Mindfulness in de klinische praktijk

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Stichting Tijdschrift voor Psychotherapie 2016
10.1007/s12485-016-0130-3

Gelezen

Mindfulness in de klinische praktijk

Irene SchrierContact Information

(1)  Amersfoort, Nederland

Contact Information Irene Schrier
Email: i.schrier@sinaicentrum.nl

: 15  2016


I. Schrier,  
psycholoog, is werkzaam bij Arkin/Sinai Centrum, Joodse Geestelijke Gezondheidszorg, polikliniek te Amersfoort.

Susan M. Pollak, Thomas Pedulla & Ronald D. Siegel (2014). Mindfulness in de klinische praktijk: essentiële vaardigheden. Amsterdam: Nieuwezijds. 255 p., € 39,95

‘Mindfulness in de klinische praktijk’ is voortgekomen uit een door de auteurs gesignaleerde behoefte aan een praktische handleiding voor psychotherapeuten hoe mindfulness in de klinische praktijk te integreren. De auteurs zijn allen werkzaam in zowel psychotherapie als mindfulnesstraining.

De explosieve groei van mindfulness is evident. De positieve werking is door velen herkend en erkend. Het boek onderstreept dit, en weet inspirerend te werken. De vele succesverhalen die belicht worden, de beschreven brede toepassingsmogelijkheden en de verscheidenheid aan oefeningen roepen meteen de vraag op: waarom is de hele wereld niet al mindful? Dat wordt duidelijk als ook de risico’s en de valkuilen van mindfulness naar voren komen, zoals de mogelijkheid om het als defensiemechanisme in te zetten, waardoor vermijding van geestelijke uitdagingen kan plaatsvinden. Dat deze kant van mindfulness ook belicht wordt, doet deskundigheid en durf vermoeden bij de auteurs. Ook de gecompliceerdheid van het zelf en anderen mindfulness leren wordt benadrukt; dat kost noodzakelijkerwijs tijd.

Door het hele boek heen worden klinische voorbeelden aangereikt. Een kanttekening hierbij is dat het onwaarschijnlijk lijkt dat deze voorbeelden alle overeenkomen met de werkelijke klinische praktijk. Bij elke casus lijkt meditatie een significante verlichting te bieden, hoe sterk de casus onderling ook in pathologie verschillen (van obesitas tot automutilatie). In een aantal casussen biedt de patiënt aanvankelijk weerstand, welke betrekkelijk eenvoudig opgeheven wordt door motiverende woorden; iets wat in de klinische praktijk vaak meer vraagt dan dat.

‘Mindfulness is weten wat je ervaart terwijl je het ervaart.’ Deze op het eerste gezicht eenvoudige instructie blijkt veel voeten in aarde te hebben. Hoofdstuk 1 begint daarom vanzelfsprekend met de uitleg van mindfulness. Voor iemand die veel ervaring met mindfulness heeft, zal het introducerende hoofdstuk gesneden koek zijn. Voor de beginneling is het een fijne opstap. Mindfulness wordt samengevat als een actieve, oordeelloze omarming van de ervaring in het hier en nu. In het kader van psychotherapie verschilt de rol die mindfulness kan vervullen van impliciet (de therapeut die mindfulness zelf beoefent) tot expliciet (de therapeut die patiënten mindfulnessvaardigheden leert).

Drie vaardigheden voor het ontwikkelen van mindfulness blijken van belang te zijn: gerichte aandacht, open aandacht en compassionele acceptatie. Deze termen worden duidelijker naarmate de lezer zich verder in het boek bevindt. Er wordt aandacht besteed aan de mate van intensiviteit van het beoefenen van mindfulness. Op informeel niveau besteedt de beoefenaar tussendoor aandacht aan oefeningen, zonder dat dit extra tijd neemt. Voor formele meditatie wordt tijd ingeruimd, bijvoorbeeld elke ochtend een kwartier. Wie zich nog verder toelegt op meditatie, kiest bijvoorbeeld voor een zogeheten retraite: een dag of langer in stilte doorbrengen en het grootste gedeelte van de dag besteden aan meditatieoefeningen. De lezer die nog niet zo thuis is in mindfulness kan opgelucht ademhalen, wanneer blijkt dat de eerste optie (informele meditatie) al een goed begin is en ‘het verschil kan maken’ in je leven.

