Douwe van der Heide
Psychoanalyticus Antonie Ladan geeft in dit boekje op een plezierig leesbare en uiterst toegankelijke manier zijn visie op de wereldpolitiek. Hij baseert zich daarbij op grondbegrippen uit de psychoanalyse, zoals verdringing, projectie en grootheidsfantasieën, en spitst zijn betoog toe op de vraag: waarom blijven we oorlog voeren? Want na elke oorlog nemen we ons weliswaar voor om er nooit meer aan te beginnen, en toch gebeurt dat telkens weer. Juist in deze tijd van toenemende internationale spanningen en sneuvelende ontwapeningsverdragen lijkt het Ladan van groot belang om eens wat langer bij die vraag stil te staan, en ik kan hem daar moeilijk ongelijk in geven.
De stelling die hij poneert, bestaat uit twee delen: enerzijds bestaat er volgens Ladan in de meesten van ons zoiets als een al dan niet bewust verlangen naar oorlog, en anderzijds houden we er de nodige illusies op na over de ware aard en ernst van een echte oorlog. Dat is ook noodzakelijk; als we de ware aard en ernst van een echte oorlog wel tot ons zouden laten doordringen, was het met het verlangen naar oorlog al snel gedaan.
Ons oorlogsverlangen vindt volgens de auteur zijn oorsprong in de frustraties en de vernederingen waarmee ons dagelijks leven nu eenmaal gepaard gaat, en de moeite die we hebben om met de onmacht die we daarbij voelen om te gaan. Onze natuurlijke reactie – het gebruiken van geweld – wordt ons immers door de moderne samenleving ontzegd: de staat heeft daar het monopolie op. Wel blijft het natuurlijk mogelijk om over geweld te fantaseren, voor zover we onszelf dat toestaan tenminste. Fantaseren is op zich geen probleem, zolang we onze fantasieën maar niet omzetten in daden. Om dat laatste te voorkomen, is het juist wel nodig dat we ze toetsen aan de realiteit. En daarin zit hem volgens Ladan nu juist het probleem.
Fantaseren over geweld en oorlog heeft zo zijn nut: het verlost ons van gevoelens van machteloosheid. Tenminste, zolang als we dus kunnen voorkomen dat onze fantasie wordt gespiegeld aan de werkelijkheid. Dat dit niet snel gebeurt, komt volgens Ladan omdat we er met betrekking tot oorlog diverse illusies op na houden. Zo is er de illusie van duidelijkheid die een oorlog zou ons zou verschaffen; in plaats van een innerlijk conflict is er in onze oorlogsfantasieën een duidelijke tegenstander buiten onszelf. Liefst fantaseren we er een overzichtelijke scheiding tussen goed en kwaad bij, een scheiding die in de werkelijkheid nogal eens ver te zoeken is. En dan is er de illusie van de almacht die we onszelf in onze denkbeeldige oorlog toedichten: ook een schriele boekenwurm blijkt in dit soort fantasieën te beschikken over bovenmenselijke krachten en kan er zelfs een hoge functie bekleden in een denkbeeldige, maar opvallend gehoorzame strijdmacht. En tot slot is er natuurlijk de illusie van onkwetsbaarheid tijdens onze gefantaseerde oorlog: ook al loopt in onze fantasie het dodental nog zo op, de fantast zelf blijft ongedeerd. En hij wordt na afloop bij voorkeur ook niet geconfronteerd met de rauwe werkelijkheid van een echte oorlog, die van vele doden en wanhopige, voor het leven getekende nabestaanden.
Volgens Ladan spelen vergelijkbare psychologische mechanismes een rol op het wereldtoneel. Hij illustreert dit aan de hand van diverse gewapende conflicten in de afgelopen eeuw, en de rol die de media en de politieke en militaire leiders daarin volgens hem gespeeld hebben. Zo noemt hij bijvoorbeeld het conflict in Syrië; na een gifgasaanval riepen de internationale media de Verenigde Staten op tot militair ingrijpen. Opvallend, vindt Ladan, omdat diezelfde media kort daarvoor nog kritisch hadden geschreven over de militaire interventie van datzelfde Amerika in Irak, nota bene het buurland van Syrië. Kennelijk mag je bij het vallen van onschuldige burgerslachtoffers oproepen tot oorlog, om die vervolgens weer te veroordelen als daar dan natuurlijk ook weer onschuldige burgerslachtoffers bij vallen. En kennelijk lijden journalisten, net als hun lezers, ook aan oorlogsverlangen en aan de neiging om in hun fantasie evenmin plek in te ruimen voor de rauwe werkelijkheid die een echte oorlog nu eenmaal onverbiddelijk met zich meebrengt.
