Maurizio Andolfi (geboren 1942) is kinderen jeugdpsychiater en gezinstherapeut en is een van de weinige nog levende grote namen in de gezinstherapie. Hij heeft gestudeerd bij en samengewerkt met onder andere Salvador Minuchin, Jay Haley en Carl Whitaker. Andolfi is docent aan de faculteit psychologie van La Sapienza (universiteit te Rome), directeur van de Accademia di Psicoterapia della Famiglia en hoofdredacteur van het Italiaans tijdschrift Terapia Familiare. Ondanks het feit dat Andolfi diverse boeken heeft gepubliceerd, is zijn werk in het Nederlands taalgebied weinig bekend. Op 17 juni 2011 was Andolfi in Vlaanderen voor een studiedag. Daar werden zijn stellingen en getuigenissen ongezouten meegedeeld: ze provoceren, prikkelen en stimuleren.
Maar waar schuilt de kritische zelfreflectie? Slaagt iedere begeleiding van hem?Welke technieken gebruikt hij? De studiedag eindigde met vragen waar ik graag antwoord op wilde. Toen ik de kans kreeg om zijn boek te recenseren voor dit tijdschrift, greep ik die kans daarom graag aan. Tot voor kort was dit boek het enige van zijn uitgebreide oeuvre dat beschikbaar was in een Nederlandse vertaling, maar onlangs is een tweede boek van zijn hand vertaald en in het Nederlands verschenen (Andolfi & Mascellani, 2012).
Als therapeut in opleiding is het een luxe om je onder te dompelen in theorieën, kaders en methodieken. Je laat je inspireren, met als doel een maturiteit op te bouwen waarop je kan terugvallen tijdens je werk. Met dit uitgangspunt en met de vraag naar concrete handvatten in mijn achterhoofd, lees ik het voorwoord waarin Andolfi verduidelijkt dat het zijn doel is via dit boek deskundigen die met jeugd werken enthousiast en nieuwsgierig te maken. In de eerste drie hoofdstukken ligt de focus op Andolfi’s theoretische uitgangspunten. In de daaropvolgende hoofdstukken wordt de theorie geïllustreerd aan de hand van praktijkvoorbeelden. Het boek sluit af met een nawoord van Andolfi.
In hoofdstuk 1 stelt Andolfi dat een probleem van een kind altijd een probleem van het gezin is. Hierdoor is het noodzakelijk dat het gezin in therapie gaat en niet enkel het kind. Daarnaast stelt hij kinderen centraal in de therapie. Kinderen zijn volgens Andolfi deskundig als het op hun probleem aankomt. De therapeut dient deze deskundigheid te stimuleren, want hier zit de sleutel voor de genezing. Essentieel is dat aandacht wordt geschonken aan het kind (eerste generatie), maar dat ook de relatie tussen kind en ouder en die tussen ouders en grootouders geëxploreerd wordt (vgl. intergenerationeel werken). Naast deze twee, zijn er nog acht uitgangspunten die het model van Andolfi vormen. De uitgangspunten worden kort toegelicht.Wat opvalt is de hoop die verweven zit in de theoretische principes, waarbij de grondregel is dat elk gezin over het vermogen beschikt om zichzelf te genezen.
In dit hoofdstuk krijgt de lezer op heldere, gestructureerde, maar soms erg gecondenseerde wijze een theoretisch kader voorgeschoteld. Sommige uitgangspunten worden slechts beperkt uitgewerkt. Tevens mis je als lezer soms uitleg over de concrete toepasbaarheid in de praktijk. Zo wordt er geschreven over de herdefiniëring van een symptoom, dat een relationele waarde dient te krijgen, maar hoe dat concreet vorm krijgt in de therapie is niet duidelijk. Ook wordt het advies gegeven tijdens de therapie het gezin concrete plannen aan te dragen. Hier wordt verder niet op ingegaan. Voor het herstel van het kinderprobleem kunnen verschillende omgevingen worden ingeschakeld, zoals school, vriendjes en zorginstellingen. Hoe de auteur dit concreet ziet, daar heeft de lezer eveneens het raden naar. Verdieping op sommige punten zou het lezen vooral rijker maken.
Minuchin, Whitaker, Haley, Ackerman, Satir en Bollea zijn voorbeelden voor Andolfi. Hun uitgangspunten worden in hoofdstuk 2 kort opgesomd. Soms worden linken gelegd met het werk van Andolfi, soms ook niet. Als lezer blijf je hier wachten op antwoorden, omdat je graag te weten wil komen wat Andolfi nu juist heeft geïnspireerd in het ontwikkelen van zijn stijl. Dit blijkt niet volledig uit dit hoofdstuk, waardoor het met momenten ervaren wordt als een verplicht nummertje. Hoofdstuk 3 werkt echter aanstekelijk: hier krijgen gezinstherapeuten het advies hun creativiteit en die van het gezin aan te spreken. Verschillende bruikbare diagnostische en praktische instrumenten worden voorgesteld. Er worden voorbeelden gegeven van vraagstellingen en metaforen. Ook wordt er ingegaan op de waarde van spel, symboliek en humor.
