Gelezen

Nicole Muller

Een diepe buiging voor een prachtig, leesbaar en rijk, informatief boek over mentaliseren. De missie van de schrijvers om de theorieën rond mentaliseren naar een groter publiek te brengen, is mijns inziens geslaagd. Niet alleen hulpverleners, maar ook ouders en docenten kunnen middels dit boek meer leren over mentaliseren. En als er beter gementaliseerd kan worden door veel mensen wordt de wereld een beetje mooier, schrijven zij in hun epiloog. En daar ben ik het ten volle mee eens.

In het boek leggen zij veel theorie uit in gewone taal, rijk geïllustreerd met voorbeelden vanuit het dagelijks leven op scholen, in relaties en gezinnen. Daarbij proberen zij de lezers te laten mentaliseren in het hier en nu door hen aan te spreken met reflectieve vragen tussen de teksten door. Het boek bevat tips en veel aanzetten tot mentaliseren, maar geen kant-en-klare oplossingen, passend bij de mbt. Er wordt uitgelegd dat het kunnen nadenken over de betekenis van gedrag en het kunnen stilstaan bij die betekenis in verbinding met jezelf en de ander kan leiden tot verandering. Want gedrag drukt iets uit, heeft een bedoeling of een intentie en van daaruit ontstaat een interactie. Als mentaliseren vanzelf gaat, verloopt die interactie meestal soepel. Maar regelmatig is er ruis op de lijn en zijn er misverstanden of is er onbegrip, omdat het mentaliseren is beperkt of gestopt.

De eerste hoofdstukken gaan over wat mentaliseren is en over de kwetsbaarheid van mentaliseren. De theorie over de drie prementaliserende modi wordt op een toegankelijke manier beschreven. Daarna zijn er twee hoofdstukken waarin de ontwikkeling van mentaliseren en de invloed van een (onveilige) gehechtheid op deze vaardigheid centraal staat. Daarbij wordt uitgelegd dat hoe een kind leert omgaan met emoties alles te maken heeft met de manier waarop het kind op een gemarkeerde, congruente manier door de ouders is gespiegeld. Dit wordt op een manier gedaan waardoor je deze tekst ook aan ouders zou kunnen meegeven. Een kanttekening hierbij is dat de auteurs weinig vermelden over de aandachtsregulerende functie die ouders ook hebben in dit proces en hoe lichaamstaal en aanraking mede vormend zijn voor een embodied mentaliseren. Embodied mentaliseren verwijst naar de vaardigheid van ouders om impliciet, en niet per se bewust of gereflecteerd, een idee te hebben, te begrijpen of in te schatten welke mentale toestand hun kind heeft op basis van diens lichamelijke bewegingen en houdingen en daarop ook te reageren vanuit lichaamstaal en andere non-verbale communicatiesignalen (Shai & Fonagy, 2014).

De hoofdstukken die vervolgens gaan over epistemisch vertrouwen zijn zeer waardevol. Bij epistemisch vertrouwen gaat het over of mensen zich wel of niet kunnen openstellen in het contact, vanuit de idee, het intuïtieve gevoel, dat er iets te leren valt bij deze therapeut. En dit is essentieel als je bedenkt dat mbt veel wordt gebruikt bij mensen met interactioneel trauma in combinatie met een (dreigende) scheefgroei in de persoonlijkheid. Bij deze doelgroep is openstaan voor therapie, of breder, openstaan om te leren, vaak het eerste probleem. De cliënt moet ervan uit kunnen gaan dat de ander betrouwbare kennis heeft en dat die kennis voor hem persoonlijk relevant is. De inschatting hiervan hangt wederom samen met de gehechtheidsstijl. De relatie tussen enerzijds veilige, vermijdende, angstig-ambivalent en gedesorganiseerde gehechtheid met anderzijds respectievelijk epistemisch vertrouwen en waakzaamheid, wantrouwen, hyperwaakzaamheid en het epistemisch dilemma als strategie wordt begrijpelijk beschreven. Het geeft een extra dimensie in het nadenken over de aard van het contact met de ander en de manier waarop je vermoedt of merkt dat jijzelf als therapeut en de ander kunnen omgaan met nieuwe informatie. Het stimuleert het mentaliseren over de tijd waarin epistemisch wantrouwend zijn mogelijk functioneel was.

