EMDR Congres: In verbinding. Amersfoort: Flint Theater en Congrescentrum en online, 10 april 2021

Susanne Hagelstein

Een week voordat het emdr Congres van start ging, kregen de ruim 1200 deelnemers uit binnen- en buitenland toegang tot een overzichtelijke app waarin programma, sprekers, locatie en informatie over de workshops en lab pitches vermeld werden en waarin ook connectie gelegd kon worden met andere deelnemers. Een verrassend begin van wat een mooie, inspirerende dag zou worden.

Het congres, dat hybride georganiseerd werd, werd live geopend door dagvoorzitter Charlotte van der Wall (klinisch psycholoog, supervisor vgct en emdr, en docent) en Vereniging emdr Nederland (ven) voorzitter Annemieke Driessen (klinisch psycholoog-psychotherapeut bij PsyQ Haaglanden) op een mooi podium in het Flint Theater en Congrescentrum te Amersfoort. Deelnemers werden geïnformeerd over ontwikkelingen binnen de ven en mogelijkheden voor deelname aan de verschillende presentaties tijdens het congres.

De eerste plenaire lezing, met de titel ‘Wat te doen met al die identiteiten?’ werd gegeven door prof.dr. Marleen Rijkeboer (klinisch psycholoog-psychotherapeut, sft supervisor en werkzaam bij Maastricht Universiteit en prof.dr. Rafaele Huntjens (onderzoeker bij de Rijksuniversiteit Groningen en lid van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken). Het belangrijkste dat ik ervan heb opgepikt, is dat uit onderzoek naar de fenomenologie van de dissociatieve identiteitsstoornis (dis) is gebleken dat dis een stoornis is in self-understanding; er is sprake van een stoornis in de metacognitieve overtuiging en niet zozeer van afgesplitste, amnestische identiteiten en structurele dissociatie van de persoonlijkheid oftewel een gecompartimenteerd geheugen- en identiteitsfunctioneren, zoals dat eerder verondersteld werd. Er zijn weinig onderzoeken gedaan naar de effectiviteit van behandeling van dis. Veelal worden schematherapie en imaginaire rescripting ingezet, maar de sprekers lieten zien dat er ook met emdr goede resultaten te behalen zijn. Een geanonimiseerde cliënte verwoordde het zo: “Het is belangrijk om naar de achterliggende behoefte te kijken en niet bang te zijn een behandeling aan te gaan.” En dat geldt voor zowel cliënt als behandelaar.

Vervolgens was er keuze uit vier workshops. Dankzij de mogelijkheid om het congres na afloop terug te kijken, konden alle workshops en presentaties gevolgd worden. Ik volgde de workshop van Martijn Stöfsel (klinisch psycholoog bij Sinai Centrum en auteur), die informatie bood over wanneer je welke verwerkingstechniek het beste kunt inzetten. Hierbij sprak hij over de evidencebased behandelmogelijkheden bij ptss volgens de zorgstandaard en de indicatieverschillen bij toepassing van emdr, imaginaire exposure en imaginaire rescripting. De spreker begon met informatie over de manier waarop emdr werkt, waarbij hij het had over de werkgeheugentheorie, beperkte aandachtscapaciteit en het creëren van afstand tot het herinneringsbeeld door middel van de emdr-instructies, waardoor de herinnering emotionele waarde verliest. emdr kan bijna altijd worden toegepast wanneer er sprake is van de aanwezigheid van een ‘gezonde volwassene’ en kan met name ingezet worden wanneer sprake is van een hoge emotionele waarde (sud). Een klein nadeel van emdr is dat de cliënt zelf overgeleverd is aan zijn of haar interne beelden en gedachten en dat de behandelaar daar minder zicht op heeft. Dat nadeel openbaart zich als de cliënt subtiel vermijdt of als de cliënt sommige emoties niet durft te voelen. Ook bij imaginaire exposure (ie) is de voorwaarde dat er een ‘gezonde volwassene’ aanwezig moet zijn. Deze behandeltechniek is net als emdr vrijwel altijd inzetbaar. Veel behandelaren vinden ie meer belastend dan emdr. Er is echter minder kans op vermijding. Imaginaire rescriptie (ir) wordt in de richtlijnen beperkt aanbevolen. Het voordeel van ir is dat de imaginatie gestopt mag worden, net voor het meest nare gedeelte van de situatie, waardoor het minder belastend kan zijn voor de cliënt. Een voordeel van ir is tevens dat er informatie vanuit het nu (door de cliënt of eventueel de therapeut) in de imaginatie van toen ingebracht kan worden. Dat is met name een voordeel bij affectieve verwaarlozing waarbij er allerlei affectieve taken niét vervuld zijn door de ouders. Een voorwaarde bij ir is dat de cliënt het verschil moet beleven tussen de situatie toen en nu. Bij ir stelt de therapeut zich volgens Stöfsel meer op als regisseur. Alle drie de methodes kunnen binnen beperkte tijd toegepast worden.

