De Dolle Tweeling heeft Registratiestress

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Stichting Tijdschrift voor Psychotherapie 2016
10.1007/s12485-016-0128-x

Forum

De Dolle Tweeling heeft Registratiestress
Column

Danielle OprelContact Information

(1)  Den Haag, Nederland

Contact Information Danielle Oprel
Email: doprel@gmail.com

: 12  2016


Danielle Oprel  
is klinisch psycholoog en psychotherapeut.

De gezichten van mijn gezinsleden spraken boekdelen, als ik weer eens thuiskwam met een stapeltje literatuur onder de arm. Hun limit was bereikt. De boekenkasten in huis puilden uit, planken zakten door en de vloer van mijn studeerkamer was onbegaanbaar. Langzamerhand dijde mijn boekenimperium via de zolder en de kinderkamer uit naar de overloop.

Van mijn eerste zakgeld (De Dolle Tweeling) tot mijn laatste salaris (Lieveling) sleepte ik boeken ons huis in, als een emotie-eter die comfortfood inslaat. Ik sloop met mijn vondsten door de kamers. Propte de aanwinsten op alfabet tussen de vertrouwde ruggen. Daar stonden ze dan glimmend voor me klaar. Heerlijk.

Maar goed, dat moest dus veranderen, want al die boeken pasten niet meer in ons huis. Afgelopen jaar ploegde ik verbeten door mijn romanverzameling. Sommige kwamen bij vrienden terecht, andere in straatbibliotheken. Uiteindelijk sjouwde ik bananendozen vol naar de kringloop.

Daaraan moest ik denken toen de Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (NVP) een kwaliteitsregister psychotherapie in het leven riep. Nu kwam míjn limiet in zicht. Mijn kast puilde al uit van de aanvullingen op mijn psychologiediploma. De planken vol registraties zakten door.

Een tweede psychotherapieregister náást het BIG-register – met welk nut? Op de website van de NVP zoek ik naar een antwoord. Daar lees ik dat de NVP streeft naar een artikel-14-specialisme, met het kwaliteitsregister als logische stap in dit proces. Daarnaast biedt het register psychotherapeuten BIG nu al de mogelijkheid hun kwaliteit aan te tonen.

Tegen deze argumenten valt weinig in te brengen. En toch blijft het knagen. Die kast met diploma’s, lidmaatschappen, registraties: daar kan écht niets meer bij.

Maar het is niet eerlijk om het laatste boek de schuld te geven van de overvolle boekenkasten. De NVP kan er niets aan doen dat ik het met al die registraties en lidmaatschappen heb gehad. Tijd om niet alleen kritisch naar dit nieuwe register te kijken, maar ook mijn andere lidmaatschappen eens onder de loep te nemen.

Wat prijkt er, naast mijn psychologiebul, eigenlijk op die planken? Allereerst de BIG-drie-eenheid: gz-psycholoog, psychotherapeut, klinisch psycholoog. Dan de clubs. Naast de NVP staan de Landelijke Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen en Psychotherapeuten (LVVP) en de Nederlandse Vereniging voor Gezondheidzorgpsychologie en haar specialismen (NVGzP). Daarnaast een rijtje specialistische verenigingen. Vervolgens wat psychotherapietechnieken met een eigen registratievorm. En ten slotte een nationale en een internationale club die zich bezighouden met mijn huidige doelgroep. Een bouwwerk met een brede onderlaag, waar bovenop steeds kleinere blokjes zijn gestapeld.

Bij mijn boeken bleek elke roman z’n eigen reden te hebben om nog steeds te bivakkeren in mijn kast. Vaak niet eens vanwege een literair argument. In Anna Karenina bijvoorbeeld zaten nog vage afdrukken van zweethanden, omdat ik het las ik in een hangmat op de Perhentian Islands. De boeken van Isabel Allende kreeg ik van wijlen mijn lieve tante. En sommige romans, zoals Amerikanah, wilde ik om politieke redenen nog eens herlezen.

