De zomervakantie staat voor de deur. En dus is het tijd voor de elk jaar terugkerende vraag: hoeveel werk kan er in de koffer, zonder dat een interne stem begint te dreinen dat ik een workaholic ben? De kok die op vakantie in Odessa traditionele borsjtsj leert bereiden. De sportinstructrice die tijdens haar all-inclusive verblijf in een Turks hotel een aerobics-les verzorgt. Mijn kapper die op vakantie in Rome als uitje op zoek gaat naar de plaatselijke kappersgroothandel. Allemaal workaholics?
Onlangs genoot ik een lang verlof in Thailand. Mijn psychotherapieboeken waren in de boekenkast gebleven. Mijn werkmobiel lag in de praktijk. En een goede collega nam mijn patiënten waar. Maar het vlees was zwak. Ik downloadde in een onbewaakt ogenblik per ongeluk vakliteratuur op mijn e-reader, dronk een biertje met een Nederlandse journalist die over de ggz in Thailand had geschreven, en dacht geregeld na over het boeddhisme en mindfulness binnen psychotherapie.
Toen ik in de Lonely Planet las dat gedetineerden in de vrouwengevangenis van Chiang Mai een opleiding tot gecertificeerd masseuse kunnen volgen, hield ik me niet meer in. Ik liet mijn gezin achter aan de rand van ons zwembad, zwaaide naar de collega-reizigers die vertrokken voor een jungletrekking, kookles of olifantensafari en toog naar de vrouwengevangenis.
De kleine massagesalon was in een bijgebouw van de gevangenis. Een vrouw in Thaise klederdracht begroette me met een traditionele wai: de handen gevouwen voor de borst, een lichte buiging en het zangerige ‘Sawadee ka’: welkom. Schuin achter haar een norse vrouw in een kaki bewakersuniform. Buiten - bijna aan het zicht onttrokken - camera’s en bewapende mannen. Binnen was het eenvoudig maar schoon, met veel hout, en zachte gele en paarse stoffen. Grote ventilatoren brachten met zwaar gerammel lucht in de vochtige warmte van het regenseizoen.
De salon week nauwelijks af van reguliere massagesalons. Maar toen ik even rondsnuffelde, kwam er al snel iemand naar me toe om me met zachte hand terug in het gareel te brengen: ‘U gaat hier zitten, u trekt deze kleren aan en u legt uw spullen in deze kluisjes.’ Ik stopte mijn tas met al mijn reispapieren, mijn creditcard en iPad in een kluisje dat vervolgens niet op slot bleek te kunnen. Iedere nieuwe klant na mij hoorde ik bezorgd vragen om een kastje dat wel dicht kon. ‘Sorry don’t have’, luidde het antwoord, waarmee uiteindelijk alle bezoekers akkoord gingen. Waarschijnlijk waren dit de best beveiligde kluisjes van Thailand.
Bij een Thaise massage gaat het er niet zachtzinnig aan toe, maar mijn massage-gedetineerde leek te weten waar ze mee bezig was. Bij de eerste greep informeerde ze of het pijn deed: ‘If pain, you say.’ Ik twijfelde. Natuurlijk deed het pijn; er kneep iemand keihard in mijn kuit. Een snelle afweging: als ik nu al begon te piepen over pijn, dan kwam ze niet aan masseren toe, dat begreep ik ook wel. Ik zei maar dat het oké was.
Toen ik nog werkte in een forensisch psychiatrisch ziekenhuis, was ik wel eens jaloers op de onderwijsafdeling. Zulke concrete resultaten; kom daar maar eens om bij psychotherapie. Aan het begin van hun behandeling deden de tbs-patiënten een beroepskeuzeonderzoek. Naar aanleiding daarvan konden ze op de goed geoutilleerde onderwijsafdeling aan de slag. De kliniek kende ook verschillende werkplaatsen die bijna allemaal golden als erkende opleidingsplaats of stageplaats bij vakopleidingen. Kortom, ongeschoold de tbs-kliniek in en er gecertificeerd weer uit - het was mogelijk en het gebeurde ook.
Hoe zagen patiënten deze mogelijkheid? Sommigen als een manier om de tijd te doden. Je moet wát, bij een jarenlange opname. Een enkeling vond het opleiding- en werksysteem waardeloos. Eén patiënt snauwde me eens toe dat de arbeidstraining ‘gewoon een slavensysteem’ was. Maar vaak zag ik juist trotse patiënten, tevreden over een vernuftig cd-rek dat vervaardigd was op de houtwerkplaats, blij met een administratief diploma of glunderend als iedereen genoten had van een geslaagd kerstdiner dat met begeleiding van koks was bereid.
Hoe wist ik of mijn masseuse blij was met de resocialisatiekans die haar geboden werd met deze opleiding? Of zag ze dit vooral als een aardig tijdverdrijf? Of erger: zou ze deze massage zien als slavenarbeid? Boos op weer zo’n dikke toerist die hier twee uur lekker komt liggen en dan op olifantensafari gaat en zich vervolgens volvreet aan de zelfgemaakte curries bij de kookles? Zou ze uit frustratie extra hard knijpen in mijn bil, fanatieker duwen en trekken aan mijn arm en me expres in anatomisch onmogelijke posities wringen?
‘Wat doe ik hier eigenlijk’, dacht ik. Mijn lichaam was tenslotte geen resocialisatieproject. Dus wat ik daar deed, in die massagesalon in de vrouwengevangenis van Chiang Mai? Simpel. Ik kan mijn werkzaamheden dan wel thuis laten, maar mijn vak zit in me. En dus gaat het mee op vakantie. Problematisch? Ik vind van niet. Deze zomer gaat het ongetwijfeld weer precies zo.
Ik wens u - met of zonder werk mee op reis - een fijne vakantie. Tot september!