Zelfhulp is in. De markt wordt overspoeld met ‘How to…’-boeken: hoe kun je in 10 stappen van je alcoholisme, in 6 stappen van je depressie enmet 8 sleutels van je posttraumatische stressstoornis afkomen. Hoewel veel professionals geneigd zijn om wat argwanend naar zulke boeken en zeker naar zulke pretenties te kijken, kunnen deze boeken zeker waardevol zijn. Dat geldt watmij betreft in elk geval voor de twee bovengenoemde titels: het ene over niet-medicamenteuze behandeling van depressie en het andere over het overwinnen van posttraumatische stressstoornis.
Beide boeken hebben een niet-orthodoxe benadering, zijn goed gedocumenteerd en pleiten voor maatwerk, toegesneden op de patiënt. Beide zijn ook een beetje overdreven-optimistisch Amerikaans, maar als je daar doorheen kijkt, valt er ook een hoop uit te leren.
Allereerst Ilardi. De auteur is klinisch psycholoog aan de universiteit van Kansas en heeft onderzoek gedaan naar en gepubliceerd over zowel de medicamenteuze als niet-medicamenteuze behandeling van depressie. Hij breekt een lans voor niet-medicamenteuze methoden om van depressie te genezen en doet dat op tamelijk overtuigende wijze.
In het eerste hoofdstuk gaat de auteur in op de epidemie van depressie in de laatste tien jaar: 25% van de Amerikanen krijgt ooit te maken met een depressie; in Nederland maakt jaarlijks zo’n 8% van de mensen een depressie door. De auteur vraagt zich af of onze levensstijl hier een grote rol speelt en stelt datmenselijk lichaam en geest niet ontworpen zijn voor de postindustriële omgeving. In veel opzichten zouden de hedendaagse Amerikanen tot de gelukkigste mensen uit de wereldgeschiedenismoeten behoren. Of het nu gaat om zuigelingensterfte, honger, medische zorg, levensverwachting, materieel welzijn, op al deze gebieden is de moderne westerse mens beter af dan de overgrotemeerderheid van de mensen die ooit geleefd hebben. Demens uit het stenen tijdperk – en het geldt ook voor enkele hedendaagse volkeren zoals de Amish in de VS of de Kaluli in Nieuw-Guinea – was gewend aan een leven in de buitenluchtmet veel lichaamsbeweging, een sobere voeding, veel sociale steun en een nachtrust vanminstens tien uur. En juist dat ontbreekt in de 21e eeuw: de meeste westerlingen leiden een zittend bestaan, geïsoleerd van anderen, binnenshuis, met te weinig slaap, te veel fast food en een jakkerend tempo.
De door Ilardi beschreven aanpak beoogt verandering van deze levensstijl. De ‘Therapeutische levensstijlverandering’ (TLV) is een gecombineerd programma (zie later) dat, zo blijkt uit gerandomiseerd onderzoek van de auteur aan zijn eigen universiteit, net zo goed of beter werkt dan medicatie: een halvering van de depressieve symptomen werd bereikt bij 25% van de patiënten met de gebruikelijkemedicamenteuze behandeling, en bij 75% van de patiënten met het TLV-programma.
In hoofdstuk 2 wordt demedicamenteuze behandeling van depressie kritisch onder de loep genomen: zoals gezegd is slechts ongeveer een kwart van de patiënten na twaalf wekenmedicamenteuze behandeling volledig hersteld en de vraag is of placebobehandeling niet bijna dezelfde resultaten geeft. Bovendien heeftmedicatie bijwerkingen, neemt het effect vaak af bij langdurig gebruik en komen de symptomen vaak terug na het stoppenmet de medicatie. Bij ernstige depressies kanmedicatie vaak verlichting geven, maar de geweldige vlucht die het voorschrijven van antidepressiva de afgelopen decennia heeft genomen, is niet te rijmenmet de beperkte effectiviteit van deze medicijnen.
In dit hoofdstuk laat de auteur zich ook kritisch uit over psychotherapie: de werkzaamste vorm van psychotherapie is volgens hem een therapie die patiënten activeert om dingen te doen: 56% van de patiënten zou dankzij gedragsactivatie opknappen, tegenover slechts 36% met cognitieve gedragstherapie. Ook over electroconvulsieve therapie (ECT) is Ilardi erg kritisch; hij noemt het ‘de wanhoopskuur’ en stelt dat demeeste ECTpatiënten terugvallen en dat patiënten na elke ECT-sessie dagenlang aan ernstig geheugenverlies leiden. Hij heeft gelijk dat terugval ook na ECT regelmatig voorkomt – overigens vaak na een spectaculaire initiële verbetering; maar de ernstige geheugenstoornissen worden door hem overdreven.
