Schending van het medisch beroepsgeheim: analyse van vijf jaar tuchtklachten (2015 tot 2020)

Frank Gerritse, Robbert Duvivier

Samenvatting

Het doel van dit onderzoek was inzicht krijgen in het voorkomen van tuchtklachten over het medisch beroepsgeheim door middel van observationeel (retrospectief descriptief) onderzoek. Wij raadpleegden de website tuchtrecht.overheid.nl en onderzochten alle uitspraken bij de Regionale Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg en beroepen bij het Centraal Tuchtcollege uit de periode 1-1-2015 tot 1-1-2020 betreffende schending van het beroepsgeheim. Wij vonden 282 tuchtklachten en 44 beroepen over schendingen van het beroepsgeheim. De meeste klachten waren gericht tegen artsen, psychotherapeuten, verpleegkundigen en gezondheidszorgpsychologen. Binnen de groep artsen betroffen de klachten huisartsen, bedrijfsartsen en psychiaters het meest. De meeste klachten gingen over het zonder toestemming delen van (medische) informatie met derden, zoals werkgevers, familieleden of (ex-)partners. In 140 zaken (49,6%) werd een maatregel opgelegd; 87 waarschuwingen, 44 berispingen, vier (voorwaardelijke) schorsingen en vijf doorhalingen. Het medische beroepsgeheim, bestaande uit zwijgplicht en verschoningsrecht, is een integraal onderdeel van het zijn van arts, psychotherapeut en zorgverlener. Hoewel in theorie duidelijk, lijkt de praktijk weerbarstiger en complexer. Tuchtklachten over schending van het beroepsgeheim geven inzicht in veelvoorkomende situaties waarbij het beroepsgeheim van zorgverleners onder druk kan komen te staan.

Inleiding

Sinds Hippocrates van Kos (circa 400 voor Christus) en de naar hem vernoemde eed is het beroepsgeheim een belangrijk onderdeel van het beroep van arts en zijn/haar relatie met patiënten of cliënten. In 1878 werd er in Nederland voor het eerst formeel een artseneed, gebaseerd op de eed van Hippocrates, ingevoerd. In deze eed staan de beroepsregels waaraan artsen zich beloven te houden. Ten aanzien van het beroepsgeheim staat in deze artseneed bijvoorbeeld: ‘Al wat ik als hulpverlener zal zien of horen, ook van het privéleven van de patiënten, zal ik voor mij houden, in de overtuiging dat zulke dingen geheim moeten blijven.’ De eed van Hippocrates is echter geen juridisch document; daarvoor zijn de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet big, 1993) en Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (wgbo, 1995) en artikel 7:457 van het Burgerlijk Wetboek (bw) leidend. Veel van de oorspronkelijke waarden en normen uit de eed van Hippocrates, zoals het beroepsgeheim, zijn daarin juridisch verankerd (artikel 88 Wet big). Het beroepsgeheim staat daarin als volgt verwoord: ‘een ieder verplicht [is] geheimhouding in acht te nemen ten opzichte van al datgene wat hem bij het uitoefenen van zijn beroep op het gebied van de individuele gezondheidszorg als geheim is toevertrouwd’. De Wet big geldt overigens niet alleen voor artsen en verpleegkundigen, maar voor alle beroepen die onder artikel 3 van de Wet big vallen; waaronder ook gezondheidszorgpsycholoog (gz-psycholoog), orthopedagoog-generalist en psychotherapeut. Dit geldt uiteraard ook voor specialismen gebaseerd op de artikel 3-beroepen, zoals klinisch psycholoog onder artikel 14 van de Wet big.

Een met de eed van Hippocrates vergelijkbare verklaring voor verpleegkundigen vindt zijn oorsprong in de ‘belofte van Nightingale’, die in 1893 is opgesteld door een comité van een opleiding voor verpleegkundigen in de Verenigde Staten. In Nederland is een deel van die belofte, met daarin onder andere het beroepsgeheim, sinds het begin van de twintigste eeuw in de wet opgenomen (Opleidingsregeling (1923) behorend bij de Wet tot bescherming van het diploma voor ziekenverpleging (1921)): ‘Vóór de uitreiking van het diploma wordt door de(n) geëxamineerde een verklaring onderteekend, waarbij hij (zij) belooft geheim te zullen houden, al wat hem (haar) in zijn (haar) betrekking als verpleger of verpleegster als geheim is toevertrouwd of te zijner (harer) kennis is gekomen’. Met invoering van Wet big verviel ook de juridische context van deze belofte; het afleggen ervan is niet wettelijk verplicht, ook niet voor een big-registratie.

