Naar aanleiding van een nieuw handboek, ‘Scheiden en de kinderen’ van Ed Spruijt en Helga Kormos (2010), organiseerde uitgeverij Bohn Stafleu van Loghum het congres ‘Scheiden en de kinderen’, bedoeld voor vakmensen in het juridisch werkveld, het onderwijs, de (gezondheids)zorg, de hulpverlening of de overheid. Het onderwerp trok mij direct. In de GGZ-praktijk waar ik werkzaam ben, krijg ik regelmatig de vraag van ouders of ik de kinderen ondersteuning kan bieden, omdat de indruk bestaat dat de kinderen te lijden hebben onder de scheidingssituatie.
Bij binnenkomst in de ontvangstruimte van de jaarbeurshal hoorde ik reacties van andere bezoekers op het onderwerp. Ik vroeg me af hoeveel kinderen van gescheiden ouders hier rondliepen. Het congres startte met een film van regisseur en producentTeun van der Zalm getiteld: ‘Tears’. De film toonde de eenzaamheid en machteloosheid van een kind tussen vechtende ouders. Het belang van de zorg voor deze kinderen was direct helder.
De dag had veel vaart en humor door de structurering van de dagvoorzitter, advocaatPaul de Gier, gespecialiseerd in familierecht, en door een bijdrage van Theater Draad. Die theatergroep speelde om de twee presentaties de boodschap van de sprekers op humoristische wijze terug naar het publiek. Met inhoudelijk bevlogen verhalen van verschillende in hun vakgebied toonaangevende sprekers werd de aandacht van de toehoorders goed vastgehouden.
Ed Spruijt, wetenschappelijk onderzoeker aan de Universiteit Utrecht en echtscheidingsdeskundige, gaf aan dat uit onderzoek evident is gebleken dat kinderen uit intacte gezinnen op relevante vlakken gemiddeld verder komen in hun leven dan kinderen uit gescheiden gezinnen. Schadelijke gevolgen op de lange termijn zijn bijvoorbeeld een lager opleidingsniveau en een groter eigen scheidingsrisico. Ook bestaat er een grotere kans op stemmingsproblemen, hulpverlenend contact en een minder sterke band met de ouders. Scheiden zou moeten betekenen dat er aandacht en zorg is voor de kinderen. Spruijt bepleitte het belang van ‘gezond scheiden’. Kinderen kunnen een scheiding aan wanneer ouders zich houden aan een aantal punten, voornamelijk: hun ruzies beheersen voor, tijdens en na de scheiding, de band van het kind met de inwonende ouder, de stiefouder(s) en de uitwonende ouder versterken, zorg dragen voor zo min mogelijk bijkomende veranderingen en lotgenotencontact stimuleren. De band tussen kind en ouder doelt op de mate waarin er over en weer waardering, bewondering, respect en ergernis in de relatie is. Spruijt vertelt dat de wet uit 1998 die inhoudt ‘dat je wel als partners scheidt, maar niet als ouders’ er niet toe heeft bijgedragen dat het met alle betrokkenen beter gaat. Bij de wetgeving ontbreken ondersteunende maatregelen die ervoor zouden kunnen zorgen dat ouders met elkaar communiceren in het belang van de kinderen.
Een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming, een kinderrechter, een advocaat/mediator en/of een hulpverlener voeren soms gesprekken met kinderen van gescheiden ouders met als doel de opinie van het kind te horen over de scheidingssituatie. Uit onderzoek blijkt dat kinderen dergelijke gesprekken laag waarderen. Spruijt ging tijdens zijn bespreking niet verder in op de redenen hiervoor. Ik denk dat de gesprekken loyaliteitsproblemen bij de kinderen in de hand kunnen werken en/of versterken. Volgens Spruijt is het beter deze kinderen deel te laten nemen aan lotgenotengesprekken. Ik kan me voorstellen dat kinderen zich dan kunnen uiten zonder zorg te hebben dat het gevolgen heeft voor het contact met een of beide ouders.