In de resterende hoofdstukken wordt verder de brug geslagen tussen theorie en praktijk. In hoofdstuk 4 worden de verschillende fasen beschreven die Andolfi heeft doorlopen in zijn theoretisch denken in het werken met gezinnen en dus in de ontwikkeling van zijn therapiemodel: de signaleringsfase, de functionele fase en de terugkeer naar de evolutie. De eerste fase kenmerkte zich doordat Andolfi signaleerde dat ongemakken in het gezin uiting vonden in de symptomen van het kind. De therapie richtte zich in deze fase daarom op de samenhang tussen het probleemgedrag van het kind en de gezinsdynamiek. In de volgende fase verbond Andolfi het functioneren van een kind met de verschillende rollen en posities van elk gezinslid en vormde zo een indruk van het emotionele systeem van het gezin en de manier waarop het kind daarbinnen functioneerde. De huidige fase, terugkeer naar de evolutie genoemd, wordt gekenmerkt door intergenerationeel werken. Het probleemgedrag van het kind krijgt betekenis door het te plaatsen binnen de ontwikkeling van de gezinsrelaties over drie generaties heen: van het kind, zijn ouders en de grootouders.
In hoofdstuk 4 en 5 worden verschillende gezinstypologieën onderscheiden: het disfunctionele paar, het huwelijk tussen drie personen, de pseudoscheiding, het disfunctionele drietal en het eenoudergezin. Deze typologieën helpen de therapeut zicht te krijgen en houden op de emotionele gezinsorganisaties waarbinnen kinderproblemen ontstaan. In de beschrijving van de gezinstypologieën aan de hand van casuïstiek komt de manier van werken van Andolfi tot leven en worden er verbanden gelegd met de besproken theorie. Door middel van transcripten van sessies krijgt de lezer een beeld van de tegelijkertijd provocatieve en verzorgende therapeutische stijl van Andolfi. Hij gaat moeilijke thema’s niet uit de weg, maar benoemt ze en hij is hierin direct en vasthoudend. Deze stijl hanteert hij in combinatie met zorg naar alle gezinsleden toe: er blijkt menselijkheid, warmte en tederheid uit de weergegeven dialogen. Het gaat hier om het verkennen en creëren van verhalen van cliënten, betrokkenheid tonen en de aanwezige sterke punten van het systeem erkennen en benutten binnen de therapie.
Zo start Andolfi in de casus van de familie Baldini met de ouders te wijzen op hun verantwoordelijkheid om het gedrag van hun kinderen tijdens de sessie in de hand te houden. Gebeurt dit niet, dan stopt de sessie. Andolfi houdt vast aan het thema ‘niet luisteren van de kinderen’ en er wordt transparant besproken, in aanwezigheid van alle gezinsleden, dat vooral vader hierin nog belangrijke stappen dient te zetten. Tegelijkertijd blijft Andolfi zorgen voor vader, door de gezinsleden te stimuleren vader te ondersteunen en te helpen. Daarnaast hebben beide zoontjes hemofilie, maar dit wordt door de ouders ontkend en het thema is voor hen taboe. Andolfi slaagt erin dit pijnlijke thema op tafel te leggen, het samen met het gezin te verkennen en de deskundigheid van de kinderen aan te spreken, zodat ouders en therapeut hiervan kunnen leren. Andolfi gaat de confrontatie aan en zet cliënten aan het werk door hun persoonlijke geschiedenis en de ontwikkeling van de relaties en de verhoudingen binnen hun gezin (van oorsprong) te onderzoeken.
De transcripten zuigen de lezer de behandelkamer in, waardoor de sessies stap voor stap gevolgd kunnen worden. Toch schrik je als lezer soms over de provocaties en de directheid van de gehanteerde stijl: ‘Mevrouw, er zijn drie mannen - een grote en twee kleine - die zeggen dat u uw man niet steunt als hij zijn autoriteit als vader wil laten gelden. Wat zegt u hiervan?’ (p. 123). Of: ‘(…) er zijn me een paar dingen opgevallen: ten eerste dat u niet rustig een vader voor uw kinderen kunt zijn. Helemaal niet.U weet niet eens zeker of ze wel naar u luisteren’ (p. 122). Nergens vind je hierover reflecties, waardoor het lijkt alsof cliënten dit gewoonweg aanvaarden. Maar is dit in de praktijk ook zo? En zou dat in Nederland en Vlaanderen ook zo zijn, of is het een cultuurverschil waardoor dit voor Italianen acceptabel is?
