H. Biran (2015). The courage of simplicity, essential ideas in the work of W.R. Bion. Londen: Karnac Books. 272 p., € 43,73
Tijdens het congres van de International Association of Group Psychotherapy (IAGP) te Rovinj, in september 2015, volgde ik een workshop bij Hanni Biran, klinisch psycholoog, psychoanalytica, groepsanalytica, supervisor en leeranalytica aan het Contemporary Intitute of Psychoanalysis te Tel Aviv. Biran is tevens zij als docent psychotherapie verbonden aan de Universiteit van Tel Aviv en het Magid Instituut, de Hebreeuwse universiteit. We lazen tijdens de workshop gezamenlijk een hoofdstuk uit haar (toen nog te verschijnen) boek ‘The courage of simplicity’. Ik werd getroffen door de heldere manier waarop zij het gedachtegoed van W.R. Bion uiteenzette en de betekenis hiervan liet zien voor zowel de individuele als de groepsbehandeling. Bovendien ging zij nog een stap verder, door Bions concepten toe te passen op maatschappelijke problemen.
‘The courage of simplicity’ is uitgegeven bij Karnac in de reeks New International Library of Group Analysis, met een voorwoord van Earl Hopper, psychoanalyticus en groepsanalyticus en voormalig president van de IAGP. Het boek bestaat uit vier delen, elk bestaand uit verschillende hoofdstukken, en eindigt met een epiloog. In deel I worden de kernconcepten uit Bions gedachtegoed uiteengezet, in deel II staat het individu centraal, in deel III de groep en in deel IV de maatschappij. In de epiloog maakt de schrijver ons deelgenoot van een aantal biografische gebeurtenissen die relevant zijn geweest voor zowel haar persoonlijke, als haar professionele ontwikkeling.
In het eerste deel bespreekt Hanni Biran een aantal kernconcepten uit het werk van Bion: container, contained, selected fact en caesura. Door haar manier van schrijven en de klinische vignetten stemt Biran van het begin af aan tot nadenken. Mooi om te lezen vind ik hoe er steeds sprake is van een wisselwerking tussen therapeut en patiënt, hoe ook de patiënt – vaak onbewust – de therapeut ‘draagt’, hoe een van generatie op generatie doorgegeven kernzin (selected fact) een diepgaande invloed kan hebben op de individuele levensloop en hoe psychische breuklijnen (caesura) enerzijds een periode afsluiten en tegelijkertijd de mogelijkheid bieden tot groei.
In het tweede deel, toegespitst op de individuele patiënt, beschrijft Biran een essentieel kenmerk van Bions container, namelijk het feit dat het een ‘denkende container’ is. De patiënt komt met nog onverwerkte ervaringen, door Bion ‘bèta-elementen’ genoemd en de therapeut vertaalt deze bèta-elementen door woorden aan de ervaringen van de patiënt te geven, naar ‘alfa-elementen’. Het belang van het vertalen van beta-elementen naar alfa-elementen vinden we in het boek van Biran telkens weer terug. In deze tijd van Mentalization Based Treatment vond ik het een verfrissend andere, deels ook overeenstemmende benadering van het omgaan met ervaringen die (nog) niet verwoord kunnen worden.
In dit hoofdstuk wordt ook de mythe van Oedipus besproken; een mythe die – naast die van Adam en Eva, en de toren van Babel – deel uitmaakt van drie vertellingen die Bion ziet als diep verweven met de levensgeschiedenis van iedere mens. Adam en Eva worden verdreven uit het paradijs en komen terecht in een wereld van pijn, verlies en dood. De toren van Babel laat zien hoe ieder van ons een plek moet zien te vinden in een groep. En de mythe van Oedipus laat zien hoe we ons lot niet kunnen ontlopen en alleen het zich naar binnen richten ons kan leren de waarheid onder ogen te zien en te accepteren.
Een psychoanalyse vraagt volgens Biran, in overeenstemming met de mythe van Oedipus, de moed onze eigen waarheid onder ogen te zien, gebeurtenissen en ervaringen te begrijpen en waar mogelijk onze houding tegenover bepaalde gebeurtenissen te veranderen. Zo kunnen we als het ware een nieuw, meer creatief begin creëren, in plaats van te volharden in oude patronen. Hiermee krijgt deze bekende mythe een meeromvattende betekenis, dan een verwijzing naar het ons allen bekende oedipuscomplex.
Ik vind het een genot Birans uitvoerige, betekenisvolle beschouwingen en prachtige klinische vignetten te lezen, in een tijdperk waarin binnen de psychotherapie alles kort en effectief lijkt te moeten zijn.
In het derde deel van het boek staat de groep centraal. Biran schetst hier kort Bions biografie, waarna zij uitvoerig zijn bijdrage aan de theorie van de groepsontwikkeling bespreekt. Bion vertaalde de dyade moeder-kind naar de dyade groepspsychotherapeut-groep. Hij liet zien dat een groep zich kan gedragen als een regressief kind dat de groepsleider almacht toekent.
Deelnemers aan groepspsychotherapie ervaren vaak veel angst, zijn gepreoccupeerd met het vinden van een plek in de groep en met de vraag hoe de groepsleider zich tot hen verhoudt. Deze angst kan leiden tot het bespreken van alleen concrete onderwerpen, terwijl de gevoelens die hieronder schuilgaan (bèta-elementen) onbesproken blijven. De groepsleider wordt hier de container van de gevoelens die in de groep leven, door deze te benoemen en terug te geven (alfafunctie).