Aspecten die een rol spelen bij de keuze voor een bepaalde verwerkingstechniek zijn opleiding, ervaring, kunde van de therapeut en geloof in de techniek. De voorinformatie op basis van bijvoorbeeld ervaring van de cliënt speelt tevens een rol. Ook belangrijk is de aard van traumatisering. Wanneer het onheil van buiten komt en er vooral machteloosheid aanwezig is, wordt emdr over het algemeen eerder ingezet, maar de andere twee technieken kunnen ook. Wanneer het onheil (vermeend intentioneel) van anderen komt en het zelfbeeld eerder geraakt wordt, kan een van de drie technieken worden toegepast. Komt het onheil van mensen om de cliënt heen (vermeend intentioneel) en is er sprake van zelfbeeldbeschadiging, dan wordt ir iets eerder ingezet. Wederom zijn ook daarbij echter de andere twee technieken mogelijk. Bij traumatisering in de preverbale fase is emdr eerder geïndiceerd. Wanneer echter de traumatisering plaatsvond voor vijftienjarige leeftijd en er sprake is van irreëel overmatig schuldbesef en/of emotionele verwaarlozing, dan zou ir juist geïndiceerd zijn en bij seksueel misbruik of mishandeling wordt weer eerder aan emdr gedacht, omdat er dan juist verkeerde dingen gebeurd zijn waaraan wel herinneringen zijn.

Stöfsel kwam tijdens zijn verhaal tot de conclusie dat hoewel emdr een goede behandelmethode en breed inzetbaar is, het van belang is om ook gebruik te maken van andere technieken en om zelfs technieken te combineren. Met andere woorden: iedereen die veel met trauma werkt, zou de drie grote technieken (emdr, imaginaire exposure en imaginaire rescripting), moeten kunnen beheersen. De workshop werd afgesloten met een door Stöfsel tijdens het hardlopen bedachte techniek, de trauma turn, waarbij je met een snelle beweging met je hoofd van links naar rechts, het kloppen op een karate choppoint en een diepe uitademing met geluid, de lading afhaalt van een naar herinneringsbeeld. Het deed mij denken aan de snelle traumatherapieën, zoals de Flash en de Woosh. Bovendien waren de noodzakelijke ingrediënten herkenbaar: contraconditionering, reconsolidatie, actief toevoegen van corrigerende informatie, cognitief veranderende betekenisgeving, werkgeheugenbelasting, focus/perspectiefverandering en motorische activiteit.