Wellicht door de sterke juridische verankering van de beroepscodes en het beroepsgeheim in de gezondheidszorg is het pas sinds 1 januari 2019 dat er vanuit de Nederlandse Vereniging voor Gezondheidszorgpsychologie (nvgzp) een beroepseed voor gezondheidszorgpsychologen is gekomen, waar uiteraard ook het beroepsgeheim deel van uitmaakt: “Ik zal, met in achtneming van geldende wetgeving, integer handelen en geheimhouden wat mij is toevertrouwd.” Ook deze eed is geen juridisch document, maar een aanvulling op de ethische waarden en normen, zoals vastgelegd in bijvoorbeeld de Beroepscode voor psychologen (nip), de Wet big en de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (wbgo) en professioneel inhoudelijk op richtlijnen, standaarden en protocollen. Daarnaast is de eed ook bedoeld om het beroep van de gezondheidszorgpsychologen beter te profileren en te professionaliseren ten opzichte van de psychiater, de medisch specialist, de verpleegkundige en de psychotherapeut (Hardeman, 2019).

Ook beroepen buiten de zorg, bijvoorbeeld advocaten, politiebeambten en accountants kennen een beroepsgeheim. In Nederland is het medisch beroepsgeheim vastgelegd in artikel 88 van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet big), de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (wbgo) en in artikel 7:457 van het Burgerlijk Wetboek (bw) en is daarmee naast op artsen ook van toepassing op alle overige zorgverleners die een behandelrelatie met patiënten of cliënten hebben.

Het beroepsgeheim bestaat uit twee onderdelen: zwijgplicht en verschoningsrecht. De zwijgplicht spreekt voor zich: een behandelaar mag geen informatie delen die hij/zij in de uitoefening van zijn/haar beroep over een patiënt of cliënt te weten komt. Dit geldt niet alleen voor medische gegevens, maar ook voor andere informatie, zoals contactgegevens en andere zaken die in een behandelrelatie in vertrouwen aan een zorgverlener worden medegedeeld. Het verschoningsrecht is het recht waarop een zorgverlener zich kan beroepen om niet te spreken tegenover derden, zoals een rechter, politie of justitie als de te verstrekken gegevens zijn/haar zwijgplicht zouden schenden.

Schending van het (medisch) beroepsgeheim is strafbaar en voor big-geregistreerde beroepen, zoals artsen, gezondheidszorgpsychologen en psychotherapeuten, tuchtrechtelijk verwijtbaar. Er zijn echter gevallen denkbaar waarin dit toch mag of soms zelfs moet. Er is dan sprake van een conflict van plichten, waarbij andere belangen, zoals de veiligheid van anderen, zwaarder wegen en doorbreking van het beroepsgeheim gerechtvaardigd is. Dit is een lastige afweging, waar veel zorgverleners in hun carrière mee te maken kunnen krijgen. De knmg heeft een aantal richtlijnen opgesteld die bij deze afweging kunnen helpen, en verschaft advies bij veelvoorkomende praktijksituaties, zoals het verstrekken van informatie aan Veilig Thuis of wanneer een patiënt een dreigement uit (knmg, 2019, 2020b, 2020c). Andere gevallen waarbij een zorgverlener zijn/haar beroepsgeheim mag schenden, zijn als de patiënt hiervoor nadrukkelijk toestemming geeft, of als de zorgverlener hiertoe wettelijk verplicht is, zoals het geval is bij sommige bepalingen in de Wet op de lijkbezorging, de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg en de Wet publieke gezondheid (bijvoorbeeld bij meldingsplichtige infectieziekten, zoals polio en pokken, maar recent ook covid-19).

Er is weinig bekend over de frequentie en aard van schending van het medisch beroepsgeheim onder zorgverleners, echter gezien de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid kunnen tuchtklachten als afgeleide parameter hiervoor gelden. Recent onderzoek naar tuchtklachten tegen artsen toonde weliswaar een stijging in aantal en toename van gegrondverklaringen en maatregelen, maar bood geen onderscheid in aard van de tuchtklacht, zodat onduidelijk is hoeveel van deze klachten het beroepsgeheim betroffen (Pinto-Sietsma e.a., 2020). Ander onderzoek onder psychiaters en arts-assistenten psychiatrie vond dat 4,8% van alle behandelde tuchtklachten tegen deze subgroep over schending van het beroepsgeheim ging (Gerritse & Duvivier, 2021; Kolthof, 2020).

