W. Vandereycken & R. van Deth (2009). Psychotherapie. Van theorie tot praktijk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. 260 pp., € 45,–

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn, Stafleu van Loghum 2011
10.1007/s12485-011-0039-9

GELEZEN

W. Vandereycken & R. van Deth (2009). Psychotherapie. Van theorie tot praktijk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. 260 pp., € 45,–

Hans Wiersema1

(1) 

: 26  2011


klinisch psycholoog en psychotherapeut

In hun inleiding stellen de auteurs ‘dat er behoefte bestaat aan een goede inleiding in de psychotherapie: breed, maar niet oppervlakkig, genuanceerdmaar ook kritisch, gefundeerdmaar toegankelijk.’ Ik zal betogen dat deze doelstelling voor een groot deel gehaald is, al vallen er wel een paar kritische kanttekeningen te plaatsen.

Het boek is als volgt opgebouwd: hoofdstuk 1 geeft een historische inleiding en een samenvattend overzicht van vragen en thema’s die in de psychotherapiediscussie spelen. Vervolgens worden de verschillende therapievormen ontleed op drie aspecten: behandeldoel (klacht- of persoonsgericht), werkwijze (een meegaande of sturende therapiestijl en een nadruk op respectievelijk ervaren, begrijpen of oefenen) en context (therapeutische relatie en behandelingscontract).

De hoofdstukken 2 tot enmet 6 beschrijven achtereenvolgens de psychodynamische, de cliëntgerichte, de gedrags-, de cognitieve en de systeemtherapie volgens een vast sjabloon: ontstaan en ontwikkeling, theorie, kenmerkende aspecten van de therapie, en ten slotte een kritische beschouwing van sterke en zwakke punten van theorie en praktijk.

De laatste twee hoofdstukken (7 en 8) vormen samen met hoofdstuk 1 het algemene kader. Hoofdstuk 7 bespreekt de voordelen en beperkingen van randomized controlled trials en stelt criteria voor hoe je kunt beoordelen of een therapie effect heeft en hoe je een te gemakkelijke conclusie dat de cliënt therapieresistent is kunt vermijden. Verder worden de mythen van behandelprotocollen doorgeprikt, wordt voorgesteld om ‘placebo-effect’ te vervangen door ‘non-specifiek effect’ en wordt besproken hoe psychotherapieën met elkaar en met farmacotherapie te combineren zijn en wat de stem van de cliënt in dezen is.

Hoofdstuk 8 beschrijft de risico’s en bijwerkingen van psychotherapie, zoals verergering van de klachten of therapieverslaving van de cliënt, seksueel en andermachtsmisbruik door de therapeut, burn-out en compassiemoeheid ten gevolge van diens niet goed onderkende almachtswensen. De paragrafen over kwaliteitsbewaking en beroepsbescherming sluiten hier goed bij aan. Ten slotte is er nog een lijst van gebruikte begrippen en afkortingen en een lijst van Nederlandstalige websites over psychotherapie (waarin overigens de website van de NVPP ontbreekt).

In deze acht hoofdstukken hebben de auteurs een grote hoeveelheid informatie verwerkt. Bovendien hebben ze in plaats van een overdaad aan voetnoten gekozen voor een grote hoeveelheid in kleur gedrukte ‘kaders’ met aanvullende informatie. Dit vergt wel enige zelfbeheersing van de lezer: omde grote lijn te volgen doet deze er goed aan bij eerste lezing van een hoofdstuk de kaders over te slaan en deze pas te bekijken voor hij aan het volgende hoofdstuk begint. Zeker een beginner zou anders in hetmateriaal kunnen verdrinken. Want hoewel het woord ‘Inleiding’ in de titel ontbreekt, is het duidelijk dat het boek is geschreven als studieboek voor mensen die in psychotherapie zijn geïnteresseerd, maar er betrekkelijk weinig van weten. Voor hen is het een voortreffelijk overzichtswerk, boordevol goed leesbare informatie. Het lijkt mij verplichte studiestof voor psychologiestudenten en zeker voor eerstejaarsdeelnemers aan de gz- en basispsychotherapieopleidingen. Wie dit boek zorgvuldig heeft bestudeerd, kan gefundeerdmeepraten over wat ermomenteel gaande is in de psychotherapie.

De hoofdstukken over de verschillende therapievormen – met een vaste structuur van geschiedenis, theorie, behandelpraktijk en kritische beschouwing van voordelen en beperkingen – vereenvoudigen het vergelijken enmaken het de lezer daardoor mogelijk om zich een eigen oordeel te vormen. Daarbij zijn de auteurs er doorgaans goed in geslaagd om kritisch te zijn, zonder partijdig te worden, al nemen ze doorgaans wel behoedzaam stelling.

