In kansen en mogelijkheden denken is elke psychotherapeut met de paplepel ingegoten. In dat opzicht is het moeilijk het met Verheij en Ten Hoopen oneens te zijn, naar aanleiding van hun Forum-bijdrage ‘Accommodeer, zie uw kansen, bij de transitie van de jeugd-ggz’ in het vorige nummer. In het werk als psychotherapeut is het altijd zaak binnen de werkrelatie met de patiënt de wanhoop die deze voelt te verdragen en niet over te nemen, en kansen te zien tot verandering. Ik moet echter beschaamd bekennen: in het geval van de transitie van de jeugd-ggz lukt mij dit slecht. Rampscenario’s waarin de ondergang van onze sector de boventoon voert, domineren mijn gedachten. Vermeiren schrijft in een opiniestuk in NRC Handelsblad van 7 februari j.l. (‘Stoornis los je niet op met opvoeden’) hoe onverstandig het is om gemeenten verantwoordelijk te maken voor medisch-specialistische zorg aan kinderen met ernstige psychiatrische stoornissen. Ik ben het grondig met hem eens.
Natuurlijk heeft Clarijs ook gelijk: met de transitie zullen nieuwe samenwerkingsvormen en ontwikkelingen ontstaan waar we nu nog geen weet van hebben, en die zullen tot nieuwe vormen van zorg leiden. Er is een revolutie in de zorg gaande die nodig is, omdat we helaas te veel in ons zelf gekeerd zijn geweest. Ik vraag me sterk af of de gekozen weg de juiste is, maar nu de Eerste Kamer heeft ingestemd met de transitie, is mijn grootste angst dat deze transitie in te korte tijd doorgevoerd moet worden. Ik vrees dat de politiek de betrokken partijen te weinig tijd en middelen geeft om deze metamorfose van de jeugdzorg en jeugd-ggz zorgvuldig voor te bereiden en door te voeren, wat tot chaos zal leiden, met de gezinnen van kinderen met ernstige psychiatrische problemen als slachtoffer.
De politiek en de zorgverzekeraars willen te veel tegelijk in een te kort tijdsbestek. Geen andere sector in Nederland werd de afgelopen jaren aan zoveel nieuwe eisen en restricties onderworpen als de zorg: krimpen aan de hand van de echelonnering, vormgeven van hoofdbehandelaarschap, voldoen aan jaarlijks nieuwe prestatie-indicatoren - om er maar een paar te noemen. En nu komt de transitie van de jeugd-ggz daarbij, vanuit de gedachte dat door decentralisering er een betere lokale en regionale afstemming komt en daarmee een kostenreductie. De vraag is echter hoe we voorkomen dat er nieuwe afstemmingsproblemen en schotten van bekostiging ontstaan.
Ik vrees dat de transitie in te korte tijd doorgevoerd moet worden en dat daardoor de jeugdzorg als Icarus te hoog moet vliegen, waardoor de zon haar zal doen neerstorten. Ik zie zeker kansen, maar een dergelijke metamorfose heeft meer tijd nodig. Het is niet voor niets dat de belangrijkste adviseur van de wetgever, de Raad van State, zijn zorg uitspreekt over de omvang en de snelheid waarmee de beoogde omslag wordt doorgevoerd. Mijn angst is dat bij een te snelle overgang de nieuwe ordening van functies, normen en waarden onvoldoende zijn uitgekristalliseerd, waardoor chaos ontstaat en externe partijen genoodzaakt zijn nieuwe controlemechanismen op te leggen.
Onze maatschappij is in mijn ogen doorgeschoten in het aanbrengen van controlemechanismen om de kosten te beheersen, vanuit het wantrouwen dat normen, waarden en zakelijkheid in de zorg in gebreke blijven. Het is een toezichtmodel gebaseerd op door externe partijen bedachte regels, die afleiden van de kerntaken van de zorg. Het is dan ook noodzakelijk dat de jeugd-ggz en jeugdzorg de regie zelf in handen gaan nemen, door veel beter samen te werken en te etaleren wat zij doet. Een gezamenlijk standpunt innemen en met één stem naar buiten treden, kan niet snel genoeg gebeuren.