Ceterum censeo (Column)

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn, Stafleu van Loghum 2011
10.1007/s12485-011-0035-0

FORUM

Ceterum censeo (Column)
Nieuw elan

Martin van KalmthoutContact Information

(1) 

Contact Information Martin van Kalmthout
Email: martin.vankalmthout@planet.nl

: 26  2011


vrijgevestigd psychotherapeut en schrijver

De Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (NVP) wil de psychotherapie nieuw leven inblazen. Ze wil een organisatie zijn voor alle psychotherapeuten, de fragmentatie van psychotherapeutische referentiekaders en methoden tegengaan en de verbinding tussen psychotherapeuten versterken, zo blijkt uit recente brochure van het nieuwe bestuur voor alle leden (NVP, 2011). Ook wil de NVP een oude droom in vervulling doen gaan: de psychotherapie verheffen van de nederige positie van een basisregistratie (een zogenaamde artikel-3-registratie) naar het hoogste van het hoogste, namelijk een specialistische registratie (een zogeheten artikel-14-registratie). Daarmee zou de psychotherapie op gelijk niveau komenmet de klinisch psychologen en de psychiaters en uitstijgen boven de gz-psychologen. Ik kan het enthousiasme en de ambities van het bestuur alleen maar toejuichen en roep iedereen die nog geen lid is van de NVP op dat onmiddellijk te worden.

Het kan snel gaan. Ik herinnerme nog hoe we indertijd als hoofdopleiders psychotherapie en leden van de Kamer Psychotherapeut een hard gevecht voerden omhet zelfstandige beroep van psychotherapeut in Nederland te behouden. We verloren de strijd van degenen die psychotherapie wilden reduceren tot een ‘verrichting’ van de klinisch psycholoog en de psychiater. In dit gevecht stonden vooral de psychologen onderling lijnrecht tegenover elkaar. Op het spel stond de vraag of de klinisch psycholoog het zou winnen van de psychotherapeut. Toen de strijd beslecht was, sloot de overheid het register van psychotherapeuten en dat betekende automatisch het einde van de zelfstandige opleidingen tot psychotherapeut. Belangstellenden voor psychotherapie konden alleen nog psychotherapeutisch geschoold worden door via de gz-opleiding te kiezen voor de opleiding tot klinisch psycholoog, waar onderwijs in ‘de verrichting psychotherapie’ deel van uitmaakte.

De overwinning bleek gelukkig een pyrrusoverwinning. De echt psychotherapeutisch geïnteresseerdenmerkten dat ze in de KP-opleiding onvoldoende aan hun trekken kwamen. Het probleem was evenwel dat ook de gz-opleiding een laag psychotherapeutisch gehalte had, met als gevolg dat voor een grote groep opleidelingen enkele jaren geen geschikte psychotherapieopleiding beschikbaar was. Totdat – dankzij een soort ‘administratieve vergissing’ – het register psychotherapie weer werd geopend en in het verlengde daarvan ook de zelfstandige beroepsopleidingen tot psychotherapeut van start gingen. Al snel bleek dat voor deze opleidingen veel belangstelling was en dat is goed nieuws voor de NVP: de jeugd heeft nog steeds volop belangstelling voor psychotherapie.

Het streven van de NVP om van psychotherapie een artikel-14-beroep te maken is vanuit bovenstaande te begrijpen: het gaat erom dat psychotherapie een zelfstandig beroep is en datmoet in de opleiding en in de status binnen de GGZ tot uitdrukking komen. Toch is dit streven niet zonder problemen en het is goed dat we ons dit van meet af aan realiseren. De status van specialisme roept allereerst de vraag op waar psychotherapie een specialisme van is. In de huidige constellatie is dat duidelijk: het is een specialisme van de gz-psychologie, die op haar beurt een voortzetting is van de universitaire psychologieopleiding. De vraag lijktme of we daar als psychotherapeuten zo blij meemoeten zijn, gezien de ontwikkelingen in de academische psychologie en de inhoud van de huidige gz-opleiding. Ik vraag me af of deze vooropleidingen inmiddels niet zo vreemd zijn aan de psychotherapeutische attitude en werkwijze dat ze eerder averechts werken dan als een mooie voorbereiding op het specialisme psychotherapie.

Ik schreef in mijn vorige column al dat de academische psychologie zich de laatste decennia in snel tempo heeft ontwikkeld tot een neurowetenschap. Ik heb zelf ervaren dat psychotherapeutisch georiënteerde vakken al jaren steedsmeer uit de psychologieopleiding verdwijnen. Ik denk daarbij aan elementaire gespreksvaardigheden en persoonsgerichte vorming van de studenten zelf. Ligt het niet erg voor de hand dat psychologiestudenten deze elementaire gespreksvaardigheden vanmeet af aan krijgen en leren dat psychologie over jezelf gaat en dat het voor een hulpverlener belangrijk is zicht te hebben op eigen sterke en zwakke kanten? Dat mag voor psychotherapeuten vanzelfsprekend zijn, vanuit natuurwetenschappelijk perspectief zijn dit archaïsche onderdelen van de opleiding die vanzelf overbodig worden als de wetenschap verder vordert.