In het tweede deel van het boek worden de zes stappen van de Therapeutische levensstijlverandering stuk voor stuk toegelicht. In het kort gaat het om: voedingmet een juiste hoeveelheid omegavetzuren, stoppenmet piekeren, voldoende lichaamsbeweging en licht, sociaal contact en een goede nachtrust. In elk hoofdstuk wordt helder uitgelegd wat het nut is van elk onderdeel en hoe cliënten gemotiveerd kunnen raken. Veel nadruk ligt op ‘dingen doen’; desnoods ga je als therapeut zelfs met de cliënt wandelen. Bovendien hamert de auteur erop dat alle zes stappen in samenhang dienen te worden toegepast. Het laatste hoofdstuk gaat over wat te doen als je obstakels tegenkomt. Het lukt je bijvoorbeeld niet omje goede voornemens uit te voeren (tip: zoek een begeleider, behandelaar of coach), je blijft toch piekeren (tip: stel een signaal in op je mobieltje en observeer op datmoment je gedachten en handelen; of pieker 10 minuten per dag, niet langer). De meeste tips zijn herhalingen van wat er al in de eerdere hoofdstukken opgemerkt is, hoewel ze nu handig onder elkaar gerangschikt staan.
Al met al heeft dit geleid tot een goed leesbaar boek met, op een paar kleine uitzonderingen na, waardevolle en juiste informatie. Hoewel de meeste stappen al in andere programma’s genoemd worden, zit de kracht van dit boek in de gecombineerde aanpak en het stapsgewijze programma dat per week uitgebreid wordt. Het zou de moeite waard zijn om een dergelijke benadering te implementeren in een psychiatrische polikliniek of zelfs in de eerste lijn voor licht totmatig depressieve patiënten. Het boek is zowel voor patiënten als hulpverleners geschreven, al denk ik dat een aanzienlijk deel van de depressieve patiënten toch een intensieve begeleiding nodig zal hebben om het programma vol te houden. Veel patiënten vertonen comorbiditeit met bijvoorbeeld verslaving of persoonlijkheidsstoornissen, en dan zijn de obstakels vaak groot.
Het tweede zelfhulpboek behandelt acht sleutels tot de genezing van trauma. In tegenstelling tot Ilardi is Rothschild een ervaringsdeskundige. Zij is daarnaast ook psychotherapeut en trainer op het gebied van traumaverwerking. In haar heldere en leesbare boek schopt zij een aantal heilige huisjes om, en zij onderbouwt haar standpunt met eigen ervaringen en met recente neurobiologische onderzoeksresultaten. De auteur nodigt de lezer uit omhet boek kritisch te lezen en steeds na te gaan welke onderdelen hem of haar aanspreken. Dit is ook een van de redenen waarom zij geen heftige casuïstiek in het boek heeft opgenomen – dat zou tot hertraumatisering kunnen leiden. Soms is deze stijl wat irritant en doet hij betuttelend aan, bijvoorbeeld in zinnen als: ‘Denk eraan, ik heb zelf ook PTSS gehad.’ (p. 132)
Elk hoofdstuk heeft dezelfde opzet: een korte uitleg met een voorbeeld, een theoretische onderbouwing, adviezen, vragen en oefeningen, evaluatie en implementatie. Een verfrissende stelling van Rothschild is bijvoorbeeld: beginmet de epiloog, dat wil zeggen: met het feit dat je het trauma hebt overleefd. Veel mensen blijven hangen in het herhalen van het trauma, in plaats van blij en opgelucht zijn dat ze het overleefd hebben. Het trauma opnieuw doorleven is niet nodig voor herstel. De flashbacks waar veel mensen na een trauma last van hebben, krijgen in de ogen van de auteur vaak te veel nadruk: als je cliënten ervan weet te overtuigen dat flashbacks alleen maar herinneringen zijn en niet het trauma zelf, kun je de impact van de flashback verminderen.
Vaak blijven mensen zichzelf verwijten maken na het trauma (waarom heb ik niet iets anders/beters gedaan en daarmee het trauma voorkomen), en houden daarmee de illusie van zelfcontrole in stand. Toegeven dat je niet alles onder controle kan hebben in het leven, is een moeilijkemaar ook een opluchtende stap en helpt om het trauma achter je te laten.
Hoewel sommige adviezen en opmerkingen enigszins open deuren zijn, geven de uitstapjes naar de theorie van psychologie en neurobiologie dit boek een meerwaarde. Ook is het boek uitnodigend voor de lezer omdat het maatwerk van traumatherapie benadrukt wordt. Bovendien is dit een boek van een ervaringdeskundige diemet recht van spreken de boodschap overbrengt dat mensen van PTSS kunnen genezen.
moniek thunnissen, psychiater, is A-opleider en hoofd Programma persoonlijkheidsstoornissen van het GGZ-West-Noord-Brabant te Bergen op Zoom.