‘Ik moet me eerst even bij u excuseren, voor het geval u iets ruikt. Ik kan het maar beter zeggen, voordat ik er het hele uur over inzit of u nou iets merkt of niet. Ik had net, vlak voor ik naar therapie kwam, seks. Zo, nu is het eruit. Ik heb me alleen maar vluchtig gewassen, u hebt toch eens gezegd dat ik niet altijd perfect hier hoef te komen.’ Aan het woord is Elisabeth, de hoofdpersoon in Charlotte Roche’s boek ’Schootgebed’. Ze ligt drie keer per week ‘op de divan’ bij haar psychotherapeut. Het is even doorbijten, die eerste tienbladzijden waar Roche minutieus de echtelijke fellatio uitwerkt, maar dan beland je in een niet onaardig en best grappig geschreven verhaal. Centraalstaan het seksuele echtelijke leven en de traumatische voorgeschiedenis van Elisabeth.
Een aantal jaar geleden schrok de literaire wereld nog op toen Roche debuteerde met haar schaamstreekroman ’Vochtige streken’. Maar 2012 was het jaar van de erotische trilogie ’Vijftig tinten grijs’ van E.J. James. Niemand keek meer op van een beetje seks meer of minder. Er zijn zelfs mensen van wie het seksleven verbeterd is door het lezen van ’Vijftig tinten grijs’. Ik kan me daar slecht in verplaatsen. Het meest opwindende vind ik nog dat de vrouwelijke hoofdpersoon voortdurend geweldige cadeaus krijgt, zoals een ‘knalrode, gloednieuwe, driedeurs Audi coupé’. Toch heb ik veel lol van de trilogie. In gesprekken met collegae domineerden de laatste jaren de toegenomen werkdruk en de beoogde onderwijssystemen van onze kleuters. Dankzij ’Vijftig tinten grijs’ praten we nu gelukkig weer gewoon over auto’s, mannen en seks.
Ik vraag me af of door ’Vijftig tinten grijs’ ook in psychotherapie vaker over seks wordt gesproken. Vakgenoot Bram Bakker stelt namelijk in zijn boek ’Over seks gesproken ’ (2012) dat psychotherapeuten te weinig over seks praten. Bakker: ‘De verklaring voor de gebrekkige aandacht voor seks moet allereerst gezocht worden bij de persoon van de hulpverlener, want hij of zij is het die, al dan niet bewust, het gesprek over seks uit de weg gaat.’ Ik herken me daar ten dele in. Omdat ik onder andere werk op een afdeling voor psychotrauma, bespreek ik geregeld traumatische seksuele ervaringen. Maar als iemand zich meldt voor andere problemen en hij of zij vult op het intakeformulier in tevreden te zijn met de seksuele relatie, dan vraag ik dat niet verder uit.
Misschien was ik als therapeut dus nooit achter de seksuele escapades van Elisabeth uit ’Schootgebed’ gekomen. Is dat erg? Ik denk het wel. Als er voor seks in het intieme psychotherapeutische gesprek geen plaats is, waar dan wel? In zijn boek ’Meer denken over seks. Hoe doe je dat?’ (2012) beschrijft de filosoof en schrijver Alain de Botton mooi de verwarrende kracht van seks: ‘We hebben het altijd moeilijk gehad met seks doordat het een van nature ontregelende, overweldigende en krankzinnige kracht is. (…) Ook al doen we nog zo ons best de boel onder controle te houden, seks heeft de hardnekkige neiging een ravage aan te richten in ons leven: seks brengt ons ertoe onze relaties te verbreken, bedreigt onze productiviteit en dwingt ons te lang in nachtclubs te blijven praten met mensen die we niet aardig vinden, maar die desondanks het verlangen in ons opwekken hun ontblote buik aan te raken. Seks vormt een absurd en wellicht onvermijdelijk contrast met enkele van onze meest hoogstaande overtuigingen en waarden.’
Terwijl ik de romans van Roche en James las en nadacht over de stellingen van Bakker en De Botton, gebeurde er iets opmerkelijks in mijn psychotherapieën. In de laatste maanden van 2012 vertelden meer patiënten mij over hun seksuele lusten, twijfels en angsten dan in het hele voorgaande jaar. Een vrouw van middelbare leeftijd die twijfelt over haar seksuele aantrekkelijkheid bij het daten na haar echtscheiding. Een man die zich schaamt omdat hij er als laatste van de buurt achter komt dat zijn vrouw al langere tijd een relatie heeft met de overbuurman. Een vrouw die baalt van de potentieproblemen van haar man, maar dat niet durft te zeggen uit angst dat hij dan stopt met zijn antidepressiva. Een stel dat enthousiast is over hun hervonden lust, opgewekt met cocaïne en porno. Een oudere man die zich zorgen maakt over zijn seksuele gevoelens voor jonge jongens.
Allemaal verhalen die relevant zijn voor de psychotherapieën van deze patiënten. Hoe komt het dat deze verhalen opeens op tafel liggen? Ben ik het die door het lezen van al deze boeken over seks - al dan niet bewust - het gesprek minder uit de weg gaat? Of heeft de ’Vijftig tinten grijs’-hype deze patiënten aangestoken meer over seks te praten? Ik weet het niet. Maar als het nodig is voor de uitoefening van mijn vak, zit er niets anders op dan mijn omgeving te vragen veel en vaak en lang met mij over seks te praten. Ze zijn gewaarschuwd.