In Nederland kan elke ‘rechtstreeks belanghebbende’ een tuchtklacht indienen tegen een zorgverlener, mits deze big-geregistreerd is. Vaak is deze belanghebbende een patiënt, diens partner of naaste familie (Van der Wal, 1996). Ook werkgevers (van de zorgverlener), de Inspectie Gezondheidszorg & Jeugd (igj) (Hout e.a., 2011), zorgverzekeraars en tot 2019 het College voor Medisch Toezicht kunnen klachten indienen. Klachten die niet afkomstig zijn van belanghebbenden worden niet-ontvankelijk verklaard. Indien ontvankelijk, wordt een klacht vervolgens behandeld in een van de vijf Regionale Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg (rtg). Na behandeling en uitspraak van een klacht door een rtg, kan zowel de klager als de verweerder van de oorspronkelijke klacht in beroep gaan bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (ctg).

In dit onderzoek hebben we alle door de Regionale Tuchtcolleges voor de Gezond-heidszorg (rtg’s) over de periode 2015 tot 2020 behandelde tuchtklachten tegen alle artikel 3-beroepen van de Wet big geanalyseerd (apotheker, arts, fysiotherapeut, gezondheidszorgpsycholoog, orthopedagoog-generalist, physician assistant, psycho-therapeut, tandarts, verloskundige en verpleegkundige). Ook de door het ctg behandelde hoger beroepen hebben wij geanalyseerd.

Methode

Dit onderzoek werd uitgevoerd in juli-november 2020. Wij maakten gebruik van de openbare website https://tuchtrecht.overheid.nl, waarop alle uitspraken van door de rtg’s en ctg behandelde tuchtzaken staan. We hebben ons voor dit onderzoek beperkt tot de behandelde klachten, omdat de ingediende klachten niet openbaar toegankelijk zijn. Wij hebben middels een systematische zoekopdracht op trefwoord ‘beroepsgeheim’ alle gepubliceerde klachten tussen 1 januari 2015 en 1 januari 2020 verzameld. Voor de volledigheid hebben we ons niet beperkt tot de door de website toegekende categorie ‘Schending beroepsgeheim’, maar gezocht in de gehele tekst op zoekterm ‘beroepsgeheim’. Dit leverde 329 rtg-uitspraken op. Vervolgens hebben we alle zaken gelezen en alle zaken geëxcludeerd waarbij de klacht niet ging over het beroepsgeheim (47 zaken geëxcludeerd; 282 zaken bleven over). Voor de ctg-uitspraken werd een gelijke procedure gevolgd en bleven 44 zaken over voor analyse (119 zaken werden geëxcludeerd). Vervolgens hebben wij alle tuchtzaken gerubriceerd op grond van jaar van uitspraak, aard van de klacht, soort klager (patiënt, familie, werkgever, igj), uitspraak en hebben we de klachten inhoudelijk gecategoriseerd en samengevat.

Resultaten

Aantal klachten RTG’s

Het aantal bij de Regionale Tuchtcolleges behandelde tuchtzaken over schending van het beroepsgeheim bedroeg 282 over de onderzoeksperiode 2015-2019, gemiddeld 56,4 per jaar. In 148 (52,8%) van de klachten over schending van het beroepsgeheim was de klacht primair als dusdanig gecategoriseerd, in de overige 134 gevallen (47,2%) was schending van het beroepsgeheim een aanvullende klacht. Het aantal tuchtklachten over schendingen van het beroepsgeheim is over de onderzoeksperiode toegenomen met 35% (48 in 2015 tegenover 61 in 2019). Ter vergelijking, het totale aantal tuchtklachten afgehandeld door de rtc’s in 2015 was 1609 tegenover 1502 in 2019 (afname van 7%) (Tuchtcolleges, 2020).

Verweerders

De meeste klachten (69,9%) waren gericht tegen artsen (waarvan huisartsen (17,4%), bedrijfsartsen (14,2%), psychiaters (11,0%) en basisartsen/aios/anios (10,3%) de grootste groepen waren), gevolgd door verpleegkundigen (11,0%) en gz-psychologen (8,2%). Figuur 1a geeft een overzicht van het aantal klachten per beroepsgroep over de onderzoeksperiode. Figuur 1b geeft een overzicht van het behandelde klachten uitgezet tegen de grootte van de betreffende beroepsgroepen (big-register, 2020). Hierbij valt op dat vooral artsen, gezondheidszorgpsychologen en psychotherapeuten in vergelijking met andere beroepen relatief vaak een klacht met betrekking tot het beroepsgeheim krijgen.

