P. Bourgonje (2011). Hypochonders. Ingebeelde ziektes: de wonderlijke verhouding tussen lichaam en geest. Amsterdam: Querido. 245 p., € 18,95

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn, Stafleu van Loghum 2013
10.1007/s12485-013-0065-x

Gelezen

P. Bourgonje (2011). Hypochonders. Ingebeelde ziektes: de wonderlijke verhouding tussen lichaam en geest. Amsterdam: Querido. 245 p., € 18,95

Sako Visser1, 2 Contact Information

(1)  gezondheidspsychologie, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, The Netherlands
(2)  zorgprogramma somatoforme stoornissen bij ProPersona, GGZ te Nijmegen, Nijmegen, The Netherlands

Contact Information Sako Visser
Email: s.visser@uva.nl

: 28  2013


prof. dr. s. visser, klinisch psycholoog, is hoogleraar gezondheidspsychologie bij de Universiteit van Amsterdam en hoofd zorgprogramma somatoforme stoornissen bij ProPersona GGZ te Nijmegen. E-mail: s.visser@uva.nl.

Hypochondrie is een reeds eeuwenoud verschijnsel. Als diagnose is de verklaring door de eeuwen heen wel sterk veranderd. Van oorsprong was het een somatische diagnose van klachten onder het chondrium (middenrif), later verschoof de verklaring naar de lichaamssappen, met name de gal; hypochondrie werd daarbij geassocieerd met zwartgalligheid en melancholie. Nog later was er de associatie met hysterie, de ‘wandelende baarmoeder’ bij vrouwen en de hypochondere melancholie bij mannen. De laatste decennia werd hypochondrie meer verbonden met ingebeelde ziekten en neurasthenie. In onze tijd wordt de diagnose hypochondrie gesteld bij mensen die ervan overtuigd zijn te lijden aan een ernstige ziekte. Deze preoccupatie en overtuiging kan heel ver gaan en bijzonder invaliderend zijn. Over deze ernstige, maar ook fascinerende stoornis schreef Paloma Bourgonje een boeiend boek.

In haar inleiding schrijft Bourgonje dat zij een boek wilde schrijven met portretten van mensen die lijden aan hypochondrie en ze vanuit hun perspectief aan het woord wilde laten over hun angsten en overbezorgdheid, hun ideeën over gezondheid en hun houding ten aanzien van de dood. Deze portretten wilde zij afzetten tegen diverse ‘tegenpolen’, zoals mensen die wel lijden aan een ernstige lichamelijke ziekte maar hier geen angst voor hebben, mensen voor wie het lichaam beroepsmatig belangrijk is en iemand die ongezond met het eigen lichaam omgaat en vertrouwt op het zelfherstellend vermogen van het lichaam. Tussendoor is er een drietal overpeinzingen van de schrijfster.

Het zijn boeiende en persoonlijke portretten geworden. Bourgonje is erin geslaagd een goede en persoonlijke inkijk te geven in het leven van een hypochonder en hoe dit iemands leven volledig kan beheersen. Voor mensen die lijden aan hypochondrie is er een top-tien van gevreesde ziekten, met de verschillende vormen van kanker met stip bovenaan. Daarna volgen de verschillende vormen van hartlijden en de combinatie van angst voor hartlijden en kanker. Ook in de portretten is dit terug te zien: Thomas en Gerard zijn gepreoccupeerd met verschillende vormen van kanker, Daphne is angstig voor zowel hartaanvallen als vormen van kanker en Rob, een gezonde sporter, is angstig voor een hartaanval. Het laat ook goed zien dat hypochondrie zich op heel verschillende manieren kan uiten en dat het fenomeen in alle lagen van de bevolking voorkomt. In de interviews gaat het niet alleen over de angst voor een ernstige ziekte, maar - belangrijk- ook over wat iemand eigenlijk verstaat onder gezondheid. Bij hypochonders zie je vaak dat ze verwachten helemaal niets afwijkends of verstorends in het lichaam te voelen. Daarnaast gaat Bourgogne ook uitgebreid in op thema’s als geluk, een zinvol leven en levenskunst.

Onder de portretten van de tegenpolen van hypochonders maken die van de mensen die daadwerkelijk lijden aan een ernstige ziekte de meeste indruk. In die portretten komt het contrast met hypochonders het duidelijkst naar voren. Deze mensen hebben weliswaar een ernstige ziekte, maar zijn hier niet echt angstig over en zijn er niet mee gepreoccupeerd. Dit contrast is minder sterk bij iemand die slordig en ongezond met zijn lichaam en gezondheid omgaat.