Hierna bespreekt Biran Bions basic assumptions, geïllustreerd met tal van groepsvignetten. Zij laat zien hoe een afhankelijke groep alle heil verwacht van de groepsleider, verwacht dat deze met oplossingen komt en hoe er een paranoïde beleving kan ontstaan wanneer afhankelijkheidsbehoeften onvoldoende bevredigd worden. Typerend gedrag in deze fase kan zijn zich gedragen als het ideale kind, het pleasen van de groepsleider en het verbergen van teleurstelling en boosheid.
In de fight/flight-modus overheerst de fantasie dat alle kwaad van buiten komt: de groep vergeet interne conflicten en keert zich als één lichaam tegen de potentiële vijand. Biran laat zien hoe een groep in een dergelijke staat als het ware kan bevriezen en alleen nog intellectuele aspecten brengt; een afweer tegen angst voor verlies van controle en destructiviteit.
In de pairing off-modus is het alsof de groep voldaan is: er worden grappen verteld, alles is oké, de groepspsychotherapeut wordt vaak gedevalueerd en een mateloos optimisme krijgt gestalte in twee met elkaar flirtende groepsleden, terwijl de groep toekijkt.
Hierna integreert Biran twee ogenschijnlijk tegengestelden: de theorie van Bions linking met de groepsmatrix van Foulkes. Bions positieve en negatieve links, liefde en haat tussen groepsleden en/of de groepsleider vormen uiteindelijk het netwerk van communicatie, de foulkiaanse matrix met zijn centrale knooppunt, spiegelreacties en resonantie.
Biran beschrijft hoe zowel Bion als Foulkes de nadruk leggen op onbewuste processen in de groep, waarbij Foulkes een groter vertrouwen heeft in de helende kracht van de groep dan Bion. Met talloze klinische vignetten laat Biran zien hoe onderlinge liefde en haat (Bions L+ L−, H+ en H−) het groepsproces bevorderen of juist bemoeilijken.
Ten slotte laat zij in dit hoofdstuk aan de hand van een voorbeeld zien hoe vooroordelen en racisme een groep op scherp kunnen zetten en hoe moeilijk het is hieruit een weg te vinden.
Het laatste deel van het boek ‘Society’ vind ik het meest intrigerend, omdat Biran hier laat zien hoe bèta-elementen in de maatschappij vooral gevaarlijk zijn in tijden van spanning, dreiging en onzekerheid. Als Israëlische refereert zij hierbij met name aan het Israëlisch-Palestijnse conflict, waarbij de explosieve woede, ten gevolge van beide diep getraumatiseerde samenlevingen, nauwelijks of niet vertaald lijkt te kunnen worden in een dialoog of discussie. De woede blijft primitief, de samenleving neigt naar regressie en het ontbreekt aan een ‘moeder’ of leider die een transformatie zou kunnen bewerkstelligen.
Biran beschrijft het narcisme bij zowel de Israëliërs als de Palestijnen, waarbij alles wat ondraaglijk is wordt geprojecteerd op de ander: agressie, zwakte en inferioriteit. Dit ‘cultureel narcisme’ kan leiden tot een fascistische staat van geest, die iedere dialoog uit de weg gaat. Willen bezitten (possession) neemt de plaats in van willen behoren tot (belonging), zodat bijvoorbeeld alle partijen Jeruzalem willen bezitten in plaats van de stad te zien als een plek waarmee je je innerlijk verbonden kunt voelen. Biran schrijft hoe willen bezitten leidt tot meer geweld en hoe de behoefte te behoren tot een stad, groep of een maatschappij pluralisme bevordert en juist geweldloos is. Ook de zelfmoordterroristen komen ter sprake, als vaak nog jonge mensen die van subject tot object zijn geworden, en bij wie het ego-ideaal het werkelijke zelf heeft onderdrukt. Om een omslag te maken van willen bezitten naar willen behoren tot, is volgens Biran een goede leider nodig die in staat is een dialoog aan te gaan met de gewelddadige partijen.
In een aangrijpend voorbeeld aan het slot van het hoofdstuk laat Biran zien hoe de individuele therapie van een Palestijnse jongen mislukte, omdat het sociaal onbewuste niet werd onderkend. De jongen was gehecht geraakt aan de therapeut, maar gedroeg zich buiten de therapie toenemend gewelddadig, waarbij hij Joden de dood toewenste. Hierdoor werden bij de Joodse therapeut eigen traumatische herinneringen geactiveerd. Naar aanleiding hiervan gaat Biran kort verder in op het belang van het sociaal onbewuste en social dreaming-groepen, een methode waar zij zich de laatste jaren steeds meer op toelegt.
De epiloog, ‘Some selected facts of my biography’, is een prachtig en soms ook schrijnend relaas van iemand die veel heeft geleden en zich juist daardoor heeft kunnen ontwikkelen tot de sensitieve, warmvoelende en scherpzinnige vrouw en analytica die Biran nu is. Zij vatte een grote liefde op voor het werk van Bion en ziet het als een groot voorrecht anderen verder te mogen helpen in hun ontwikkeling.
Chapeau: Biran heeft in dit boek op een heldere manier het gedachtegoed van Bion beschreven en verder uitgewerkt. Zij laat de betekenis ervan zien voor zowel het klinische werk als maatschappelijke processen. Daarmee is het een waardevol boek voor zowel individuele als groepspsychotherapeuten.