Na deze presentatie ging Spruijt in op vragen uit het publiek. De eerste vraag was of er een verband is tussen de scheidingsbeleving en de ontwikkelingsfase van een kind. Spruijt vertelde dat de meeste kinderen een scheiding negatief beleven ongeacht hun leeftijd. In de leeftijd van 11-15 jaar is er toegenomen bewustzijn, dat de lijdensdruk kan verhogen en het sociaal-emotionele functioneren nadelig kan beïnvloeden. Dit alles kan nadelige gevolgen hebben voor het schoolse functioneren. Bij adolescenten komt naar voren dat zij meer moeite hebben met het aangaan en vasthouden van relaties.
De tweede vraag luidde of ouders vaker scheiden wanneer het kind gedragsproblemen heeft. Hierop antwoordde Spruijt dat ouders in het geval van kinderenmet gedragsproblemen iets vaker scheiden en dat er ook minder contact is met de uitwonende ouder.
Ten slotte werd gevraagd of er een ouderkindband is die specifiek aandacht behoeft wanneer kinderen bij de scheiding heel jong zijn. Spruijt antwoordde dat bij kinderen jonger dan vijf jaar vooral de band met de moeder erg belangrijk is. De band met de uitwonende vader kan bij scheiding dan onder druk komen te staan. Hier is minder kans op wanneer tussen vader en kind voor de scheiding een stevige band is opgebouwd.
Paul Vlaardingerbroek, hoogleraar Familie- en personenrecht aan de Universiteit van Tilburg, stelde dat de prioriteit in een scheidingssituatie zou moeten liggen bij aandacht en zorg voor de kinderen. Sinds 1 maart 2009 zijn ouders verplicht een ouderschapsplan te maken. In dit plan staan (financiële) afspraken over hoe de ouders de zorg- en opvoedingstaken vormgeven en de wijze waarop ouders elkaar informeren en raadplegen. Vlaardingerbroek ziet graag een ouderschapsplan dat voortdurend kan worden bijgesteld en geëvalueerd en duidelijk rekenschap geeft van de gevolgen van de scheiding voor de kinderen. Ik had het interessant gevonden om te horen aan welke gevolgen hij dan denkt en hoe dat concreet in zo’n plan zou kunnen staan.
Liesbeth van Groenhuysen, klinisch pedagoge en auteur van onder andere ‘Ze leefden nog lang en gelukkig’ (Van Groenhuysen, 2002), sprak na de middagpauze over de veerkracht van kinderen na de scheiding. Ze vertelde dat het leed van een kind van gescheiden ouders bijna niet te vatten is. Ze illustreerde dit aan de hand van het door haarzelf prachtig voorgedragen lied ‘Kusje’ van Herman van Veen: ‘Het is gewoon gebeurd, mijn moeder is verdwenen, een rare tante haalt nu mijn vader aan (..) en ik moet dan een kusje geven (..) als ik durfde, dan liep ik heel ver weg’. De veerkracht van kinderen komt voort uit de wil om zich te ontwikkelen en is niet ‘onkwetsbaar’. Het ene kind heeft meer veerkracht dan het andere kind. Veerkracht kun je verwerven en ontwikkelt zich bij tegenslag. Veerkracht betekent dat je van lastige ervaringen niet beschadigd raakt, maar dat je emotieservaart en ze op adequate wijze kunt uiten. Er is van de ouder meer nodig dan een kind instrueren om veerkracht te doen groeien. Het is van belang dat je als ouder helder bent over hoe je tot beslissingen komt, dat je vertelt hoe je denkt over lastige situaties en laat zien hoe je ermee omgaat. In welke mate een kind schade oploopt wanneer ouders in conflict zijn, hangt af van hoe onvoorspelbaar situaties zijn en hoeveel houvast het kind heeft. Ouders die in conflict zijn, hebben vaak minder ruimte om sensitief en responsief te zijn. Juist op het moment dat kinderen zich voor een lastige situatie gesteld zien en daarin sturing behoeven, staan ze in de kou. Van Groenhuysen benadrukte het belang van veiligheid voor het kind en wijst ouders daarbij op de volgende zaken:
Het is belangrijk conflicten niet te ontkennen, kinderen perspectief te bieden en te laten zien dat er oplossingen zijn.
Kinderen dienen op de hoogte te worden gehouden van alle veranderingen die eraan gaan komen.
Luister goed naar kinderen, geef hem of haar een stem zodat het kind zich minder machteloos voelt. Kinderen hebben verhalen waarin ze vast kunnen zitten. Het is van belang om dit verhaal in beweging te brengen, te bespreken waarom ouders zijn gaan scheiden en een lijn naar de toekomst te maken.