In hoofdstuk 2 stellen de auteurs dat de therapeut, voordat deze onderricht aan anderen geeft, eerst zelf een mindful therapeut moet zijn. Een ander iets leren dat je zelf niet beheerst, is immers op z’n minst onlogisch. Het hoofdstuk bestaat dan ook uit mindfulnessoefeningen, tips om meditaties vol te houden en aanbevelingen over de ideale houding. Dit hoofdstuk is dus volledig gericht op de therapeut. De oefeningen betreffen bijvoorbeeld mindful een patiënt ophalen uit de wachtkamer en mindful de lunch doorbrengen of de telefoon beantwoorden. In dit hoofdstuk is duidelijk te merken dat het is geschreven door auteurs die zelf ervaring hebben als therapeut. Zo wordt beschreven wat er zoal door het hoofd van een therapeut kan spoken als een cliënt niet komt opdagen, en hoe daar een mindful draai aan te geven.

In hoofdstuk 3 wordt de slag gemaakt naar mindfulness in therapeutische relatie. Onderbouwd met wetenschappelijk onderzoek, worden hier de mogelijke voordelen van een mindful therapeut belicht. Zo kan de therapeutische aanwezigheid worden verdiept. Dat wil zeggen: de aandacht verslapt minder snel, de therapeut kan beter luisteren en de aandacht blijft bij de patiënt. Om deze vaardigheid te ontwikkelen, wordt een oefening aangereikt die collega-therapeuten samen kunnen uitvoeren. De een vertelt en de ander luistert, zonder verbaal of non-verbaal te reageren. Dan wordt er gewisseld. Deze oefening vergroot het bewustzijn van wat je automatisch doet. Een ander effect van mindfulness toepassen in de therapeutische relatie is, volgens de auteurs, een verhoogde affecttolerantie bij de therapeut, wat weer zou bijdragen aan een sterkere therapeutische relatie. Het belang van mindfulness in de therapeutische relatie wordt onderstreept met diverse oefeningen als middel om dit te bereiken.

In hoofdstuk 4–6 worden respectievelijk concentratie, open aandacht en liefdevolle vriendelijkheid en compassie toegelicht; de drie in hoofdstuk 1 beschreven noodzakelijke vaardigheden om mindfulness te ontwikkelen. In deze hoofdstukken wordt duidelijk dat mindfulness veel oefening vergt, dat niet alle oefeningen voor iedereen zijn weggelegd en dat de toepasbaarheid breed lijkt te zijn.

De vaardigheid concentratie (gerichte aandacht) wordt het fundament van meditatie genoemd, omdat de andere vaardigheden afhankelijk zijn van deze vaardigheid. Concentratie is het stabiliseren en kalmeren van de geest in het hier en nu. Veel mensen zijn gestrest, zijn met veel dingen tegelijk bezig of zijn slechts gedeeltelijk mentaal aanwezig. Concentratie helpt de rust terug te brengen. In dit hoofdstuk worden oefeningen aangeboden om de concentratie te verhogen. Daarnaast worden klinische voorbeelden gegeven van mensen die meditatie gebruiken om klachten te verlichten.

Open aandacht is pas mogelijk als de geest voldoende is gestabiliseerd door concentratieoefeningen. Open aandacht wordt vergeleken met een krachtig zoeklicht dat alle dingen verlicht, wanneer ze in het bewustzijn opdoemen. Om de relatie tussen concentratie en open aandacht duidelijk te maken, beschrijven de auteurs een metafoor over de tijd waarin er nog geen automatische fototoestellen bestonden. In die tijd moest je, om een scherpe foto te krijgen, eerst weten hoe je de focus van de cameralens moest instellen (concentreren). Zonder deze vaardigheid had je geen scherpe foto’s. Is open aandacht als vaardigheid ontwikkeld, dan kan worden onderzocht wat zich in het moment voordoet. Net als bij het voorgaande hoofdstuk worden oefeningen en klinische voorbeelden aangereikt.

De derde vaardigheid, liefdevolle vriendelijkheid en compassie, komt in hoofdstuk 6 aan bod. Hiervoor ontstaat ruimte, als concentratie en open aandacht ontwikkeld zijn. Het begrip acceptatie komt hier aan de orde. Liefdevolle vriendelijkheid betekent: anderen het beste wensen. Compassie wordt beschreven door Paul Gilbert (2009) als ‘lijden van jezelf en andere levende wezens, gepaard met de wens en inspanning om deze te verlichten’. Compassie is actiegericht. Veel van de hierbij horende oefeningen omvatten zinnen of spreuken die herhaald kunnen worden, zoals: ‘Moge ik vredig zijn.’ Een vertaalslag naar de klinische praktijk wordt gemaakt door opdrachten aan te reiken voor patiënten die worstelen met slechte eetgewoonten of ondraaglijke pijn. De laatste paragraaf van het hoofdstuk heeft een geestige titel: ‘De innerlijke Darth Vader’. De boodschap van deze paragraaf is dat de oefeningen behorend bij liefdevolle vriendelijkheid en compassie ook kunnen helpen zich bewuster te worden van onze donkere kanten en deze te accepteren.

