Deze dag begon met een hedendaagse interpretatie van het sprookje van de rattenvanger van de gebroeders Grimm. Een ietwat ongure maar vrolijk geklede, Mexicaans uitziende man lokte de aanwezigen die bij aankomst in het Provinciehuis te Leuven koffie stonden te slurpen, met luid maar opzwepend gitaarspel naar de aula. De studiedag kon zo perfect op tijd beginnen en werd ingeleid door de gastvrouw van de dag, Monica Gundrum, tevens een van de redacteuren van de daar gepresenteerde bundel van Gundrum en Stinckens (2010). Een bij tijd en wijle zeer humoristische Gundrum vertelde hoe het brainstormen over de presentatie van het boek uitgroeide tot het plan om een studiedag te organiseren voor een zeer divers publiek. Het concept van de dag was, wat men in Leuven noemt: een typisch hapjetapje: een gevarieerd culinair parcours waar je hapjes kan proeven uit verschillende culturen. De deelnemers konden kennismaken met een rijkdom aan therapeutische opdrachten, praktische oefeningen, methodieken en creatieve werkvormen gepresenteerd door een verscheidenheid aan therapeuten.
De opkomst was groot en divers. In het publiek zaten therapeuten uit verschillende scholen: kindertherapeuten, cliëntgerichte, Gestalt-, gedrags- en systeemtherapeuten en zelfs één non-verbaal therapeute: de hond Laia, die later zijn beste pootje zou voorzetten bij de presentatie van een van de oefeningen.
Tijdens een van de eerste presentaties bracht een bevlogen gedragstherapeute, Wendy De Pree, een actieve ontspanningsoefening voor kinderen. Zij slaagde erin om het publiek gewillig een kindvriendelijke versie van progressieve relaxatie te doen uitvoeren. De therapeute gaf aan dat ze zelf een nogal drukke dame is en demonstreerde op het podium hoe geweldig ontspannend het kan zijn om als een tinnen soldaatje met stijf opgespannen spieren rond te lopen om vervolgens in een zachte zetel neer te ploffen, als slappe spaghetti op een schotel.
Ik was aangenaam verrast door de boeiende presentatie van het Squiggle game van Winnicott door Tine Marrain, cliëntgerichte en systeemtherapeute. Dit is een oefening die zich tussen diagnostisch en therapeutisch contact situeert en die bedoeld is om het fragiele contact met jonge kinderen op een speelse manier mogelijk te maken. Het publiek kreeg de instructie om aan de hand van een willekeurige krabbel van de buur op een blad papier iets te tekenen en daarna samen te bespreken wat er van de krabbel geworden was. De tekening begint te leven dankzij de ongedwongen communicatie tussen de krabbelaar en de tekenaar. Het is een oefening die de cliënt en de therapeut faciliteren om op een speelse manier een therapeutisch contact mogelijk te maken, mits de therapeut erop toeziet dat hij of zij afstemt op datgene wat de cliënt in de tekening brengt.
Na de pauze toonde Eva Lambrecht, systeemtherapeute, hoe een hond in een therapeutische context kan ingezet worden om contact te krijgen met zintuiglijke gevoelens en om sociale interacties te vergemakkelijken. Omdat de oefening ‘Hoe lekker ruikt een hond?’ op mij toch enigszins ongewoon overkwam, sprak ik Lambrecht tijdens de pauze aan over haar ervaringen met een therapeutische hond. Ze vertelde dat mensen die elkaar nog niet eerder ontmoet hebben, toch spontaan een praatje beginnen te maken als ze een hond bij zich hebben. Bovenop het plezier dat de zorg voor en de interactie met een hond kan geven, is het dier vaak een brug om mensen terug in de sociale realiteit te brengen. Kinderen zullen spontaner reageren op een hond en meer openstaan voor de rustgevende en uitnodigende invloed van het dier. Een hond, aldus Lambrecht, heeft van nature een houding van onvoorwaardelijke acceptatie. Wanneer mensen die veel problemen hebben, hun hoofd in hun handen leggen en wensen dat ze nooit geboren waren, beginnen honden niet misprijzend te blaffen. Een hond loopt niet weg, komt naar de mens toe en zoekt nabijheid op een gepaste manier. Hij vlijt zich tegen iemand aan die verdriet heeft en dat kan zeer troostend zijn. Lambrecht merkte begrijpelijkerwijze op dat therapeutisch werken met honden niet voor iedere therapeut, cliënt of hond weggelegd is. Het moet wel degelijk om een hond gaan die geselecteerd is om als therapiehond te fungeren.