Ard Nieuwenbroek, communicatietrainer en contextueel therapeut bij Ortho Consult, zag een belangrijke rol weggelegd voor docenten in de zorg voor kinderen in scheidingssituaties. Docenten zouden volgens hem kinderen primair moeten helpen zich sociaal-emotioneel goed te ontwikkelen en niet enkel de cognitieve ontwikkeling stimuleren. Nieuwenbroek meent dat een docent in de bevoorrechte positie is om het kind erkenning te geven, een betrouwbare derde te zijn en een kind te verbinden met beide ouders. Meervoudig partijdig kunnen zijn is daarbij van groot belang. Wanneer een kind van de ene ouder geen band mag hebben met de andere ouder, kan dit een negatief effect hebben op de sociale ontwikkeling van het kind. Het is van belang dat docenten niet alleen letten op de duidelijk aandachtvragende kinderen, maar ook op de ‘engeltjes’ van de klas, die door de directe omgeving vaak aangemoedigd worden om nog meer engeltje te zijn. Deze kinderen vertonen vaak ‘een niet-passend geven’. Een vraag uit het publiek was wat het curriculum van pabostudenten zou moeten bevatten. Nieuwenbroek zou graag zien dat er aandacht is voor de kwaliteit van het tienminutengesprek met ouders en voor loyaliteitsproblematiek bij de kinderen.
Corrie Haverkort, voorzitter van Stichting stiefgezinnen Nederland, sprak over de ethiek in nieuw samengestelde gezinnen. Ze vertelde dat het voor een nieuw gezin belangrijk is om een idee te hebben van hoe je je tot elkaar wilt verhouden en wat je voor elkaar wilt betekenen, ook op de langere termijn. Dit zorgt op den duur voor een positievere gezinsbeleving. Een hulpverlener moet weten wat de kwaliteiten van een gezin zijn, opdat er goede zorg kan worden geboden.
Maaike de Kort enNelly Snels, beiden werkzaam als coach, sloten de dag af met een presentatie over KIES (kinderen in echtscheidingssituatie), een preventief hulpverleningsprogramma dat in het onderwijs ingezet kan worden voor een kind in een scheidingssituatie. Een KIES-coach kan ouders en kinderen erbij helpen conflicten respectvol op te lossen, de scheiding te begrijpen en de betekenis van de scheiding te helpen verwoorden. KIES draagt bij tot gedragsverandering van ouders en kind, een positiever zelfbeeld, zelfvertrouwen en manieren om gevoelens te uiten in een veilige sfeer. De KIES-coach kan een verbindende rol spelen tussen ouders, kind en advocaat.
Ik werd op dit congres inhoudelijk goed geïnformeerd over wat helpend is voor kinderen in scheidingssituaties:
Ouders die conflicten beheersen, kinderen informeren, perspectief bieden en oplossingsgericht gedrag laten zien;
Bijkomende veranderingen beperken;
De band met beide ouders stimuleren;
Contact met lotgenoten stimuleren;
Het belang van een ouderschapsplan waarin verdiepend aandacht is voor de gevolgen van de scheiding voor de kinderen;
Luisteren naar de beleving van kinderen en ‘vastgelopen verhalen’ in beweging brengen;
Erkenning geven voor wat lastig is en helpen verbinden met beide ouders;
Hulpbehoevend gedrag signaleren;
Een kind zo nodig begeleiden naar de juiste hulpverlening;
De kwaliteiten kennen van het gezin waar een kind in opgroeit.
Waar ik nog benieuwd naar ben, is welke hulp in de praktijk aan ‘scheidingskinderen’ wordt geboden, wat de effecten zijn en of die hulp overeenstemt met wat de deskundigen van belang achten. De sprekers zijn er naar mijn idee in geslaagd het aanwezige publiek tot actie te prikkelen om verantwoordelijkheid te nemen en de juiste zorg voor scheidingskinderen in te zetten.
Literatuur
Groenhuysen, L. van (2002).Ze leefden nog lang en gelukkig. Amsterdam: BV uitgeverij SWP. |
Spruijt, E. & Kormos, H. (2010).Scheiden en de kinderen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. |