Hoofdstuk 7 beschrijft de term gelijkmoedigheid als balans in het leven; een grondende en stabiliserende vaardigheid. Een sprekend voorbeeld van een berg in een veranderlijk landschap met een bijbehorende oefening wordt aangereikt. De berg symboliseert de persoon die de oefening uitvoert. De berg blijft stabiel staan; daar omheen is het landschap veranderlijk.

De laatste drie hoofdstukken vormen een mooie aanvulling op het voorgaande deel. De toegankelijkheid van mindfulness wordt beschreven. In hoofdstuk 8 komt aan bod wat te doen als de methode iemand niet aanspreekt of als iemand zeer ernstige pathologie en/of lichamelijke beperkingen heeft. Aanpassingen op de opdrachten worden voorgesteld, zoals het open houden van de ogen, de oefeningen in dialoogvorm aanbieden en eenvoudige en veelzijdige opdrachten voor beginnelingen. Ook zijn hier letterlijke dialogen te vinden, wat het hoofdstuk tastbaar en levendig maakt.

De kunst van het bepalen van de volgorde van de oefeningen wordt in hoofdstuk 9 belicht. Het opent met een beschrijving van een herkenbaar fenomeen bij therapeuten, namelijk dat er geen pasklaar recept is dat bij iedereen hetzelfde werkt. Een wetenschappelijke onderbouwing voor het feit dat de ene volgorde beter werkt dan de andere, ontbreekt. Op basis van anekdotische gegevens worden voorstellen voor een volgorde van oefeningen gedaan. Ook komen de klinische voorbeelden hier nog meer op de voorgrond te staan, door suggesties te geven hoe een behandeling kan worden opgebouwd.

Het afsluitende hoofdstuk 10 behelst verdieping in mindfulness. Er worden enkele problemen onderzocht die optreden wanneer patiënten klaar zijn om, voorbij de behandeling van symptomen, over te gaan op een diepere verkenning naar een gelukkig en betekenisvol leven. De vraag: ‘Wat als patiënten dieper willen gaan?’, wordt beantwoord. Bijvoorbeeld als ze existentiële vragen stellen over de aard van het zelf.

Het boek reikt daartoe twee routes aan. De eerste verwijst naar de verdieping van de meditatieoefening van de therapeut en de tweede naar de verdieping van de meditatieoefening van de patiënt. Voor verdieping bij de therapeut wordt aangeraden te oefenen, studeren en aansluiting te vinden bij anderen, aangevuld met een aantal pagina’s over hoe dat aan te pakken. Het overige deel van het hoofdstuk richt zich op de verdieping van de meditatiebeoefening van de patiënt. De metafoor van het paard van Troje is het lezen meer dan waard. Het illustreert de ervaring van sommigen, dat er veel meer in mindfulness schuilt dan in eerste instantie gedacht wordt en dat mindfulness veel verlichting kan bieden. Het hoofdstuk maakt een praktische wending, door verschillende mindfulnessprogramma’s te beschrijven, zoals mindfulness-based cognitive therapy (MBCT). Ook vermeldt het centra waar meditatie beoefend kan worden.

Tot slot bevat het boek een praktische serie bijlagen met voorstellen voor oefeningen bij diverse stoornissen. Verslavingen, angststoornissen, depressieve stoornissen, eetstoornissen, lichamelijke pijn, slaapstoornissen en trauma’s worden onderscheiden. Ook oefeningen voor specifieke patiëntenpopulaties (zoals kinderen/adolescenten en stellen/gezinnen) worden beschreven. Ter aanvulling op hoofdstuk 2 worden oefeningen voor de clinicus zelf uitgewerkt. De bijlage sluit af met nog een serie aanvullende oefeningen en met memokaartjes met spreuken die aan mindfulness te koppelen zijn.

‘Mindfulness in de klinische praktijk’ is een prettig leesbaar boek, waarin de lezer veel informatie en praktische handreikingen krijgt over de toepassing van mindfulness. Het boek oogt overtuigend en geloofwaardig, omdat de auteurs zelf in praktijk lijken te brengen waarvoor ze staan. Hun passie en deskundigheid vertaalt zich in dit boek. Al met al een praktische en waardevolle handleiding voor de psychotherapeut.


Literatuur

Gilbert, P. (2009). Overcoming depression (3rd. ed.). New York: Basic Books.
 
Naar boven