Het bijzondere van dit specifieke voorbeeld in de recente wereldgeschiedenis is dat de politieke leider van dat moment, de Amerikaanse president Obama, de verleiding kon weerstaan om de media hun zin te geven. Bijzonder, omdat deze charismatische president juist aan de macht was gekomen door het belijden van een maakbaarheidsgeloof: “Yes, we can…”. Kennelijk kiezen mensen hun leiders, inclusief iemand als Obama, dus ook op basis van fantasieën, in dit geval de fantasie van de maakbaarheid, die we vanwege het prettige effect dat ze op onze gemoedsrust hebben liever niet toetsen aan de realiteit. Hierop doordenkend begrijp ik opeens dat een politicus die loze beloftes doet uiteindelijk dus meer kans maakt om gekozen te worden dan iemand die ons met de werkelijkheid confronteert.
Nu zou je kunnen denken dat politici iets dergelijks als het doen van loze beloftes uitsluitend doen vanuit koele berekening en een weloverwogen winstbejag. Om vervolgens, wellicht ook uit berekening, de aandacht van niet-uitgekomen verkiezingsbeloftes af te leiden door een internationaal conflict op te blazen. Volgens Ladan heeft onze eigen Mark Rutte zich hieraan bezondigd in de crisis rond het neerstorten van mh-17. Een oude truc; blaas een conflict met een ander land op, creëer een vijandbeeld en leid op die manier de aandacht af van je eigen onmacht als leider. Volgens Ladan gaat er in werkelijkheid geen wezenlijke militaire dreiging uit van het land van Poetin, maar wordt ons dat allemaal aangepraat door onze politici en door de op dit punt kennelijk wat al te volgzame media.
Echt gevaarlijk wordt het pas, aldus Ladan, als wereldleiders dit soort zaken niet meer uit berekening doen, maar omdat ze er zelf ook in zijn gaan geloven. Stel je toch eens voor dat de door ons gekozen leiders dezelfde fantasieën koesteren als wij, hun kiezers… Een niet geheel onwaarschijnlijk scenario overigens, tenminste als we ervan uitgaan dat wereldleiders ook mensen zijn van vlees en bloed.
Je mag dan hopen dat zo’n wereldleider-van-vlees-en-bloed op het kritieke moment níet zijn (en onze) fantasie uitvoert, en zich net als Obama in zijn conflict met de Syrische leiders weet te beheersen. Volgens Ladan hebben veel wereldleiders echter ook moeite met het verdragen van machteloosheid en zijn ze geneigd om, als gevolg daarvan, de realiteit van hun eigen beperkingen uit het oog verliezen.
Vervolgens gaat Ladan ertoe over om de persoonlijkheden van een aantal leiders te bespreken. Hij wijst ons in dat verband nog wel op de ‘Goldwater Rule’, namelijk dat psychiaters en psychologen zouden moeten vermijden om in het openbaar uitspraken te doen over de geestesgesteldheid van publieke figuren wanneer ze hen niet daadwerkelijk zelf hebben onderzocht. Toch komt hij, al analyserend, zelf ook onvermijdelijk uit op de persoonlijkheid van Donald Trump. Deze zou, begrijpen we uit de analyse van Ladan, wel eens niet de zelfdiscipline van zijn voorganger kunnen opbrengen in kritieke situaties. Hoe gevaarlijk dat kan zijn, schetst hij ons door een roman te bespreken waarin Trump na een ogenschijnlijk verwaarloosbaar conflict tussen Noord- en Zuid-Korea via een reeks misverstanden impulsief besluit om een wereldomvattende kernoorlog te beginnen. Een roman, weliswaar, maar toch…
Een van de dingen die dit boekje aantrekkelijk maken, althans voor mij persoonlijk, is dat de schrijver uitgaat van een psychoanalytisch georiënteerd begrippenkader. Dat heeft een aantal voordelen: met psychoanalytische begrippen laat zich bijna alles verklaren wat ongerijmd is, en ook nog eens op een vaak zeer boeiende en overtuigende manier. Toch vraag ik me af of in mijn geval dat alles niet juist boeiend en overtuigend is omdat het aansluit bij een gevoel van onmacht van mijzelf; namelijk het gevoel dat ik in werkelijkheid maar heel weinig begrijp van de wereldpolitiek, laat staan van oorlog. Sterker nog: dat dit misschien ook wel geldt voor onze leiders. Het lezen van dit boekje gaf me, zij het kortdurend, de plezierige illusie dat het misschien toch allemaal niet zo ingewikkeld is. En dat als we het allemaal maar zo begrepen, we ook met zijn allen een nieuwe oorlog zouden kunnen voorkomen.
D. van der Heide is psychiater bij GGZ Centraal in Ermelo. E-mail ■ d.vanderheide@ggzcentraal.nl.