Deze ontwikkeling is op zichzelf niet nieuw. Zo herinner ikme – net als veel lezers neem ik aan – hoe aan ons eerstejaarsstudenten psychologie als eerste boodschap werd overgebracht dat we nietmoesten denken dat psychologie over onze eigen problemen en die van anderen ging, maar over in het laboratorium verkregen wetenschappelijke bevindingen. Ons bleek al snel dat die bevindingen weinig met het gewone leven te maken hadden en zeker niet met onze problemen. Sommigen besloten daarom iets anders te gaan studeren, de meesten wachtten geduldig tot zij zich na het kandidaatsexamen konden gaan specialiseren in de klinische psychologie – waar, althans in die tijd, nog een heel ander soort psychologie werd gedoceerd.

Het lijkt erop dat de toen ingezette invulling van de academische psychologie in onze tijd in een zodanige stroomversnelling is gekomen dat we ons de vraag moeten stellen of een specialisme psychotherapie niet onvermijdelijk een specialisme van de neurowetenschap zal zijn. Overbodig om te zeggen dat het er niet om gaat of een gepaste hoeveelheid kennis over het brein zijn plaats heeft in een psychologie en psychotherapieopleiding, maar wél dat kennis over de hersenen de hoofdschotel gaat worden en dat typisch psychologische en psychotherapeutische kennis en vaardigheden naar de marge verschuiven of helemaal verdwijnen uit de opleiding. Dat zou in het ergste geval betekenen dat psychotherapeutisch geïnteresseerde psychologiestudenten eerst de psychologieopleidingmoeten uitzitten en vervolgens de gzopleiding, voordat zemet het echte werk kunnen beginnen. Bovendien dreigt het gevaar dat die psychotherapieopleiding nog maar weinig te maken zal hebben met wat we nu onder psychotherapie verstaan. Een mogelijke invulling ervan zou in de richting kunnen gaan van ‘de toepassing van bevindingen uit laboratoriumonderzoek op de behandeling van psychische stoornissen’. Dat zou een onaanvaardbare versmalling van het psychotherapeutische gedachtegoed betekenen.

Een ander gevaar dat dreigt, is dat het specialisme psychotherapie gedefinieerd gaat worden als een specialisme van de psychiatrie en daarmee het medische model als uitgangspunt neemt. De nu al vaak gebruikte omschrijving van psychotherapie als ‘de behandeling van psychische stoornissen’ wijst in die richting. Ook hier geldt dat er niets op tegen is dat psychotherapeuten een grondige kennis hebben van de psychopathologie, maar dat te vrezen valt dat er van de typisch psychotherapeutische benadering weinig overblijft als zij op diemanier wordt gedefinieerd. En dat gevaar is in het huidige klimaat zeer reëel. Psychotherapie is een discipline die gericht is op het bevorderen van zelfinzicht en zij is geen psychiatrisch/medische methode voor het behandelen van psychische stoornissen, al is er geen twijfel over mogelijk dat ze ook op dat gebied haar eigen bijdrage kan leveren.

Concreet rijst in dit verband de vraag wat nu precies het verschil gaat worden tussen het specialisme klinische psychologie en het specialisme psychotherapie. Een van de redenen die indertijd voortdurend werd aangevoerd om de psychotherapie als zelfstandig beroep af te schaffen was dat het verschil met de klinisch psycholoog te verwaarlozen is. Gaan we in de nabije toekomst in dit opzicht een herhaling van zetten krijgen?Mocht dat zo zijn dan is het van het grootste belang duidelijk te zijn over de identiteit van psychotherapie en over het verschilmet het specialisme klinische psychologie.

Er zijn misschien geen reële alternatieven voor de inbedding van psychotherapie in de academische psychologie en de gezondheidszorgpsychologie – des te meer reden omervoor te waken dat het psychotherapeutische gedachtegoed in alle breedte en diepte vorm krijgt in een eventueel specialisme psychotherapie. De NVP werpt zich terecht op als belangenbehartiger van alle psychotherapeuten. Maar wil zij ook de hoeder zijn van het psychotherapeutische gedachtegoed? Zal zij daar pal voor staan in de vele commissies die in de toekomst ongetwijfeld gevormd zullen gaan worden om het curriculum van het specialisme psychotherapie in te vullen? Ik wacht de resultaten met spanning af, maar ben er niet gerust op.

dr. martin van kalmthout is vrijgevestigd psychotherapeut en schrijver.

Correspondentieadres: martin.vankalmthout@planet.nl


Literatuur

NVP (2011). Wij stellen ons graag aan u voor…. Utrecht: Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie. (deze brochure is te bestellen via nvp@psychotherapie.nl)
 
Naar boven