Als er een volgende versie van dit boek zou komen, zou er een uitdaging liggen om bij deze hoofdstukken nog wat meer in te gaan op de culturele en maatschappelijke aspecten die het epistemisch vertrouwen, en dus het mentaliseren, mogelijk beïnvloeden. Het huidige maatschappelijke discours over machtsongelijkheid en discriminatie zet aan tot denken over onzichtbare privileges voor de witte mens (of witte man?), waardoor ongelijkheid niet opgemerkt of onderzocht wordt. Het gevaar is om daarbij zelf in de ‘pretend modus’ te geraken om het ongemak te vermijden bij deze maatschappelijke ongelijkheid, waar we ook in onze eigen praktijken bij stil moeten staan. Soms doen wij zelf ook ‘alsof’ en doorvoelen we niet wat we wel opmerken. Oog voor culturele diversiteit ontbreekt enigszins in de voorbeelden en theorie in het boek.

Het boek vervolgt met een hoofdstuk met tips om effectief mentaliseren te herstellen. Zowel voor docenten als ouders zijn er mooie herkenbare voorbeelden over hoe we allemaal in situaties belanden waarin het mentaliseren stopt, zoals bij ergernis in het verkeer. Of als ons kind ineens experimenteert met drugs en we bezorgd zijn en minder mentaliserend reageren. Maar ook de geruststellende gedachte dat als je dat doorhebt, je weer aan het mentaliseren bent. Voor mijn gevoel zijn de tips die de schrijvers geven zeer bruikbaar, maar ligt er wel veel nadruk op het cognitieve aspect van mentaliseren. Aandacht voor de binnenwereld door bijvoorbeeld te vertragen, is in de boektekst veelal gericht op het willen begrijpen van intenties, gedachtes, emoties en ervaringen. Mogelijk vanuit mijn eigen werken met kinderen die getekend zijn door veelal preverbaal trauma ben ik toenemend gericht geraakt op het aandacht hebben voor het leren gewaarworden van lichaamssensaties, die kunnen herkennen en vervolgens kunnen koppelen aan gevoelens, leren benoemen en onderscheiden. Dit aspect van het mentaliseren zou nog iets meer belicht kunnen worden, maar valt mogelijk ook wat buiten de scope van dit boek.

Het boek eindigt met een hoofdstuk waarin de schrijvers de adolescentendilemma’s van het mentaliseren nog extra belichten. ‘Wie ben ik?’ en ‘Hoe verbind ik me met anderen?’ Kort wordt ingegaan op hoe flexibiliteit in deze levensfase kenmerkend is voor veerkracht en rigiditeit het kenmerk is van kwetsbaarheid. “Kinderen worden veerkrachtiger wanneer we hen ondersteunen om (weer) te leren van betrouwbare anderen, zodat ze zich flexibel kunnen aanpassen, zelfs als het leven moeilijk is. Dat doen we door contact te maken, veiligheid te installeren en hen te helpen beter over zichzelf en anderen te mentaliseren” (p. 174). Ik denk dat dit niet alleen geldt voor kinderen, maar ook voor volwassenen. En dan zijn er dus zaadjes geplant om de wereld veiliger en mooier te bezien, en dat was precies de doelstelling van deze auteurs met dit boek.

Over het geheel genomen is dit boek een grote aanrader! Voor veel mensen zal het een verademing zijn de theorie over mentaliseren, gehechtheid en epistemisch vertrouwen in zeer begrijpelijk Nederlands (of Vlaams) te kunnen lezen.

Literatuur

Shai, D. & Fonagy, P. (2014). Beyond words: Parental embodied mentalizing and the parent-infant dance. In M.Mikulincer & P.R. Shaver (Eds.), Mechanisms of social connection: From brain to group, (pp 185-203). American Psychological Association.

Nicole Muller is werkzaam bij Centrum Hecht in Leiden.
E-mail n nicole.muller@centrumhecht.nl

Naar boven