Figuur 1a Het aantal behandelde tuchtklachten over schending van het beroepsgeheim per beroepsgroep over de periode 2015-2020

Figuur 1b Het aantal behandelde tuchtklachten over schending van het beroepsgeheim over de periode 2015-2019, uitgezet naar de grootte van de betreffende beroepsgroepen.

Klagers

De meeste klachten werden ingediend door patiënten/cliënten zelf (220; 78,0%), gevolgd door familieleden (47; 16,7%). De overige klachten werd ingediend door bijvoorbeeld igj, werkgevers/werknemers en collega’s. De man-vrouwverdeling over de klagers was 51,3% man versus 48,7% vrouw, onder verweerders was dat respectievelijk 58,2% en 41,8%.

Inhoud klachten

De meeste klachten betreffen, beknopt weergegeven, het zonder toestemming delen van (medische) informatie met derden, zoals werkgevers, familieleden of (ex-)partners, veelal in het kader van medische keuringen (dat was overwegend het geval bij de veertig zaken tegen bedrijfsartsen, negen zaken tegen verzekeringsartsen en vier zaken tegen arbo/uwv-artsen). In vijftien (5,3%) zaken betrof de klacht het schenden van het beroepsgeheim in het kader van een melding bij Veilig Thuis, in zes gevallen (2,2%) een verklaring voor de Raad voor Kinderbescherming. In vier gevallen (1,4%) betrof de klacht schending van het beroepsgeheim in het kader van een inbewaringstellingsprocedure (gedwongen opname). In zeven zaken (2,5%) was de klacht het schenden van het beroepsgeheim tijdens contact met politie (vier) en/of justitie (drie).

Figuur 2 Overzicht van de uitspraken per jaar

Beslissingen/uitspraken

Van de 282 behandelde tuchtzaken waarbij schending van het beroepsgeheim de primaire klacht was, werden 126 zaken (44,7%) ongegrond verklaard en afgewezen, vijf klagers/klachten (1,8%) waren niet-ontvankelijk. Dit is bijvoorbeeld het geval als de klager niet klachtgerechtigd is (geen rechtstreeks belanghebbende is), er onduidelijk is tegen wie wordt geklaagd, niet duidelijk is waarover wordt geklaagd, of als de klager klaagt over een zorgverlener die niet big-geregistreerd is. Elf zaken werden (gedeeltelijk) gegrond verklaard, zonder het opleggen van een maatregel. In de overige 140 zaken (49,6%) werd een maatregel opgelegd: 87 waarschuwingen, 44 berispingen, vier (voorwaardelijke) schorsingen en vijf doorhalingen. Figuur 2 geeft een overzicht van de uitspraken.

Zaken in beroep (CTG)

Van alle behandelde tuchtklachten werd beroep ingediend in 44 zaken, oftewel één beroep per 6,4 tuchtzaken over het beroepsgeheim. In 36 (81,8%) gevallen ging de klager in beroep, in acht (18,2%) de verweerder (dus de zorgverlener). In tien zaken (22,7%) werd het beroep gegrond verklaard en werd de beslissing in eerste aanleg (rtg) vernietigd; 28 maal (63,6%) werd het beroep verworpen en in de overige zaken (vijf of 11,4%) kwam het niet tot een zitting doordat het beroep werd ingetrokken of niet-ontvankelijk werd verklaard. In de tien zaken waarin het beroep gegrond werd verklaard, was de door het ctg genomen beslissing of opgelegde maatregel in zeven gevallen minder zwaar, in twee gevallen zwaarder en in één geval even zwaar als die van het rtg.

