Inleiding

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 2010
10.1007/BF03096147

Inleiding

Inleiding

Els Van Daele

: 3  2012



In hun Forumbijdragen uiten Cuijpers en Hafkenscheid in dit nummer en De Wolf in het vorige nummer enkele zeer pertinente bedenkingen over de essentie van het psychotherapiebedrijf, naar aanleiding van de beslissing van het College van Zorgverzekeringen om de klassieke psychoanalyse te schrappen uit het basispakket. Hun opmerkingen en vragen hebben vooral te maken met de wetenschappelijke basis en de economische lasten van psychotherapie. Zo is het een goede zaak dat hulpverleningscentra en therapeuten die werken met gemeenschapsgelden verantwoording afleggen over de manier waarop zij die middelen besteden en over de resultaten van hun therapeutische werk. Het is bovendien uitermate zinvol als deskundigen nadenken over hoe belangrijke wetenschappelijke en economische inzichten kunnen vertaald worden naar de complexe praktijk van de psychotherapeutische wereld.

Maar dit is slechts één kant van de medaille. Want misschien is er wel degelijk iets mis als die wetenschappelijke en economische aanpak de essentie van psychotherapie naar een secundair plan doet verschuiven? Een van de vragen die voorlopig onbeantwoord blijven, is wat deze evolutie in de richting van meer wetenschappelijke legitimering en economische optimalisering betekent voor de toekomst van de psychotherapie. Betekent dit dat er een onomkeerbare evolutie ingezet is die hulpverleners meer en meer onder druk zet om hun begeleidingen technisch en strategisch te structureren naar gelang de vigerende wetenschappelijke en economische resultaten? Betekent dit dat we evolueren naar een samenleving waarin de psychotherapeut de cliënt maar kan tegemoet treden voor zover diens hulpvraag vertaalbaar is in een diagnose? En hoe willen we omgaan met al die psychische problemen die het vermogen van de wetenschap te boven gaan? Misschien mogen we ons voorlopig gelukkig prijzen dat niet alle wetenschappers psychotherapeuten zijn en omgekeerd!

En over medailles gesproken… gisterenavond won de Nederlandse finalist met de welklinkende naam Hannes Minnaar de derde plaats in het Koningin Elisabeth Concours. Wie deze wedstrijd voor piano 2010 gevolgd heeft, kon niet alleen prachtige en innemende muziek horen maar ook enkele technisch zeer begaafde jonge pianisten aan het werk zien. Deze perfecte pianisten konden op veel bewondering rekenen maar slaagden er niet in om het publiek rillingen te bezorgen. Minnaar daarentegen vertelde een persoonlijk en inspirerend verhaal. Hij viel op als een boeiende muzikant die de muziek van binnenuit begrijpt.

Er is veel dat psychotherapeuten technisch beheersen tegen de tijd dat ze afgestudeerd zijn. Maar wat goede psychotherapeuten van minder goede onderscheidt, heeft vooral te maken met hun persoonlijke en inspirerende stijl om cliënten met respect tegemoet te treden door aandachtig te luisteren, door hun woorden zorgvuldig te kiezen en de tijd te nemen om cliënten op verhaal te laten komen. Ik vraag me soms af of het geen tijd is om een Concours Reine Beatrix te organiseren voor psychotherapeuten?

In het eerste artikel van Neeleman en Toering slaat de liefde toe onder de vorm van huiselijk geweld. Huiselijk geweld is vaak onzichtbaar maar komt veel meer voor dan we durven denken: 45% van de koppels, mannen én vrouwen in de Verenigde Staten en in Europa, zegt ervaringen opgedaan te hebben met geweld in huiselijke kring. Waarschijnlijk is dit zelfs een onderschatting. Heel wat koppels blijken gevangen te zitten in een oorlogslogica. Ze zijn zeer inventief in het vinden van rechtvaardigingen om de nijdige huishoudelijke oorlogen die zij met mekaar voeren, te legitimeren. De tragedie is dat hun intieme oorlog het belangrijkste geworden is en dat partners zich niet meer realiseren hoe groot de werkelijke prijs is die ze voor al dat geweld moeten betalen. En hoewel mannen en vrouwen in gelijke mate slachtoffer zijn van huiselijk geweld is het traditionele hulpverleningsperspectief gesepareerd en vooral gericht op mannelijke daders en op vrouwelijke slachtoffers. In het Kenniscentrum voor relatieproblematiek ‘De Keerkring’ is men afgestapt van de aloude idee van seksespecifieke hulpverlening. Neeleman en Toering beschrijven het behandelingsprogramma dat specifiek ontworpen is voor ‘paren’ wier relatie gewelddadig is.

In het tweede artikel vraagt Bot zich af hoe taal een barrière vormt voor psychotherapie. Ze bespreekt twee verschillende vormen van communicatiestoornissen tussen therapeuten en allochtone cliënten. In eerste instantie is de vreemde taal een belangrijke hindernis in de hulpverlening aan allochtone cliënten. Dit is begrijpelijk omdat veel problemen in de hulpverlening aangemeld, vertaald en herkend worden via taal. Nochtans is de infrastructuur en de regelgeving voor het inschakelen van tolken in de publieke sector in Nederland zeer goed uitgewerkt. Uit een klein onderzoek van Bot blijkt dat gemiddeld 25% van de vertaalbeurten in therapeutische gesprekken niet goed is. Hoewel het therapeutische karakter van het gesprek door deze vertaalproblemen in het gedrang komt, is het opmerkelijk dat de subjectieve indruk van de gesprekspartners, zowel de allochtoon, de tolk , de therapeut als de observator, overwegend positief blijft. Bot vraagt zich af hoe dat mogelijk is. In tweede instantie moet zowel de therapeut als de cliënt een zekere culturele kloof overbruggen om gesprekstherapie mogelijk te maken. Veel therapeuten verwachten dat hun cliënten kunnen voelen, denken en spreken in termen van de cultuur van de hulpverlener, zodat het taalprobleem niet de enige barrière is in de hulpverlening aan allochtonen. Bij cliënten van vreemde origine wordt het ‘vreemde’ vaak eerst gezien, waardoor het zicht op het menselijke lijden bemoeilijkt wordt. Hierdoor krijgen therapeuten het idee dat hun vertrouwde manieren van werken bij allochtonen niet voldoen. Taal wordt met andere woorden ook gebruikt als een reden om juist niet aan hulpverlening te moeten beginnen.

In de rubriek ‘Gelezen’ krijgt u weer zin om verder te lezen: deze keer drie leerrijke recensies. Vooreerst wordt de keizer van zijn nieuwe kleren ontdaan in de bespreking van Claassen van een boek waarin schematherapie en mindfulness verbonden worden tot een praktische training bij persoonlijkheidsproblematiek. Pannekoek bespreekt het nieuwste boek van de gerenommeerde onderzoeker en schrijver Thomas Ogden over onbewuste communicatie. Hafkenscheid ten slotte stelt u de belangrijkste ingrediënten voor van een psychotherapeutische benadering specifiek voor chronisch depressieve patiënten die met andere behandelingen onvoldoende geholpen werden.

In de rubriek ‘Gehoord’ kunt u een bespreking lezen van Hamburger over de Dag van de Psychoanalyse. Ook hier worden we erop gewezen dat cijfers niet voor zichzelf spreken en dat persoonlijke verhalen zich niet zomaar laten uitrekenen maar gehoord en begrepen moeten worden. Tamminga neemt u mee naar een congres over de nieuwste ontwikkelingen in de behandeling van de gevolgen van vroegkinderlijk chronisch trauma.

Naar boven