Na een korte pauze werd verdergegaan met zes interessante labpitches waarin op een snelle manier interessante onderzoeken werden gepresenteerd. De verbinding tussen onderzoek en klinische praktijk stond hierbij centraal. De eerste presentatie (pitch) door Thomas Brouwers (psycholoog en onderzoeker bij Altrecht Academisch Angstcentrum) ging over een geheel online uitgevoerd onderzoek naar de werkzaamheid van Flash 2.0, oorspronkelijk een titratietechniek bij emdr, bedoeld om de drempel voor behandeling bij angstige cliënten te verlagen, in vergelijking met emdr. Hierbij werd aangetoond dat emdr-behandeling net zo effectief is als Flash 2.0, maar dat cliënten over het algemeen Flash 2.0 als prettiger ervaren, omdat hierbij, in tegenstelling tot bij emdr, geen activatie van de negatieve herinnering plaatsvindt. De vraag die hieruit voortkomt, is hoe noodzakelijk het bij emdr is om cliënten steeds te laten terugkijken naar de nare herinnering.

De tweede presentatie, door Sophie Menses (psycholoog en onderzoeksassistent bij Altrecht Academisch Angstcentrum), ging over de veelbelovende effecten van een niet-klinische intensieve traumabehandeling, bestaande uit een zesdaagse ambulante intensieve behandeling verdeeld over twee weken met Imaginaire Exposure, emdr, sport en psycho-educatie over (complexe) ptss binnen het Altrecht Academisch Angstcentrum. Een duidelijke klachtenvermindering werd aangetoond en dit resultaat is vergelijkbaar met andere (klinische) intensieve traumabehandelingen.

Suzy Matthijssen (klinisch psycholoog-psychotherapeut, senior onderzoeker, cognitief gedragstherapeut vgct psychotraumatherapeut NtVP bij Altrecht Academisch Angstcentrum, tevens supervisor en docent) nam ons tijdens de derde pitch mee naar haar onderzoek waarbij werd aangetoond dat een online intensieve emdr-behandeling voor patiënten met een (complexe) ptss als gevolg van meervoudige traumatisering, even effectief kan zijn als een intensieve ambulante (twee keer drie dagen) behandeling met emdr.

De vierde presentatie, door Milou Covers (onderzoeker en promovenda bij het Universitair Medisch Centrum Utrecht), ging over de effectiviteit van twee sessies emdr tussen twee en vier weken als vroeginterventie na een verkrachting. Gemeten werden de gevolgen voor ontstaan van psychopathologie, klachtenontwikkeling en het voorkomen van ptss. Een van de conclusies die mij opviel was dat watchful waiting zinvol is.

In de vijfde presentatie werden de eerste resultaten van de studie ‘To Prepare Or Not’ door Noortje van Vliet (gz-psycholoog bij Dimence en hoofdonderzoeker onderzoek ‘To Prepare Or Not’) gepresenteerd. In dit onderzoek werden de resultaten van gefaseerde behandeling versus directe traumagerichte behandeling vergeleken bij mensen met ptss als gevolg van seksueel misbruik en/of mishandeling in de kindertijd. De onderzoekers wilden achterhalen of stabilisatie voorafgaand aan traumabehandeling meerwaarde biedt bij cliënten met ptss als gevolg van herhaald seksueel misbruik en/of mishandeling voor hun achttiende jaar. Een andere onderzoeksvraag was of traumagerichte behandeling tot meer drop-out leidt dan gefaseerde behandeling. Conclusie was dat beide behandelingen effectief zijn en dat gefaseerde behandeling niet meer effect opleverde dan traumagerichte behandeling. Bovendien bleek traumagerichte behandeling niet tot significant meer dorp-out te leiden dan gefaseerde behandeling. Het onderzoek is nog niet afgerond; in een volgende stap zal worden onderzocht of er patiëntkenmerken zijn die kunnen voorspellen van welke behandeling patiënten het meest profiteren.

Mariëlle van Pampus (gynaecoloog-perinatoloog in olvg en voorzitter van de Capturegroup) presenteerde in de laatste labpitch een onderzoek dat gedaan werd onder zwangere vrouwen. Hierbij werd aangetoond dat emdr een effectieve en veilige behandeling biedt bij zwangere vrouwen met bevallingsangst, maar in vergelijking tot een groep zwangeren die geen emdr aangeboden kregen, was de vermindering van angst niet significant groter.