Tabel 1. Uitspraken hoger beroepen, per appellant

Appellant

Beslissing

Klager in eerste aanleg

Verweerder in eerste aanleg

Beroep gegrond, beslissing vernietigd

6

4

Beroep ingetrokken

2

0

Beroep verworpen

24

4

Beslissing bekrachtigd

1

0

Niet-ontvankelijk

2

0

Tussenbeslissing

1

0

Beschouwing

Dit retrospectieve onderzoek naar tuchtzaken over het medisch beroepsgeheim toont dat tuchtzaken een goede manier zijn om meer inzicht te krijgen in schending van het (medisch) beroepsgeheim van big-geregistreerde zorgverleners als artsen, gezondheidszorgpsychologen en psychotherapeuten. Het aantal klachten is gedurende de afgelopen jaren gestegen en de meeste klachten waren gericht tegen artsen (waarvan huisartsen, bedrijfsartsen en psychiaters de grootste groepen waren), gevolgd door verpleegkundigen en gz-psychologen. Het aantal behandelde tuchtklachten voor schending van het beroepsgeheim is over de onderzoeksperiode 2015 tot 2020 gemiddeld 56,4 per jaar voor alle zorgverleners en 39,6 voor artsen. De relatieve oververtegenwoordiging van artsen, verpleegkundigen en gz-psychologen is te verklaren door enerzijds de grootte van deze beroepsgroepen en anderzijds de aard van hun werkzaamheden en verantwoordelijkheden. Enkele opvallende bevindingen en maatschappelijke ontwikkelingen met betrekking tot het beroepsgeheim verdienen meer duiding en kunnen wellicht van toepassing zijn voor de praktijk.

Gerechtvaardigde schendingen van het beroepsgeheim?

In dit onderzoek kwam naar voren dat in slechts vier zaken geklaagd werd over schending van het beroepsgeheim in een ibs-procedure (gedwongen opname). Hoewel dit aantal klachten gering lijkt, werden drie van de vier klachten gegrond verklaard en werd een waarschuwing opgelegd (de andere klacht was ongegrond). Mag of moet een arts het beroepsgeheim schenden als de rechter tijdens een bopz-zitting (sinds 1 januari 2020 Wvggz) vragen stelt? Het antwoord is dat dat in principe niet mag (Hendriks, 2018a, 2018b). Het beroepsgeheim verplicht zorgverleners om zich tegenover de rechter te beroepen op hun beroepsgeheim. Vragen van de rechter mogen alleen beantwoord worden als de patiënt daarmee instemt of, zonder toestemming, in het geval van een conflict van plichten (Hendriks, 2018b). Dit laatste zal natuurlijk in de specifieke situatie van een zitting voor gedwongen zorg of opname geregeld spelen, daar er in een dergelijke situatie sprake is van een (dreigend) gevaar voor patiënt/cliënt en/of derden. Het is uiteraard wel verstandig om in de zitting gedeelde informatie te beperken tot het minimaal noodzakelijke voor het doel van de maatregel. Behalve de Wvggz-setting, zijn ook Veilig Thuis (voorheen amk, Algemeen Meldpunt Kindermishandeling) en contact met politie en justitie ingewikkeld. Een op de twintig tuchtklachten aangaande schending van het beroepsgeheim komt voort uit een Veilig Thuis-melding. Ook hier geldt in principe dat het beroepsgeheim alleen doorbroken mag worden met instemming, of bij een zwaarwegend conflict van plichten; bij uiterste noodzaak en als er geen andere mogelijkheden zijn om het gevaar af te wenden. Wat ‘zwaarwegend’ in deze context exact inhoudt, is niet gespecificeerd en het is aan de zorgverlener om een eigen ethische afweging hierin te maken. Het stappenplan van de Ethische Toolkit van de knmg en de nvvp handreiking ‘Beroepsgeheim & het conflict van plichten’ bieden hiervoor concrete handvatten (De Bruin e.a., 2013; knmg, 2020a).

Ongeoorloofde schending

Dit onderzoek toont dat de meeste klachten het zonder toestemming delen van (medische) informatie met derden, zoals werkgevers, familieleden of (ex-)partners betroffen, vaak in het kader van medische keuringen. Zonder expliciete toestemming van de betrokkene is dit niet geoorloofd. Vooral voor bedrijfs-, verzekerings-, arbo- en uwv-artsen en bij keuringen (bijvoorbeeld voor het cbr) is dit een potentieel complex speelveld, wat ook blijkt uit de relatief grote hoeveelheid klachten tegen bedrijfsartsen.

