De vereniging voor cliëntgerichte psychotherapie organiseerde haar congres over onmacht en kracht in een bijzondere ambiance, namelijk in Burgers’ Zoo. Een passende omgeving, zei Eli Kok, de voorzitter van de vereniging, in zijn openingstoespraak, omdat er op deze congresdag ruimte is gemaakt voor vogels van verschillende pluimage en voor een veelheid aan soorten. Mits ze gezond zijn en een stamboom hebben, voegde hij eraan toe. Getuigt de keuze van de omgeving al van lef, dat geldt nog meer voor de keuze van het onderwerp van dit congres. Want een congres over de onmacht van de therapeut is eigenlijk not done in deze tijd van RCT’s en grote ego’s. Toch is de aandacht voor dit onderwerp hard nodig, want iedere therapeut komt ermee in aanraking en zou er zijn kracht van moeten maken: hoe om te gaan met situaties van onmacht, aldus de voorzitter.
De voorzitter van de congrescommissie, Theo Maagdenburg, plaatste in zijn inleiding tegenover onmacht niet het begrip ‘macht’, omdat dit begrip een ongelijkwaardige relatie veronderstelt, maar ‘kracht’. Hij maakte een onderscheid tussen drie soorten van onmacht: kleine onmacht, georganiseerde onmacht en impliciet geweld. ‘Impliciet geweld’ is een soort onmacht waarmee de ene persoon de ander uitsluit, definieerde hij. In dit verband noemde hij de dynamiek van ‘impliciet geweld’ waarbij de onmacht doorgeschoven wordt naar de ander. Een cliëntgerichte benadering, besloot hij, is bij het omgaan met onmacht in therapeutische situaties een belangrijke kracht, omdat de therapeut zich niet in de expertrol plaatst en situaties van onmacht op een accepterende, empathische wijze tegemoet treedt.
Het ochtendprogramma bestond verder uit een lezing en een workshop, het middagprogramma uit een lezing, een workshop en een afsluiting. Mick Cooper, hoogleraar Counseling aan de Universiteit van Stratheclyde in Glasgow, hield een boeiende lezing met als titel ‘Powerlessness. An existential perspective’ (zie http://www.strath.ac.uk/counsunit/features voor zijn powerpointpresentatie). Bij het onderwerp ‘machteloosheid’ geeft een existentialistisch perspectief een duidelijke richting aan, namelijk dat de mens nooit geheel machteloos is. De mens heeft altijd een zekere mate van macht en keuzevrijheid. Cooper haalde Sartre aan: een mens is ‘gedoemd’ te kiezen; ook als hij niet kiest, maakt hij een keuze.
In de therapeutische situatie is een cliënt nogal eens geneigd om deze macht te ontkennen. Dit om verschillende redenen, bijvoorbeeld omdat erkenning van je macht angst inboezemt en je verantwoordelijk maakt voor je eigen handelen. Een slachtofferpositie lijkt dan comfortabel met de daarbij passende cognitie: Ik krijg toch nooit (voor elkaar) wat ik wil. Hier is de misvatting aan de orde dat macht en keuzevrijheid impliceren dat je kunt krijgen wat je wilt. Integendeel, de werkelijkheid legt veel beperkingen en grenzen op. De therapeut helpt in dit kader de cliënt de grenzen van de werkelijkheid te accepteren en daarbinnen zijn macht te benutten en te ervaren. Soms is een confronterende aanpak op zijn plaats waarin steeds de verantwoordelijkheid van de cliënt zelf beklemtoond wordt (zie het motto van Cooper boven dit verslag). Meestal moet het genoemde existentialistische perspectief worden aangevuld met de uitgangspunten van de cliëntgerichte benadering, zoals acceptatie en authenticiteit.
In de eerste workshopronde koos ik voor ‘Suïcidaliteit en onmacht’ van Anne Gaijmans, ‘ervaringsdeskundige’, en Theo Maagdenburg, arts/psychotherapeut. Het onderwerp ‘suïcidaliteit’ leek mij per definitie veel onmacht op te roepen en ik was benieuwd naar de uitwerking. Ongeveer veertig mensen namen deel aan deze workshop. De discussie werd kort ingeleid: suïcide of pogingen daartoe roepen veel gevoelens van onmacht op, bij de cliënten en bij de omstanders, ook bij de professionele. De reacties van de therapeuten zijn meestal opvallend weinig (zichtbaar) emotioneel, eerder afwijzend.