Zo heb ik ook elk van mijn lidmaatschappen en registraties met een reden. Officiële redenen – zoals kwaliteitsnormen, éducation permanente en belangenbehartiging. Maar er zijn ook andere argumenten. Sommige clubs zijn onlosmakelijk verbonden met mijn beroepsidentiteit als psycholoog (het NIP) en psychotherapeut (de NVP). Die lidmaatschappen opzeggen is alsof ik twee van de onderste stukjes uit een zorgvuldig opgebouwde blokkentoren peuter. De specialistische verenigingen geven kleur aan mijn beroepsidentiteit. Met sommige psychotherapietechnieken werk ik dagelijks; het zou raar zijn niet bij die clubs te horen. En het lidmaatschap van de LVVP voelt als een stevige steun in de rug bij het runnen van mijn praktijk.

Kortom, tal van registratieredenen. Maar als elke behandeltechniek een eigen register krijgt, zijn we als beroepsgroep straks niet alleen verzuild maar ook versplinterd. Hoe hoog kan de registratieblokkentoren worden, zonder om te vallen? Het zou mooi zijn als het kwaliteitsregister van de NVP niet het zoveelste blokje boven op die toren blijkt, maar juist een versterkend blok aan de basis van ons beroepsbouwwerk. Voor mij is de registratieparadox dat ik voorstander ben van controle op kwaliteit, maar gruwel van aparte verenigingen en registers per behandeltechniek of stoornis. Een psychotherapeut is meer dan de som van zijn/haar lidmaatschappen.

Is deze registratiestress nu typisch iets van onze beroepsgroep, of gewoon mijn persoonlijke verzamelzucht? Op een borrel na een congres leg ik mijn oor te luisteren bij collegae. Zij verschillen onderling behoorlijk in de hoeveelheid registraties die ze bij elkaar hebben gespaard. Hun afwegingen zijn inhoudelijk maar ook strategisch. Wat zijn registraties over vijf jaar waard? Welke zijn nodig om het vak zelfstandig uit te oefenen? Welke registraties wil de zorgverzekeraar zien? Een collega verzucht: ‘Ik ben kostwinner, daarom blijf ik tot mijn zestigste meedoen met de registraties. Die laatste zeven jaar houd ik mijn hoofd wel boven water zonder – daar zie ik nu al naar uit.’ Een ander briest: ‘Als makke schapen lopen jullie achter iedere nieuwe registratie aan. Zien jullie niet dat het allemaal window dressing is?’ Een derde collega komt op het idee – mogelijk ingegeven door de gratis congresdrankjes – om alleen onze psychotherapie-BIG-registratie te houden en gezamenlijk alle andere registraties op te zeggen.

Nog steeds weet ik niet welke lidmaatschappen ik weg wil doen. Voor mijn romans vond ik uiteindelijk een nieuwe invalshoek: die van opruimgoeroe Marie Kondo. Bij elk boek dat tijdens het opruimen door mijn handen ging, vroeg ik mezelf af: does it spark joy, word ik hier blij van? Deze aanpak redde Nuruddin Farah, Zadie Smith en De Dolle Tweeling. Maar tot mijn verbazing ontbrak het bij heel wat andere boeken aan het vreugdevonkje.

Pas ik die aanpak toe op mijn professionele lidmaatschappen en registraties, dan is de Kondo-vraag ook: ‘Worden mijn patiënten hier blij van?’ De antwoorden zijn verrassend eenvoudig. Als u met dezelfde registratieparadox worstelt als ik, raad ik u deze aanpak van harte aan. U vindt uw eigen antwoorden vast en zeker.

Mocht het me nu inderdaad lukken om mijn verzameling verenigingen en registraties te verkleinen, dan spaar ik in elk geval duizenden euro’s per jaar uit. Daarvan kan ik dan een dakkapel laten plaatsen.

Met ingebouwde boekenkasten.

Naar boven