Het beroepsgeheim bij het voeren van verweer bij een tuchtklacht

Een opmerkelijke aanleiding voor klachten over schending van het beroepsgeheim was schending van het beroepsgeheim tijdens zitting van een eerdere tuchtklachtprocedure (bijvoorbeeld ecli:nl:tgzrams:2019:234, ecli:nl:tgzrsgr:2015:92, ecli:nl:tgzrein:2016:36 en ecli:nl:tgzrzwo:2017:84). Het beroepsgeheim is hier soepeler dan bijvoorbeeld tijdens Wvggz-zittingen. Het college zegt hierover: “[…] dat wie een tuchtklacht indient, geacht wordt de jegens hem geldende geheimhoudingsplicht prijs te geven, voor zover het gegevens betreft die voor de beoordeling van de tuchtrechter van belang kunnen zijn” (ecli:nl:tgzrams:2019:234). Bovendien geldt naar vaste tuchtrechtelijke jurisprudentie de regel dat de aangeklaagde partij, en dus ook de gemachtigde/advocaat, kennis mag nemen en gebruik mag maken van het medisch dossier van de klagende patiënt, voor zover dat dienstig is voor het voeren van het verweer.

Bedreigingen beroepsgeheim

Wanneer er verschillende belangen spelen, staat het (medisch) beroepsgeheim geregeld onder druk, zowel in individuele gevallen (bijvoorbeeld bij het doen van een Veilig Thuis-melding) als meer structureel (Zaat & Mevius, 2015). Dat laatste is bijvoorbeeld het geval sinds de overheid in 2015 besloot tot decentralisatie van zorgtaken (zoals de jeugdzorg en zorg aan langdurige zieken en ouderen) naar de gemeenten (Schothorst, 2017). Het beroepsgeheim zorgt daar volgens ambtenaren voor onnodige vertraging en inefficiëntie; immers kunnen zij hierdoor niet zomaar laagdrempelig dossiers van patiënten/cliënten inzien. In 2014 diende toenmalig minister Schippers een wetsvoorstel in bij de Tweede Kamer waardoor het mogelijk zou worden voor zorgverzekeraars om zonder toestemming medische dossiers in te zien. Dit voorstel – ingezet als fraudebestrijding – stuitte op veel weerstand en is uiteindelijk in 2019 ingetrokken door opvolgend minister Bruins (Kleijne, 2018). Onder de bestaande ministeriële regelingen (onderdeel van de wettelijke grondslag voor de formele en materiële controle) kunnen zorgverzekeraars, indien zij daar goede redenen voor hebben en onder strikte voorwaarden alsnog zonder toestemming van de patiënt vooraf medische dossiers opvragen en inzien. De medische adviseurs die dit doen, zijn wel gebonden aan een geheimhoudingsplicht. Zorgverzekeraars doen een dergelijk verzoek volgens de laatst bekende cijfers uit 2016 circa 2500 maal per jaar (Kleijne, 2018).

Beperkingen van dit onderzoek

Beperkingen van dit onderzoek betreffen de inherente gebreken in de gebruikte website http://tuchtrecht.overheid.nl. Wij hebben ons beperkt tot (in een zitting) behandelde tuchtklachten, in tegenstelling tot bijvoorbeeld ingediende klachten (deze zijn niet openbaar toegankelijk). Uit de jaarverslagen van de tuchtcolleges blijkt dat ongeveer een derde van de klachten behandeld wordt in een zitting. Dat zou betekenen dat twee derde van de binnengekomen klachten niet-ontvankelijk is, kennelijk ongegrond wordt verklaard, onvoldoende gewicht heeft of wordt ingetrokken door de klager (bijvoorbeeld na een mondeling vooronderzoek, hetgeen de facto vaak een vorm van mediation is, waarbij beide partijen onder leiding van de secretaris van het tuchtcollege kunnen zoeken naar een minnelijke oplossing) (Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, 2020). Door de opzet van het tuchtrecht en de juridische verankering ervan zijn de klachten beperkt tot de artikel 3-beroepen uit de Wet big. Overige klachten vallen buiten dit onderzoek. Ook het klachtrecht van de Jeugdwet en de Wkkgz valt buiten het bereik van dit artikel. Door deze beperkingen is het niet mogelijk om een volledig beeld te krijgen van de beleving van de klagende patiënt/cliënt. Echter is het aantal big-geregistreerden, waarover dit artikel gaat, met circa 360.000 artsen, gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten en andere zorgverleners, bepaald geen beperkte groep. Ook is het zo dat een tuchtklacht vaak meerdere onderdelen heeft, zich niet beperkend tot puur het beroepsgeheim. Een uitspraak, en daarmee eventueel opgelegde maatregel, is daarmee gebaseerd op de gewogen totale klacht en niet enkel op het subonderdeel over schending van het beroepsgeheim. Tot slot beperken wij ons tot exploratieve analyse: daarmee zijn geen sluitende verklarende inzichten of hypothesen te genereren.