Een aantal deelnemers verweerde zich tegen deze stelling: in het algemeen reageren we met veel begrip, zo meenden zij. Maar het wordt ons vaak moeilijk gemaakt: bijvoorbeeld door de cliënt die een tentamen suïcide voor vrijdagmiddag vijf uur aankondigt, en ook door het management dat weinig begrip toont voor de legitieme wens van sommige cliënten om niet meer te willen leven. Helaas kwamen de afwijzende, onmachtige reacties die wel aan de orde zijn bij onze beroepsgroep nauwelijks meer aan bod. Ik denk dat we hiervoor een duidelijker kader in de inleiding misten. Anne Gaijmans liet ter afsluiting beeldend werk zien en las een tekst voor uit een suïcidale periode in haar leven. Even was de onmacht of de handelingsverlegenheid in de groep voelbaar.
André Wierdsma, hoogleraar aan de Nyenrode Business Universiteit, verzorgde de middaglezing ‘Handelen: balanceren tussen maakbaarheid en broosheid’. Hierin wees hij op de onmacht in organisaties. Een belangrijke oorzaak van deze onmacht is de splitsing tussen denken en doen. De groep die nadenkt over het beleid van de organisatie zijn de managers, maar zij stuiten bij de uitvoering op de onwelwillende uitvoerders, op de professionals die zich niet gehoord voelen. Als reactie maken de managers nog meer beleid en keren de professionals zich steeds meer af van de organisatie als geheel. Het resultaat: managers en professionals die elkaar op een onmachtige manier ‘in de tang’ hebben. Managers onderkennen in dit verband onvoldoende de beperkte maakbaarheid van hun organisaties. Ze moeten vooral laten zien dat ze hun uitvoerders kunnen beschermen en steunen. Ook moeten managers helder stelling durven nemen, vond Wierdsma. Hij noemde als voorbeeld Louis van Gaal die het nukkige gedrag van Arjan Robben, wanneer deze gewisseld wordt, zeer duidelijk corrigeert. Vragen die ik mezelf bij deze lezing stelde: wat is in dit verband het parallelle proces bij het contact tussen de psychotherapeut en zijn cliënt? Hebben zij elkaar, evenals managers en professionals, ook ‘in de tang’, en wat is hierbij een krachtige en een beschermende opstelling van de therapeut?
De behandeling van vluchtelingen heeft mijn interesse. Daarom koos ik voor de workshop ‘Intercultureel en cliëntgericht: een perfecte match’ van Felix Olthuis, zelfstandig coach en consultant. Hij hield een nogal abstract betoog over culturele verscheidenheid. Culturen zijn gelijkwaardig maar hebben verschillende ‘conversatiestijlen’ ontwikkeld. Zij hebben, oppervlakkig gezien, verschillende mythen maar hierin keren steeds dezelfde, universele thema’s terug. Om de verschillende ‘conversatiestijlen’ uit andere culturen te begrijpen is een cliëntgerichte benadering ‘de perfecte match’, omdat het bij de behandeling van vluchtelingen in het bijzonder gaat om empathisch luisteren en verstaan, zo beweerde hij. Jammer dat deze workshop weinig informatief was. Zo miste ik voorbeelden van verschillende ‘conversatiestijlen’ en van de acculturatieproblemen die hierdoor ontstaan, ook in de therapiekamer.
In de uitwerking van deze dag werden zeer uiteenlopende aspecten van de onmacht en de kracht van de therapeut belicht. Dit was een verdienste maar het had ook een keerzijde, want hierdoor werd dit onderwerp breed en soms vaag. Inderdaad, allerlei vogels van verschillende pluimage kwamen deze dag langs in de Zoo, maar ik vind dat de vogel van de onmacht, ‘de vleugellamme’, onvoldoende gespot is.