‘doen’ in plaats van wat we ‘zijn’, houden we de heteronormatieve ballen als het ware in de lucht. Volgens Vanwesenbeeck is het echter van groot belang dat we ons bezighouden met ‘undoing’ hiervan. In de Verenigde Staten waren er in de jaren 90 van de vorige eeuw campagnes als ‘no means no’, maar deze werden midden jaren 00 meer gericht op de affirmative consent, in de vorm van ‘yes means yes’. In plaats van het hebben over de weerbaarheid van meisjes, moeten we het bijvoorbeeld meer hebben over het plezier in seks.
In 2017 kwam de MeToo-beweging op, een volksopstand van vrouwen en sympathiserende mannen. Zweden ging naar aanleiding hiervan in 2018 als eerste land over op een wet, gebaseerd op affirmative consent; deze wet stelt dat er sprake is van verkrachting als men niet expliciet heeft aangegeven seks te willen. Internationaal kwam er echter nogal wat kritiek op dergelijke consent laws: instemming is complex sociaal gedrag (je kunt instemmen terwijl je het eigenlijk niet wilt en andersom), er bestaan mogelijkheden van misbruik, alcohol en drugs kunnen instemming vertroebelen en bewijslast blijft problematisch.
De spreker benadrukte het belang niet alleen meisjes te leren weerbaar te zijn, maar ook jongens te leren hoe zij adequaat met meisjes dienen om te gaan. Seksueel-geweld-preventieprogramma’s zijn beperkt, mede doordat het nog veel wordt beschouwd als complexe materie (wat het ook is). Bovendien heeft het slechts beperkte effecten op gedrag.
Toch is er ook goed nieuws volgens Vanwesenbeeck: er is ook vooruitgang. De manier waarop heteronormativiteit betwist en bekritiseerd wordt, maakt dat de gendertypen uiteindelijk gaan verdwijnen. Laten we de tegenbeweging die op gang komt proberen te zien en te stimuleren, zegt Vanwesenbeeck.
Na die boodschap werd de spreker zelf in het zonnetje gezet vanwege haar nog maar pas gestarte pensioen. Gedurende de afgelopen jaren was Vanwesenbeeck als onderzoeker, manager en adviseur verbonden aan (voorlopers van) Rutgers, kenniscentrum seksuele gezondheid en rechten, en ze werkte als bijzonder hoogleraar Seksuele ontwikkeling, diversiteit en gezondheid aan de Universiteit Utrecht. Ze werd bedankt voor al haar harde werk.
De volgende spreker was Yvonne Merkies (manager behandelzaken en klinisch psycholoog bij Sinai Centrum, tevens supervisor en docent). In de praktijk ziet zij vaak dat ptss-klachten samengaan met seksuele klachten. Aan de hand van een casusvoorbeeld liet Merkies zien hoe belangrijk de leergeschiedenis is bij het ontwikkelen van seksuele klachten. Een boodschap die zij graag aan cliënten geeft is: doe vooral wat je gelukkig maakt, in plaats van je aanpassen en doen wat je denkt dat de omgeving van je verwacht.
Ze vroeg zich af wat er gebeurt als wij als therapeuten ons niet bewust zijn van wat we doen, zeggen of vragen; wat als we gekleurd zijn? Ze hield een enquête onder collega’s en ze schrok naar eigen zeggen van de reacties. Op de vraag of collega’s wel eens aan vrouwen het advies gaven om te stoppen met seks, kwam meermaals als antwoord: ‘ja, en cliënte was vervolgens opgelucht’. Op de vraag of collega’s wel eens aan mannen adviseerden te stoppen met seks, gaven allen echter het antwoord ‘nee’.
Merkies gaf aan er bang voor te zijn dat wij als therapeuten in de praktijk penetratie als ‘normale seks’ beschouwen. Wat voor de één normaal is, hoeft dat voor de ander echter helemaal niet te zijn. Bovendien kunnen negatieve ervaringen ertoe leiden dat mensen niet kunnen genieten van seks. Voorlichting is van groot belang: over hoe het lichaam werkt en hoe het in elkaar zit, hoe opwinding werkt, over de bekkenbodemspieren, en ga zo maar door.
Belangrijk is om in acht te nemen dat wanneer iemand iets niet meer eng vindt of er niet meer bang voor is (bijvoorbeeld na een ptss-behandeling), dat nog niet betekent dat hij het léuk vindt. De spreker gaf als voorbeeld: “Stel je voor dat iemand walgt van tongzoenen. Dan is het belangrijk om te vragen: wil je het veranderen? Wil je er minder bang van worden? Daarna kun je erover na gaan denken of je het leuk wil gaan vinden. Zo niet, schrap je het uit je programma.”