Conclusie

Ondanks de lange historie en de daaruit voortkomende vanzelfsprekendheid waarmee het beroepsgeheim verweven zit in de gezondheidszorg, blijft het een complex onderwerp. Soms moet een zorgverlener immers bewust de ethische afweging maken dit beroepsgeheim te schenden, tegen de wens van de patiënt/cliënt in, ondanks dat dit in principe strafbaar en (voor big-geregistreerden) tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Bovendien speelt een toenemend spanningsveld tussen het beroepsgeheim van de zorgverlener enerzijds en de behoefte aan gedetailleerde informatie uit dossiers van patiënten/cliënten voor financiële en controlerende motieven, door bijvoorbeeld gemeenten en zorgverzekeraars. Dat dit in de praktijk daadwerkelijk het geval is, bewijst dit artikel; jaarlijks behandelen de Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg ruim vijftig tuchtzaken over schending van het beroepsgeheim. Dit artikel onderzocht de behandelde tuchtklachten over schending van het beroepsgeheim door big-geregistreerde zorgverleners, waaronder artsen, gezondheidszorgpsychologen en psychotherapeuten. Gecorrigeerd voor de grootte van de beroepsgroep werden de meeste tuchtklachten over schending van het beroepsgeheim tegen deze drie groepen zorgverleners ingediend. Bijna de helft van deze klachten (44,7%) werd ongegrond verklaard en/of afgewezen. In de andere helft werd een maatregel opgelegd aan zorgverleners voor het schenden van hun beroepsgeheim; 87 waarschuwingen, 44 berispingen, vier (voorwaardelijke) schorsingen en vijf doorhalingen. Hoewel het niet mogelijk is door analyse van behandelde tuchtklachten over schending van het beroepsgeheim een volledig beeld van de complexiteit hiervan te geven, kan dit wel aantonen waar de schoen wringt en valt er lering te trekken uit de veelvoorkomende situaties waarbij het beroepsgeheim van zorgverleners onder druk kan komen te staan. Dit artikel is hierbij hopelijk een eerste aanzet. Verder onderzoek naar dit onderwerp, alsook naar het perspectief van de patiënt/cliënt hierin, zal hier hopelijk aan bij kunnen dragen.

Literatuur

BIG-register (2020). Cijfers | Over het BIG-register | BIG-register. Online via: https://www.bigregister.nl/over-het-big-register/cijfers

Bruin, H.W. de, Boon, J.C., Kallen, A.W.A.M. van der, Rinne-Albers, M.A.W., Ruissen, A.M., & Vandenberghe, D.E.R. (2013). NVvP Handreiking: Beroepsgeheim & het conflict van plichten.

Gerritse, F.L., & Duvivier, R.J. (2021). Exploratieve analyse van uitspraken van de Regionale Tuchtcolleges in zaken met psychiaters, psychiater-psychotherapeuten en arts-assistenten in de periode 2015-2019. Tijdschrift voor Psychiatrie, 63, 181-188.

Hardeman, E. (2019, april 2). Marc Verbraak: ‘Beroepseed geeft gz-psycholoog een scherper profiel’. GZ-psychologie. Online via: https://www.gzpsychologie.nl/magazine-artikelen/marc-verbraak-beroepseed-geeft-gz-psycholoog-een-scherper-profiel

Hendriks, A.C. (2018a). Moet arts vragen van BOPZ-rechter beantwoorden? Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 162, D2373.

Hendriks, A.C. (2018b). Moet arts vragen van WVGGZ-rechter beantwoorden? Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 162, D2373.

Hout, F.A.G., Kaupmann, N.L., Alhafaji, F.Y., Frederiks, B.J.M., Legemaate, J., & Robben, P.B.M. (2011). Tuchtklachten van de Inspectie voor de Gezondheidszorg effectief voor aangeklaagden en beroepsgenoten. Tijdschrift Voor Gezondheidswetenschappen, 89, 58-64.

