Inleiding

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 2009
10.1007/BF03080512

Redactioneel

Inleiding

Els Van DaeleContact Information

(1) 

Samenvatting  
Enkele weken geleden, terwijl ik in een groot warenhuis in een lange rij richting kassa schoof, zag ik voor mij een vrouw die een andere vrouw zachtjes op de schouder tikte. Hun gesprek trok mijn aandacht omdat ik zag hoe de tranen over het gezicht van de ene vrouw rolden terwijl ze een doodsprentje toonde aan de andere vrouw. Ik hoorde haar vertellen hoe de problemen

Het heeft iets van het regenen,het vallen ervan, het vallen en hoehet wegloopt, van verwensen, of dathet over was. Van ijs heeft het datheel harde water, en hoe het tochbreekt, van verdrinken het niet willen.Het rode, warme, niet van de wijnmaar van het tegendeel, en vanvergif de nasmaak ervanPatricia de Martelaere, 2002, p. 38

Enkele weken geleden, terwijl ik in een groot warenhuis in een lange rij richting kassa schoof, zag ik voor mij een vrouw die een andere vrouw zachtjes op de schouder tikte. Hun gesprek trok mijn aandacht omdat ik zag hoe de tranen over het gezicht van de ene vrouw rolden terwijl ze een doodsprentje toonde aan de andere vrouw. Ik hoorde haar vertellen hoe de problemen van haar zoon mettertijd ondraaglijk geworden waren en hoe moeilijk het geweest was om hem uiteindelijk tot bij een specialist te krijgen in een psychiatrisch ziekenhuis. De moeder vertelde hoe boos en verdrietig ze zich voelde omdat ze er de afgelopen cruciale maanden niet meer in geslaagd was om haar intuïtie te volgen en haar zoon vaker te bezoeken dan voorzien werd in het therapeutisch programma. Nochtans waren de dokters en de verpleging heel zorgzaam en vriendelijk. Haar zoon had nieuwe medicatie gekregen en dat gaf haar hoop dat zijn depressie kon opklaren.

Toen ik ten behoeve van deze inleiding de artikelen van dit nummer las, spookte deze gebeurtenis telkens opnieuw door mijn hoofd. Niet alleen omdat mijn verdriet over recent overleden dierbare vriendinnen en collega’s opwelde, maar ook omdat het mij als therapeut confronteerde met het gegeven dat hulpverleners niet zo goed zijn in het leven met onzekerheid, met het ongewisse, met het fundamenteel onzegbare, met de dood.

Therapeuten hebben ondanks een toenemend aantal wetenschappelijk gefundeerde inzichten over menselijk denken, handelen en voelen in veel gevallen weinig vat op de problemen van hun cliënten, laat staan op gebeurtenissen die helemaal niet te beïnvloeden zijn. Hulpverlening kan in sommige gevallen zelfs bijkomende ellende in een mensenleven veroorzaken. Zoals uit de lectuur van de drie artikelen in dit tijdschrift zal blijken, richt de hubris van psychotherapeuten zich dezer dagen vooral op de therapeutische relatie en op de doelen en de wederzijdse feedback die daarin volgens de nieuwste wetenschappelijke inzichten aan de orde zouden moeten komen. Tegelijk is het opbouwen van deze zo belangrijke relatie niet vanzelfsprekend omdat therapeuten, net als cliënten, kwetsbare wezens zijn. Het geloof in de maakbaarheid van het goede leven wordt ondermijnd door de confrontatie met een categorie ‘trage vragen’ die slechts beperkt oplosbaar zijn op basis van professionele expertise (Kunneman, 2005, p. 15). Daarmee verwijst Kunneman naar de onontkoombaarheid van vragen die verbonden zijn met ervaringen van eindigheid, oncontroleerbaarheid en onmacht zoals die bijvoorbeeld bij scheidingen, agressieproblemen, conflicten tussen ouders en kinderen maar ook bij ziekte en dood van geliefden of bij vragen over de eigen kwetsbaarheid en levenseinde aan de orde kunnen zijn. Het zijn trage vragen omdat ze van alle tijden zijn.

De Groot, Verheul en Trijsburg openen dit nummer met een systematisch overzicht van de verschillende psychotherapeutische behandelmodellen die de laatste jaren voor de borderlinepersoonlijkheidsstoornis zijn ontwikkeld. De overeenkomsten en de verschillen tussen de specifieke behandelmethoden worden in kaart gebracht en geïnterpreteerd. De bevindingen van de auteurs sluiten aan bij onderzoek dat aantoont dat de aspecifieke, typisch menselijke kenmerken van de persoon van de therapeut belangrijker zijn voor een werkzaam therapeutisch proces dan de technische en theoriegebonden factoren.

In het daaropvolgende artikel beschrijven Yvette Willemse en Anton Hafkenscheid hoe stagnaties in de therapeutische relatie zelfs versterkt kunnen worden wanneer therapeuten zich te veel richten op de specifieke behandeltechnieken ten koste van de therapeutische alliantie. In hun artikel worden methoden en interventies beschreven om therapeutische stagnaties op te sporen en te repareren.

Ook in het artikel van Lidwien Geertjens en Christel Hessels over de werkzame factoren en aandachtspunten in de therapeutische behandeling van adolescenten met persoonlijkheidspathologie staat de werkrelatie centraal, ook al beperkt de behandeling zich hier niet tot de adolescent, maar is ook de relatie met de ouders en de school van belang. Het zal niemand verbazen dat het opbouwen en onderhouden van een therapeutische relatie bij adolescenten met persoonlijkheidspathologie des te kwetsbaarder is en dat deze cliënten de therapeutische stevigheid én sensitiviteit van de therapeut veelvuldig en intensief op de proef stellen.


Literatuur

Kunneman, H. (2005). Voorbij het dikke-ik. Bouwstenen voor een kritisch humanisme. Amsterdam: SWP.
 
Martelaere, P. de (2002). Niets dat zegt. Gedichten. Amsterdam: Meulenhoff.
 
Naar boven