Dat alle labpitches interessant en inspirerend waren, werd bevestigd in de reacties die in de chats te lezen waren. Wie de prijs won? Daar ging de wetenschapscommissie over in conclaaf.

In de pauze kon gebruik worden gemaakt van een luxe lunchbox. Een groot aantal deelnemers doneerde, net als ik, hun box echter aan een goed doel. Tijdens de pauze gaf Hende Bauer (psychotherapeut, supervisor, leertherapeut en mindfulness- en compassietrainer), met haar vriendelijke, rustige stem, een zelfcompassieworkshop. Je leerde jezelf te benaderen als iemand van wie je houdt; een vaardigheid die ook voor therapeuten belangrijk is om eigen welzijn te vergroten. Voor cliënten kan zelfcompassie helpen om de gevolgen van stress of secundaire of vicarieuze traumatisering te verminderen.

De plenaire lezing ‘(H)echt niet’ die hierop volgde, werd gepresenteerd door Martin Appelo (vrijgevestigd gz-psycholoog en publicist) en was zeer indrukwekkend en inspirerend. Door middel van zelfonthulling maakte hij duidelijk in welke continue interne strijd mensen met een ‘hechtingshandicap’ zich bevinden. Hij legde uit dat er bij ‘hechtingshandicapten’, zoals hij cliënten met een ernstige hechtingsproblematiek noemt, meestal sprake is van een vroegtijdig opgetreden gebrek aan oxytocineproductie, serotonine en dopamine en een hoog cortisolgehalte, waardoor hechting ook moeilijk tot stand kan komen. Appelo adviseert gebruik te maken van zelfonthulling in de therapeutische relatie, doch alleen wanneer dit ten bate komt van de cliënt, en hij raadt aan daarbij eerlijk te zijn over wat het gedrag of de houding van een cliënt met hechtingsproblematiek bij jou als behandelaar doet. Met andere woorden benadrukt hij het belang van het (h)erkennen en bespreekbaar maken van (tegen)overdracht om een goede behandelrelatie op te bouwen.

Na de hierop volgende pauze, waarin je kon speeddaten (zoals dat gedurende het hele congres mogelijk was) met andere deelnemers, was er opnieuw de mogelijkheid om deel te nemen aan een workshop naar keuze. Ik volgde de workshop over een geïntegreerde behandeling van sociale angst. Deze werd gegeven door Erik ten Broeke (vrijgevestigd klinisch psycholoog, psychotherapeut en supervisor) en Steven Meyer (vrijgevestigd klinisch psycholoog, psychotherapeut, supervisor en opleider) en zij hielden vooral een pleidooi voor een protocollaire behandeling op maat. Zij beschouwen een verbinding tussen protocollair behandelen, cgt en emdr als een cosmetische vooruitgang, omdat generaliseerbare kennis van sociale-angststoornissen daarbij meer gecombineerd wordt met cliëntspecifieke kenmerken. Wat ik hieruit leerde, is dat het droog volgen van protocollen voor de cliënt niet altijd als prettig wordt ervaren en dat je door een combinatie van verschillende protocollen vaak cliëntvriendelijker aan de slag kunt gaan.

De wetenschapscommissie had zich inmiddels gebogen over de bovengenoemde labpitches en aan de hand van de presentatie en het onderzoek bepaald wie een prijs in ontvangst mocht nemen. Noortje van Vliet was de winnaar van de pitchwedstrijd. Haar onderzoek was evidencebased, degelijk van opzet, klinisch zeer relevant en er was sprake van een grote onderzoekspopulatie bij een complexe doelgroep.

Terugblikkend op de lange dag kan ik stellen dat ik positief terugkijk op een milieuvriendelijk congres dat op hoog niveau georganiseerd en gepresenteerd werd. Het was online goed te volgen, interessant en leerzaam, met afwisselende onderwerpen en een mooi decor. Verbindend in vele opzichten!

Susanne Hagelstein is als gz-psycholoog EMDR-practitioner werkzaam bij METggz Hoensbroek. E-mail n shagelstein@metggz.nl

Naar boven