Kleijne, I. (2018). Zorgverzekeraars controleren sporadisch medische dossiers. Medisch Contact. Online via: https://www.medischcontact.nl/nieuws/laatste-nieuws/artikel/zorgverzekeraars-controleren-sporadisch-medische-dossiers.htm

KNMG (2019). KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst. KNMG. Online via: https://www.knmg.nl/richtlijn-omgaan-met-medische-gegevens

KNMG (2020a). Ethische toolkit. Online via: https://www.knmg.nl/advies-richtlijnen/ethische-toolkit/zelf-aan-de-slag.htm

KNMG (2020b). Mag ik informatie verstrekken aan Veilig Thuis? Online via: https://www.knmg.nl/advies-richtlijnen/artseninfolijn/praktijkdilemmas-1/praktijkdilemma/mag-ik-informatie-verstrekken-aan-veilig-thuis.htm

KNMG (2020c). Mag ik mijn beroepsgeheim doorbreken als een patiënt een dreigement uit? Online via: https://www.knmg.nl/advies-richtlijnen/artseninfolijn/praktijkdilemmas-1/praktijkdilemma/mag-ik-mijn-beroepsgeheim-doorbreken-als-een-patient-een-dreigement-uit.htm

Kolthof, H.J. (2020). Tuchtrechtmaatregelen opgelegd aan psychiaters; een overzicht over 5 jaar. Tijdschrift voor Psychiatrie, 62, 351-357.

Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (2020). Jaarverslag tuchtklachtfunctionarissen 2019. Online via: https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-volksgezondheid-welzijn-en-sport/documenten/rapporten/2020/06/30/jaarverslag-tuchtklachtfunctionarissen-2019

Pinto-Sietsma, S.-J., Zwinderman, A.H., & Oude Ophuis, T. (2020). Medische tuchtcolleges straffen vaker en strenger. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 164, D4587.

Schothorst, Y. (2017). Beroepsgeheim in de samenwerking tussen sociale en zorgprofessionals. Online via: https://docplayer.nl/58947921-Beroepsgeheim-in-de-samenwerking-tussen-sociale-en-zorgprofessionals.html

Tuchtcolleges (2020). Overzicht klachten 2015-2019. Online via: https://www.tuchtcollege-gezondheidszorg.nl/over-de-tuchtcolleges/jaarcijfers-tuchtcolleges/jaarcijfers-2019/regionale-tuchtcolleges/overzicht-klachten

Wal, G. van der (1996). Geneeskunde en recht Medische tuchtrechtspraak in Nederland; een 10-jaarsoverzicht. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 140, 2640-2643.

Zaat, J., & Mevius, L. (2015). Beroepsgeheim onder druk. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 159, C2807.

Abstract

Violation of professional confidentiality:
analysis of five years of disciplinary
complaints (2015-2020)

The objective of this study was to gain insight into disciplinary complaints about professional confidentiality by means of observational (retrospective descriptive) study. We consulted the website tuchtrecht.overheid.nl and registered all complaints at regional disciplinary tribunals and central disciplinary tribunal in the period 1-1-2015 to 1-1-2020 concerning violations of professional confidentiality. We found 282 disciplinary complaints and 44 appeals for violations of professional confidentiality. Most complaints were directed against doctors, psychotherapists, nurses and healthcare psychologists. Within the group of doctors, most complaints concerned general practitioners, company doctors and psychiatrists. Most complaints were about sharing (medical) information with third parties, such as employers, family members or (ex) partners, without permission. A measure was imposed in 140 cases (49.6%); 87 warnings, 44 reprimands, four (conditional) suspensions and five healthcare professionals were denied further practice. Professional confidentiality, consisting of a duty of confidentiality and a right of non-disclosure, is an integral part of being a doctor, psychotherapist and healthcare provider. Although straight forward in theory, the practice seems more unruly and complex. Disciplinary complaints provide insight into frequently occurring situations in which medical confidentiality plays a role.

Frank Gerritse is psychiater en werkzaam in het Tergooi Ziekenhuis, Hilversum/Blaricum.
E-mail n Frank@FLGerritse.nl

Robbert Duvivier is psychiater bij de Parnassia Groep in ’s-Gravenhage.

Leerdoelen

Na het lezen van dit artikel:

  1. kent u de verschillende onderdelen van het medisch beroepsgeheim;
  2. kent u de juridische achtergrond van het medisch beroepsgeheim.
  3. heeft u een overzicht van de meest voorkomende redenen waarbij schending van het medisch beroepsgeheim tot een tuchtklacht leidt;
  4. kunt u begrijpen in welke omstandigheden het schenden van het medisch beroepsgeheim geoorloofd is;
  5. bent u in staat om de kaders van het beroepsgeheim toe te passen op uw eigen praktijk.
Naar boven