Bijzonder waren ook de tekeningen die ze deelde, gemaakt door cliënten. Ze mochten een poppetje inkleuren: rood voor de plekken waar ze niet aangeraakt willen worden, groen voor plekken waar ze wel aangeraakt willen worden. Een man kleurde het poppetje helemaal in met groen, behalve zowel zijn linker- als rechterzijde (van de romp), die werden rood. Op de vraag of hij dat wilde veranderen, zei hij simpelweg nee. Hij wilde daar niet aangeraakt worden, nu niet en ook in de toekomst niet. Zijn partner kon dat accepteren.
Zij kleurde haar hoofd groen, armen en buik oranje, borsten en benen rood. Zij wilde het wel veranderen; ze wilde gaan leren om aangeraakt te worden aan haar benen. Maar niet aan haar borsten; die hadden zoveel meegemaakt, ze wilde niet dat die ooit nog aangeraakt zouden worden. En dat kon hij ook accepteren.
Tot slot drukte Merkies de luisteraars op het hart: wees je bewust van je eigen normen als therapeut. Neem de partner van je cliënt niet als ‘norm’. Seks is: beiden plezier hebben.
De laatste spreker van de dag was dr. Mia Scheffers (bewegingswetenschapper, psychomotorisch therapeut/integratief bewegingstherapeut, seksuoloog en associate lector aan de Hogeschool Windesheim). Zij belichtte de invloed die seksueel trauma, seksualiteit en lichaamsbeleving op elkaar hebben. Seksueel trauma leidt tot een negatieve of verstoorde lichaamsbeleving: er treedt verstoring op in het contact met het eigen lichaam, evenals in het (lichamelijk) contact met de ander. Dit kan worden ervaren als ‘lack of body ownership’: het voelt niet meer als jouw lichaam en je ervaart geen regie meer over je lijf. Mensen kunnen zich dan gaan terugtrekken uit hun lichaam, er kan sprake zijn van verlies van contact met het lichaam en lichaamssignalen, het lijf kan afgewezen worden, men kan zich vies voelen. Vaak gaat het gepaard met een breed scala aan lichamelijke klachten.
Onderzoeken bevestigen de grote negatieve invloed van seksueel misbruik op de seksualiteitsbeleving. Scheffers betreurt het dat de meeste ‘mainstream’ interventies binnen traumabehandelingen nauwelijks gebruikmaken van bewegings- en lichaamsgerichte interventies. Dit zou volgens haar juist wel een goed idee zijn.
Ze sprong zelf in dit ‘gat’ en maakte een behandelprogramma: ‘seksualiteit en lichaamsbeleving’. In twaalf bijeenkomsten wordt er in seksehomogene, gesloten groepen aan de slag gegaan met bewegings- en lichaamsgerichte therapie, gecombineerd met gesprekstherapie. Er is aandacht voor lichaamsbewustzijn, grenzen voelen en aangeven, herstellen van het contact met het eigen lijf, het terugkrijgen van regie en controle, de invloed van negatieve ervaringen en boodschappen op de lichaamsbeleving en seksualiteit, nieuwe positieve ervaringen en nieuwe perspectieven.
Uit een evaluatie naar aanleiding van negen vrouwen- en zes mannengroepen bleek dat er zowel bij vrouwen als bij mannen na afloop sprake was van positieve veranderingen in de lichaamsbeleving.
Soms kost het weinig moeite om het bewustzijn te vergroten, maar is de stap groot naar het serieus nemen van signalen en er ook naar handelen of jezelf kenbaar (mogen) maken. Volgens Scheffers is dit een essentiële stap en moet dit ook concreet en lijfelijk geoefend worden, pas dan gaat het echt werken. Er is tenslotte een groot verschil tussen nee zeggen en nee dóen. Ze geeft collega’s dan ook mee om in de behandeling van seksueel misbruik, of bij (andere) hulpvragen op het gebied van seksualiteit en de lichaamsbeleving, een combinatie toe te passen van cognitie, de beleving en lichamelijke oefeningen.
Het 3,5 uur durende congres was rijkgevuld, eigenlijk net iets té gevuld zelfs. De lezingen waren kort, maar bevatten allemaal heel veel informatie. Door de snel- en veelheid was er nauwelijks ruimte om het allemaal een plekje te geven, want dan stond de volgende spreker alweer klaar op het beeldscherm. Desalniettemin waren het leerzame speeches, die ook ons als psychotherapeuten weer voldoende in handen geven om in de therapiekamer mee aan de slag te gaan.
Maud Schaepkens is als psychotherapeut werkzaam bij MET ggz in Hoensbroek. Daarnaast is zij als gastdocent werkzaam bij RINO Zuid. Zij is tevens redacteur van dit tijdschrift.
E-mail n mschaepkens@metggz.nl