Tussen de portrethoofdstukken is een drietal hoofdstukken geplaatst met overpeinzingen van de schrijfster zelf. Hierin komen wel heel verschillende onderwerpen aan de orde. Zo wordt een total body scan in detail beschreven, zijn er herinneringen aan haar jeugd en haar vader, en gaat het over de filosofie van de levenskunst; gelukkig gaat ze ook uitgebreid in op het hoofdthema (hypochondere angsten en omgaan met ziekte en gezondheid). De beste uitspraak in dit gedeelte van het boek komt van een collega-behandelaar: ‘Zijn hypochonders nu bang om dood te gaan of zijn ze eigenlijk bang om te leven?’

In het boek staan helaas enkele onjuistheden die gemakkelijk vermeden hadden kunnen worden. Zo wordt hypochondrie niet tot de angststoornissen gerekend, maar tot de somatoforme stoornissen (ook in de DSM-5). Koro, de angst dat je penis in je lichaam zal verdwijnen, is niet een vorm van hypochondrie. En de stelling van de auteur dat deskundigen beweren dat er drie oorzaken zijn voor hypochondrie - ouders met een angststoornis, overbezorgde of overbeschermende ouders, neurotisch van aard zijn - is wel erg kort door de bocht en bovendien onjuist. Maar dit zijn details binnen het geheel van het boek.

Zoals gezegd, is ‘Hypochonders’ een goed geschreven en makkelijk leesbaar boek, dat een persoonlijke inkijk geeft in de leefwereld van mensen die lijden aan hypochondrie. Toch blijf ik aan het eind met onbevredigend gevoel zitten. Hypochondrie en hypochonder zijn termen met een negatieve associatie. Wanneer iemand als een notoire hypochonder wordt bestempeld, is dit niet bepaald een compliment. Te vaak wordt hypochondrie geassocieerd met hopeloosheid: er is toch niets aan te doen, het gaat om taaie problematiek die onbehandelbaar is. Dit idee leeft niet alleen bij het grote publiek, maar ook bij nogal wat artsen en psychotherapeuten. Dit doet geen recht aan wat er de afgelopen decennia bereikt is op het gebied van de diagnostiek en behandeling van hypochondrie. Het boek gaat naar mijn gevoel te veel mee in dit negatieve en wat zwaarmoedige beeld van hypochondrie, terwijl het ook een gelegenheid was om aan te geven wat er wel mogelijk is bij de behandeling van hypochondrie.

Onder de somatoforme stoornissen is hypochondrie een van de best onderzochte stoornissen. Er zijn multidisciplinaire richtlijnen voor de behandeling van hypochondrie en goed bruikbare behandelprotocollen. Het had mij veel zinvoller geleken om die te beschrijven, in plaats van wat je allemaal kunt onderzoeken met een total body scan. In de inleiding zegt de schrijfster weliswaar dat ze geen medisch boek wilde schrijven (omdat ze geen arts is) en ook geen boek over hoe je hypochondrie de baas zou kunnen worden (omdat ze geen psycholoog is). Maar toch had ze naar mijn gevoel in haar overpeinzingen wat meer aandacht kunnen besteden aan wat bereikt is de afgelopen jaren en wat er aan hypochondrie te doen valt; daarmee had ze tegenwicht kunnen bieden aan het negatieve beeld over hypochondrie en ook wat meer perspectief kunnen bieden.

Ten slotte, de subtitel ‘ingebeelde ziekte’ vind ik geen gelukkige keuze. Het is niet ingebeeld wat hypochonders voelen. Het gevoel is reëel, maar het probleem ontstaat door wat zij vervolgens denken dat er aan de hand is (catastrofaal denken) en wat ze vervolgens doen om gerustgesteld te raken (wat uiteindelijk niet zal lukken). ‘Ingebeeld’ zit te veel in de hoek van je aanstellen; men beeldt zich maar wat in. Dat is dus niet zo en voor het aanpakken van catastrofale interpretaties zijn er effectief gebleken behandelingen, in de vorm van cognitieve gedragstherapie.

Samenvattend: ‘Hypochonders’ is zeker de moeite waard, maar lees niet alleen dit boek als u geïnteresseerd bent in hypochondrie. Voor de professional zijn er naast dit boek goede boeken die het onderzoek, de richtlijnen en de behandeling van hypochondrie beschrijven (zie o.a. Keijsers, Van Minnen & Hoogduin, 2011; Visser, 2012). Bent u zelf gepreoccupeerd met hypochondere gedachten, dan zijn er ook andere en betere (zelfhulp)boeken (o.a. Bouman & Visser, 2008).


Literatuur

Bouman, T.K. & Visser, S. (2008). Dokter, het is toch niets ernstigs? Boom: Meppel.
 
Keijsers, G.P.J., Minnen, A. van & Hoogduin, C.A.L. (2011). Protocollaire behandelingen in de ambulante geestelijke gezondheidszorg. Houten: Boom.
 
Visser, S. (2012). Hypochondrie. Diagnostiek en behandeling. Amsterdam: Hogrefe.
 
Naar boven