Inleiding

Hanneke Bot

Dit eerste nummer van 2020 is bijzonder: het is niet alleen een themanummer maar ook een startschot voor regelmatige e-learning gekoppeld aan het tijdschrift – zie het kader na deze inleiding.

Het thema van dit nummer heette in onze vergaderingen eerst ‘diversiteit’. Gaandeweg werd dat ‘cultuur’ – want we bedoelden niet allerlei andere soorten van diversiteit zoals die op het gebied van gender of sociaaleconomische situatie, maar we wilden het hebben over de behandeling van patiënten met een migratieachtergrond waarbij culturele verschillen een rol spelen. En nog later kwam daar het vraagteken bij. Want moeten we eigenlijk wel wat met het begrip ‘cultuur’? Vast staat dat mensen met een migratieachtergrond nog steeds minder gebruik maken van de ggz dan je zou mogen verwachten. Hoe komt dat eigenlijk? Hebben we te weinig rekening gehouden met hun ‘culturele’ achtergrond? Of misschien juist veel te veel nadruk gelegd op hun ‘anders-zijn’? In alle bijdragen in dit nummer komt naar voren dat het belangrijk is om in ieder geval aandacht te hebben voor migratie en wat dat voor de mens betekent. Het verlies van de vertrouwde omgeving en de overstap naar een nieuwe omgeving waarin die bejegening lang niet altijd even prettig is, doet een enorm beroep op de veerkracht en het aanpassingsvermogen van mensen. Migratie is een life event van groot formaat.

Het is dan ook niet verassend dat in alle bijdragen ‘de buitenwereld’ een belangrijke plaats inneemt. De bejegening door de buitenwereld (polarisatie in de maatschappij, stemming tegen buitenlanders) speelt een belangrijke rol in hoe makkelijk of moeizaam het proces van zich weer thuis voelen verloopt. Voor maatschappelijke frustraties van groepen die van de gestegen welvaart niet veel meekrijgen, is polarisatie en strijd met een duidelijk beeld van hen wiens schuld het allemaal is een voor de hand liggende uitlaatklep.

Het eerste artikel is van de hand van Erik Jongman en ondergetekende, en gaat over de behandeling van jongeren met een forensische titel en een migratieachtergrond, vanuit de praktijkervaring van Jongman. We laten zien hoe de behandelingen cultuursensitief zijn bedacht en hoe dat in de praktijk uitwerkt. De grote ongelijkheid tussen behandelaar (oud & wit) en jongere (jong & gekleurd) wordt in de behandeling benoemd en er wordt voorzichtig ingevoegd in het systeem van de jongere. Verder lijkt vooral het af kunnen wijken van de vooropgezette plannen voor de behandeling te leiden tot zorg die aansluit bij de jongeren en daarmee tot behandelsucces(jes).

Akke Veerman schrijft over de behandeling van ontheemde kinderen – kinderen die door hun ouders zijn meegenomen naar een nieuw land. Zij hadden daar dus zelf niets over te zeggen en krijgen dan soms ook nog te maken met ouders die zich slecht aan al het nieuwe aanpassen. Veerman refereert aan Akhtar, die migratie beschrijft als een derde individuatie­-
separatiefase, om de psychologische processen die aan migratie zijn verbonden te kunnen begrijpen. Bovendien plaatst ze de problematiek nadrukkelijk in maatschappelijk perspectief: politici die zich laten beledigen onder het mom van ‘vrijheid van meningsuiting’ geven ‘een signaal af waar sommige Nederlanders zich gesterkt door kunnen voelen in hun afwijzing van nieuwkomers en waar nieuwkomers zich niet gerustgesteld door zullen voelen’. En dat helpt weer niet om je hier als migrant snel een volwaardig burger te voelen.

Jeroen Knipscheer beschrijft in zijn artikel hoe de generieke module Diversiteit vertaald kan worden naar de praktijk van de psychotherapie. Onderbouwd met literatuur geeft hij aan welke aanpassingen er in behandelingen nodig zijn om ook mensen met een migratieachtergrond daarvan te laten profiteren. Wereldschokkend is dat gelukkig niet. Een goede uitleg van de behandelrationale, aandacht voor de verklaring van de ziekte door de patiënt zelf en ‘aandacht voor de totstandkoming van een gedeelde visie op gepresenteerde klachten en hun behandeling lijken hoe dan ook cruciaal’, aldus Knipscheer. Er moet daarbij wel worden opgepast dat de kernelementen van een behandeling niet gewijzigd worden. Volgens mij horen we hier Wampold op de achtergrond: de behandelaar moet de rationale van zijn behandeling met gezonde overtuiging neer kunnen zetten.

De forumbijdrage in dit nummer is van mijn hand. Ik leg daarin uit waarom ik niet erg van ‘interculturalisatie ‘gecharmeerd ben en pleit voor ‘ontvreemding’.

