‘Stay safe Brussels’, tweette ik ’s nachts. Het was 23 november 2015. De aanslagen in Parijs lagen vers in het geheugen. De angstknop stond nog op standby en was makkelijk te activeren. Nog geen week later kwam mijn geboortestad tot stilstand, krakend onder de hoogste terreurdreiging. Militairen bij Manneke Pis. Gesloten scholen. Lege pleinen.
De volgende ochtend in de trein screende ik Belgische nieuwssites, Nederlandse commentaren en Twitter. Gegeneerd las ik ook mijn eigen nachtelijke tweet terug. De angstige wereld van de nacht stond ver af van deze forensenochtend in de Randstad. De comfortabele intercity, vertrouwde polder buiten en zwijgende medereizigers voelden honderd procent veilig aan. Mijn ‘Stay safe Brussels’ trof mij bij tweede lezing als kinderachtig, bang en melodramatisch. Snel verwijderde ik de tekst.
Op 22 maart volgden de aanslagen op vliegveld Zaventem en metrostation Maalbeek.
Hoe moeten we ons verhouden tot de verhoogde terreurdreiging in Nederland? In mijn omgeving spreek ik vooral mensen die niet kinderachtig of bang of melodramatisch zijn. Ze zeggen dingen als: ‘De kans dat we omkomen bij een terroristische aanslag is vele malen kleiner dan de kans op overlijden als gevolg van een auto-ongeluk, een ongelukkige valpartij of een ziekte.’ En: ‘We moeten ons niet bang laten maken.’
Ik tref iedere ochtend grote aantallen politieagenten op het station. En bij een recent concertbezoek ontvingen we zelfs per e‑mail het verzoek vroeger te komen, ‘in verband met extra securitymaatregelen’ zoals fouilleren en tascontrole. Wat mijn relaxte vrienden daarover zeggen? Simpel: ‘Dat is juist om burgers een veilig gevoel te geven.’
De maatschappelijke onrust die dreiging en extra beveiliging met zich meebrengen, ervaar ik ook in mijn therapeutenstoel.
Soms brengen patiënten het onderwerp zelf expliciet ter sprake. Neem Amina. Zij vluchtte met haar ouders naar Nederland. ‘Alsof dreiging en geweld met ons mee zijn gereisd’, formuleerde ze treffend. Of neem Mirjam, die toch al nooit ontspannen naar drukke evenementen ging. Vorig jaar liet ze voor het eerst de traditionele kaarsjesavond in haar stad aan zich voorbijgaan. En ook de honderdste vierdaagse dit jaar wil ze laten passeren. Bij Karel, een oud-militair, is niet op de angstknop gedrukt maar wel de alertschakelaar omgezet: ‘Mijn ogen zien alles, mijn oren horen alles.’ Johan, op zijn beurt, voegt de dreiging toe aan zijn sombere wereldbeeld. Hij zou zittingen vol kunnen praten over de verschuivende machten in de wereld, van de atoombom op Hiroshima en de Cubacrisis tot 9/11 en de huidige terreurdreiging aan toe.
Het lukt redelijk om met Amina, Mirjam, Karel en Johan te praten over de betekenis van alle terreurdreiging in hun leven. Hoe gaan ze ermee om? Wat is de invloed op de klachten waarvoor ze bij mij komen? Zo greep Mirjam de dreiging aan als reden om drukke plaatsen nog meer te vermijden. Karel werd erg moe van zijn verhoogde staat van paraatheid. Maar in zijn uitspraken klonk ook trots door: ‘Stel dat ik iets opmerk wat niemand anders ziet?’
De gesprekken met Achmed verliepen moeilijker. In deze gesprekken was het niet de patiënt die zich zorgen maakte, maar de therapeut. Door een vreemde speling van het lot, met scheidingen en nieuwe huwelijken, was nakomertje Achmed van alle kinderen in een groot gezin, de enige die islamitisch werd opgevoed. Hij was een buitenbeentje. Niet alleen in zijn gezin van herkomst, maar ook in de buurt waar hij opgroeide.
Toen Achmed zijn behandeling bij mij begon, had hij een periode achter de rug van zich losmaken van thuis en van zijn geloof. Daarop volgde een periode van ‘foute vrienden’. Nu wilde hij met een nieuwe liefde een eigen leven opbouwen. En dat lukte niet.
Iedere week als ik Achmed zag, was er weer wat voorgevallen. De ene week stonden plots zijn oude foute vrienden op de stoep met dreigementen. De volgende week had zijn vriendin een miskraam. De week daarna werd zijn tijdelijk contract niet verlengd, wat gevolgen had voor zijn schuldsanering. Zo ging het maar door.
Tot Achmed op een dag frisgewassen en vrolijk mijn kamer binnenkwam. Hij had nieuwe vrienden. Echte vrienden deze keer. Vrienden die hem hielpen met dagelijkse problemen, zoals financiën, klussen en gesprekken bij de gemeente. Dit was nieuw en anders. Achmed wist het zeker: dit was een band voor het leven, dat voelde je direct en dat zeiden deze nieuwe vrienden ook. Alleen waren ze wel strenggelovig. Ze keurden zijn levensstijl af. Achmed was het daar ook wel mee eens. Hij somde voor mij de voordelen van zijn geloof op, deed zijn eerdere afkeer van religie af als puberaal verzet tegen zijn ouders, en vertelde dat hij zich met zijn nieuwe vrienden serieus zou gaan verdiepen in zijn geloof. Sterker nog: daar waren ze al mee gestart.
Terwijl Achmed aan het vertellen was, liep mijn hoofd vol met vragen waar ik geen antwoord op had. Konden deze nieuwe vrienden jihadronselaars zijn? Zou Achmeds behoefte om ergens bij te horen hem kwetsbaar maken voor ronselpraktijken? Hoe onderzocht ik het verschil tussen oprechte geloofsvraagstukken en radicaliseren? Als Achmed zou radicaliseren richting gewapende strijd, wat zijn dan eigenlijk mijn plichten als psychotherapeut? En hoe onderscheid ik bij mijzelf gezonde achterdocht van overmatige angst en vooroordelen?
Als psychotherapeut wil ik in de maatschappij staan. De maatschappij, inclusief de onrust naar aanleiding van aanslagen en terroristische dreiging. Als ik die onrust voor mijzelf wegstop, raak ik mijn sensitiviteit kwijt voor wat mijn patiënten meemaken. Maar een psychotherapeut die te bang is, kan ook niet functioneren: die kan geen veiligheid bieden aan zijn of haar patiënten.
Achmed heeft net als Amina, Mirjam, Karel en Johan recht op een therapeut die onbevooroordeeld beschikbaar is en openstaat voor zijn ervaringen. Daarvoor is werk aan de winkel. Ik zal de vragen die bij me op zijn gekomen serieus moeten nemen en zien te beantwoorden. Alleen dan kan ik ook Achmed een veilige therapiebasis bieden.
Kortom: dat ‘Stay safe’ is toch niet zo’n gekke tekst. Vooral als ik hem niet tweet, maar toepas in mijn eigen therapiekamer.