Ik was ook nieuwsgierig naar wat de uit Zeeland afgereisde gedragstherapeut Paul Rijnders mij kon leren over John Wayne. Rijnders vraagt aan cliënten met angstgerelateerde stoornissen om enkele meters in zijn spreekkamer te lopen. Hij let daarbij op de afstand tussen de voeten die volgens hem meestal te kort is. De therapeut maakt de cliënt daarop attent en legt uit hoe daardoor een gevoel van onevenwichtigheid kan ontstaan tijdens het stappen. De therapeut demonstreert vervolgens de John Wayne-houding (bekken laag en voeten op schouderbreedte) en oefent met de cliënt hoe het mogelijk is om via het aannemen van deze houding een beter evenwichtsgevoel te creëren. Cliënten krijgen vervolgens de opdracht om alert te zijn op de afstand tussen hun voeten als ze angstgevoelens voelen opkomen en om zo mogelijk de John Wayne-houding aan te nemen.
Na de middag volgde ik een alweer geanimeerde maar te korte presentatie van de interactionele barometer, een oefening bedoeld voor therapeuten zelf. Monica Gundrum legde uit hoe therapeuten aan de hand van gerichte vragen kunnen loskomen van de inhoud van het verhaal van de cliënt om zich meer te richten op de betekenis van de interactie met de cliënt. Wat zou ik als kind tegen deze cliënt zeggen (‘Stop met zeuren, mens!’)? of, wat heb ik als therapeut zelf nodig van de cliënt (‘Doe eens iets met wat hier gezegd wordt!’)? Gundrum gaat ervan uit dat de meeste therapeuten goed opgeleid zijn om de beleving van de cliënt empathisch te reflecteren, maar te weinig hebben leren stilstaan bij de eigen behoeften die in de therapeutische interactie ontstaan. Sommige therapeuten leggen een eindeloos geduld aan de dag als zij naar de verhalen van hun cliënten luisteren, maar vergeten om op tijd en stond contact te maken met de eigen noden. Therapeuten worden ook niet opgeleid om in het gesprek met de cliënt aan te geven wat ze zelf ervaren of denken, terwijl een gepaste confrontatie toch zeer therapeutisch kan werken.
Ten slotte heb ik ervoor gekozen om de workshop van Ellen Gunst , cliëntgerichte en forensisch therapeute, te volgen. Zij presenteerde een oefening die bij aanvang van een groepstherapie kan gebruikt worden om cliënten te helpen hun innerlijke ervaringen te exploreren. De aanwezige deelnemers mochten uit ongeveer vijftig geplastificeerde prenten een beeld kiezen dat hen op een of andere manier boeide. Gunst vroeg om even stil te staan bij datgene wat aansprak in het zelfgekozen beeld. Daarna werden de deelnemers uitgenodigd om hun ervaringen in de groep te delen. Er werd bijvoorbeeld gezegd dat spreken over het gekozen beeld je niet alleen doet nadenken over thema’s of ervaringen waar je in vastzit, maar ook suggesties kan aanreiken over datgene waar je naar verlangt. Een andere deelnemer vertelde dat de concentratie op het beeld helpend is om over jezelf te spreken omdat de blikken van de groep niet op de persoon maar op de foto gericht zijn. Een zelfgekozen beeld kan ook helpen om in een groep te leren spreken omdat de communicatie en confrontatie minder overweldigend is. Werken met beelden is ten slotte ook interessant voor cliënten die niet zo communicatief zijn. Omdat een beeld vaak voor zichzelf spreekt, hebben cliënten minder woorden nodig om duidelijk te maken aan anderen waar het op staat.
Na de workshops in de namiddag werden de deelnemers door de rattenvanger het auditorium in gedreven voor een verrassingsact. Twee goochelaars toverden het aangekondigde boek, vers van de pers, uit de grote kist die op het podium stond. De titel ‘De schatkist van de therapeut’ verwijst naar de grote verscheidenheid aan boeiende therapeutische oefeningen die door een even grote verscheidenheid aan therapeuten uitgeschreven werden. De oefeningen zijn bedoeld om het proces van de cliënt te stimuleren en om de mentale hygiëne van de therapeut zelf te bevorderen. Zowel kindertherapeuten als therapeuten die werken met volwassenen of met groepen kunnen in dit boek iets van hun gading vinden. De redactie heeft de oefeningen volgens verschillende criteria gerangschikt zodat de geïnteresseerde lezer gemakkelijk een oefening kan vinden die past bij een bepaalde doelgroep, setting of indicatie.
Ik kijk met tevredenheid terug op deze studiedag. Het was fijn om in een creatieve context inspiratie op te doen over het boeiende vak van de therapeut en om met een hoofd vol ideeën en gevulde handen huiswaarts te mogen keren.
Literatuur
Gundrum, M. & Stinckens, N. (red.) (2010). De schatkist van de therapeut. Oefeningen en strategieën voor de praktijk. Leuven: Acco. |