In zijn column vertelt Peter Daansen over de enorme veerkracht die hij tegenkwam bij een ex-ddr-bewoner met een zeer traumatisch verleden. Deze man vermeed het verleden niet, maar bouwde ook een nieuw leven op en ondanks alles had hij het vertrouwen in de mensheid niet verloren. Hij was zijn eigen therapeut.

Angela van Driel recenseert het boek De keuze van Eva, geschreven door Edith Eva Eger. Eger heeft de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog aan den lijve ondervonden: ze overleefde Auschwitz, haar ouders en liefste vriend overleefden de oorlog niet. Na een lange worsteling met de demonen uit haar verleden, is ze psychotherapeut geworden. Heden en verleden, leven en therapie, opleiding en cliënten behandelen – Eger weet alles om te zetten in therapeutische inzichten die ze zowel voor zichzelf als voor haar cliënten inzet. Zelfs de ervaringen in Auschwitz krijgen voor haar meer en meer de betekenis van een leerschool. Van Driel zegt er over ‘het boek is een indrukwekkend verslag van de weg die je iedereen graag gunt’ en ‘ik ben blij met een collega die zo zorgvuldig en precies uitlegt waar het in het leven om gaat, waar het in het leven van een therapeut om moet gaan ook’. Een betere aanbeveling om een boek te gaan lezen, kan ik me nauwelijks voorstellen.

Douwe van der Heide recenseert Onmacht en oorlogsverlangen van psychoanalyticus Ladan. Waarom blijft de mens oorlog voeren, terwijl iedereen na elke oorlog weer zweert dat dit nooit meer mag gebeuren? Ladan herleidt dit verlangen uiteraard naar onze binnenwereld. De frustraties en de vernederingen waarmee het dagelijks leven nu eenmaal gepaard gaan, en de moeite die we hebben om met de onmacht die we daarbij voelen om te gaan (want zelf geweld gebruiken is immers verboden), is de kern van het probleem. Oorlog is dan een verleidelijke uitlaatklep: in plaats van een innerlijk conflict is er een duidelijke vijand. Ladan benoemt een aantal illusies over oorlog: een duidelijke scheiding tussen goed en kwaad, de illusie van almacht en onkwetsbaarheid. Nare gevolgen worden gebagatelliseerd. Ik herken in de huidige politieke retoriek dit soort redeneringen, overigens ook in het Brexit-discours. We hebben hier dan wel geen oorlog, maar het proces van polarisatie – ‘de buitenlanders hebben het gedaan’ – dat we hier meemaken, verloopt wel volgens hetzelfde stramien. Het thema ligt Ladan kennelijk na aan het hart: in 2015 publiceerde hij al Het verlangen naar oorlog en andere zaken dat in 2017 in dit tijdschrift werd gerecenseerd. Voor wie in het thema is geïnteresseerd, is het aardig die recensie er ook nog even bij te nemen.

Kirsten Hauber doet verslag van het tweedaagse symposium ‘Trauma door een neurosequentiële lens’ over het neurosequentiële model van therapie (nmt). nmt is een model dat de hechtingstheorie aanvult met moderne neurowetenschappelijke kennis waaruit blijkt dat het ontbreken van veiligheid en emotionele aandacht een groot nadelig effect heeft op het brein. nmt kent een diagnostisch instrument (de hersenkaart) om te helpen bepalen waar het stressniveau in de hersenen geplaatst is. Hoe meer moeite iemand heeft om stress te reguleren, hoe lager diegene functioneert binnen het model. In therapie zal dan in plaats van te praten, iemand eerst geholpen moeten worden om emoties en stress te reguleren op een laag breinniveau. Ademhalingsoefeningen, schommelen, zingen en een poes aaien zijn voorbeelden van regulatie-activiteiten met repeterende bewegingen voor het tot rust brengen van de hersenstam. Later in een behandeling kan er gepraat worden. Het model zorgt er hiermee voor dat een cliënt niet wordt overvraagd. Ook helpt het om veel breder te kijken dan naar alleen de symptomen die een cliënt presenteert.

Ten slotte verslaat Maud Schaepkens de studiedag van de Landelijke Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen en Psychotherapeuten met als thema Ont-moeten. Het ging hierbij zowel om de ontmoeting – van mens tot mens, tussen behandelaar en cliënt – maar vooral ook om ont-moeten – om alles te registeren, om snel te reageren op alle mogelijke appjes en berichtjes, om alles perfect te doen enzovoorts. Alles samenvattend is denk ik de boodschap van de dag dat het echte ontmoeten pas kan gebeuren als er ont-moet is.

Ik wens u veel leesplezier!

Hanneke Bot is socioloog en psychotherapeut. Tot haar pensionering in 2016 werkte ze als psychotherapeut en programmaleider in de klinische psychiatrie op een afdeling voor asielzoekers en vluchtelingen. Ze promoveerde op onderzoek naar het werken met tolken in gesprekken in de ggz. Ze is redacteur van dit tijdschrift.

Naar boven