Alleen in hoofdstuk 1 wordt hun eigen positie niet duidelijk. Zij stellen daar: ‘Psychotherapie (…) lijkt zich precies in die fase van verwarring en heterogeniteit te bevinden die voorafgaat aan de komst van een nieuw systeem dat alle voorgaande benaderingen in zich verenigt.’ (p. 12) Je zou nu een pleidooi voor een integratieve benadering verwachten, maar in plaats daarvan stellen ze zonder uitleg: ‘Het is weinig waarschijnlijk dat dit in onze geavanceerde technosamenleving zal gebeuren.’Waarom weinig waarschijnlijk en vanwaar opeens die technosamenleving? Doelen ze hiermee op hun angst voor een toekomst van de psychotherapie zoals ze die in kader 1–5 verwoorden? Namelijk een psychotherapie die wordt ‘herleid tot een geprotocolliseerd confectiepak, met strikte richtlijnen voor een kortdurende, klachtgerichte aanpak van specifieke stoornissen.’ Ze voorspellen dat de therapeutische scholen dan zijn uitgeschakeld en dat de zorgverzekeraars een beperkt aantal protocollen zullen vergoeden, zodat alleen nog zogenaamde ‘psychotherapeuten’ uit ‘een alternatief welzijnscircuit’ zich zullen afzetten ‘tegen een gedigitaliseerde wereld waarin menselijk contact geen economische waarde heeft.’ (p. 10)

Het blijft echter onduidelijk wat volgens hen dan wél een optimale ontwikkeling zou zijn. Wellicht moeten we die zoeken in wat hun in de paragraaf over eclecticisme versus integratie voor ogen staat, namelijk ‘dat de toepassing van behandelprotocollen (…) steeds zal moeten worden afgestemd op de houding van de cliënt. Anders gezegd: de therapeut zal hoe dan ook gebruikmoeten maken van een praktisch eclecticisme dat gestuurd wordt door het zich ontwikkelende veranderingsproces.’ (p. 186) Als voorbeeld van zo’n praktisch eclecticisme zou men de schemagerichte therapie kunnen opvatten, omdat zij volgens kader 5–3 niet alleen gebruikmaakt van cognitieve technieken, maar ook vanmethodieken en technieken uit de psychodynamische en cliëntgerichte benadering, die volgens de auteurs toch al teloorgegaan, respectievelijk op hun retour zouden zijn.

Naar mijn mening wordt die laatste gedachte mogelijkmede veroorzaakt doordat in hoofdstuk 2 wordt voorbijgegaan aan de nieuwere, evidence-based psychodynamische behandelmethoden, zoals de transferencefocused en de mentalization-based therapieën. Want daardoor kunnen de auteurs nog steeds beweren dat het in de ‘psychodynamische therapie (…) niet [gaat] omhet behandelen van klachten of symptomen in het hier en nu, maar om het achterhalen van de ontstaansgeschiedenis ervan in de vroege jeugd’ (p. 63). Een dergelijke uitspraak verwart niet alleen middel (het verleden verhelderen) en doel (persoonlijkheidsverandering), maar verraadt ook dat de auteurs blijkbaar niet op de hoogte zijn van het feit dat psychoanalytische psychotherapeuten, zoals Kernberg, tegenwoordig focussen op het analyseren en veranderen van iemands huidige interactiepatronen in het leven en tegenover de therapeut, en dat begrip voor het verleden daarbij kan helpen, maar niet doorslaggevend is, laat staan een doel op zichzelf. Kortom, een volgende druk zal nog een paar extra kaders moeten toevoegen.

Tot slot nog een kleinigheid: in kader 8–17 over de beroepenstructuur wordt de brief vanminister Borst uit 2002, waarin zij psychotherapie als basisberoep wil opheffen, als laatste nieuws gepresenteerd. Kennelijk is dit er bij deze 2e druk doorheen geglipt.

Afgezien van genoemde kanttekeningen is dit een soepel geschreven inleiding, waarin de auteursmet succes hun motto toepassen: zakelijke informatie hoeft niet saai te zijn; specialistische informatie hoeft niet ingewikkeld te zijn. Demoeite die het gekost moet hebben om al deze informatie overzichtelijk bijeen te brengen ziet men er niet aan af. En dat is een groot compliment.

hans wiersema, klinisch psycholoog en psychotherapeut, is docent en supervisor aan de RINO Noord Holland en bij de NVPP, en is werkzaam in eigen praktijk te Almere.

Naar boven