Hoofdstuk 6 spitst zich toe op enkele concrete thema’s: baby’s en jonge kinderen op consult, het agressieve kind en broertjes en zusjes als bron binnen de therapie. Het laatste hoofdstuk gaat in op de bemiddelende rol van kinderen tussen de drie generaties binnen de therapie. Er wordt een stevig, vanuit de praktijk onderbouwd, pleidooi gehouden om kinderen rechtstreeks bij de therapie te betrekken. De kinderproblematiek blijft het concrete vertrekpunt voor de gezinstherapeut om de ontwikkelingsgeschiedenis van het gezin en zijn gezinsleden te verkennen. Kinderproblemen worden niet puur psychopathologisch benaderd, maar worden gezien als symptomen binnen een ontwikkeling. Verstoorde ontwikkelingsprocessen over verschillende generaties heen kunnen worden blootgelegd en krijgen de kans te helen tijdens de therapie.
In zijn nawoord pleit Andolfi om als therapeut te blijven leren. Volgens hem kun je dit doen door zowel kritisch te kijken naar collega’s als naar je eigen functioneren, onder andere door gebruik te maken van videomateriaal. Daarnaast stelt hij de vraag waarom het werken met kinderen zo impopulair is. Is angst voor het onbekende hiervan de oorzaak?
Het kind in gezinstherapie maakt nieuwsgierig en enthousiasmeert. Sommige hoofdstukken zijn absoluut inspirerend en hebben mij aangezet tot doelgerichte creativiteit binnen mijn therapie. Ik haal concrete handvatten uit dit boek, die ik gebruik in het werken met gezinnen: vraagstellingen, woordgebruik, het inzetten van fysiek contact en het gebruik van metaforen en humor. Daarnaast merk ik dat ik gestimuleerd word om alle gezinsleden en hun krachten meer op de voorgrond te zetten en deskundigheid van kinderen als gids te gebruiken. De therapeutische stijl van Andolfi getuigt van een sterke collaboratieve benadering. Zo benadert hij zijn cliënten vanuit een houding van niet-weten en creëert samen met de gezinsleden nieuwe verhalen. Hij stelt zich niet op als expert, maar hij laat de expertise en kennis komen vanuit het gezin. Voor Andolfi is het uitgesloten om als therapeut de expertpositie in te nemen en hierdoor het gezin ontwikkelingsmogelijkheden en verantwoordelijkheden te ontnemen. De deskundigheid van de therapeut is afhankelijk van de mate waarin de deskundigheid van het kind wordt (h)erkend. Door dit proces heen blijft Andolfi transparant en gaat hij moeilijke thema’s niet uit de weg. Verder blijkt dat taal, en de manier waarop deze wordt ingezet in de therapie, uitermate belangrijk is.
De tien uitgangspunten vormen een duidelijk theoretisch kader. Maar tegelijkertijd geeft dit kader geen stevig houvast; daarvoor ontbreekt het aan voldoende uitgewerkte theorie. Het blijft spijtig dat sommige onderdelen van het boek minder diep zijn uitgewerkt en dat er stellingen worden geponeerd die niet altijd even duidelijk zijn binnen de aangehaalde context. Dit komt slordig over en soms blijf je je met onbeantwoorde vragen achter. Het geheel mist kritische introspectie, waardoor het in de casuïstiek lijkt alsof alles vanzelf gaat. Spijtig, want hierdoor boet het boek in aan geloofwaardigheid.
Als reactie op het nawoord, durf ik persoonlijk niet te stellen dat in Vlaanderen werken met kinderen impopulair is. Voor sommige therapeuten is het moeilijk om gezinnen en families uit te nodigen, al dan niet om praktische redenen. Transparant zijn over problemen, zorgen en ‘moeilijke’ thema’s is ook niet vanzelfsprekend. De uitdaging ligt volgens mij inderdaad in het (h)erkennen van de kwaliteiten, krachten en zelfs wijsheid van kinderen en deze ook te gebruiken in de therapie. Ik geloof dat dit boek kan aanzetten tot het concretiseren van deze uitdaging in de dagelijkse therapeutische praktijk.
Literatuur
Andolfi, M.& Mascellani, A. (2012). Adolescenten in gezinstherapie. Problemen met pubers bekijken vanuit systemisch-rationeel perspectief. Amsterdam: Hogrefe/Moleman Mental Health. |