Dit boek heeft een uniek getuigeniskarakter en heeft mij daarom aangegrepen. Het gaat over het einde van de professionele loopbaan als een wezenlijke fase in het leven van een psychotherapeut. Sterker nog, het gaat ook over de eindigheid van de therapeut als menselijk wezen.
In dit boek schrijven zeven auteurs een bijdrage over de betekenis van een levensbedreigende ziekte voor een mens, in het bijzonder voor een psychotherapeut en zijn cliënten. Het boek begint met een eerder in dit Tijdschrift verschenen artikel van Tijhuis (2005). Leo Tijhuis, kinder- en jeugdpsychotherapeut, vertelt over de moeilijke strijd die hij voert met een fysieke sluipmoordenaar. Ongeneeslijk ziek-zijn1 brengt Tijhuis tot een nieuwe betekenis van individuatie als een existentiële dimensie. Individuatie verwijst naar de idee dat ieder mens in zijn eigenheid wil groeien, zichzelf wil verwezenlijken. De kern van individuatie is dat mensen willen leven. De existentiële dimensie betreft het bestaan van het individu. Het gaat om diens oordeel over de zinvolheid van zijn bestaan. De diagnose kanker omvat een confrontatie met de sterfelijkheid. Onze existentie en onze levensopvattingen worden bedreigd. Op overzichtelijke wijze beschrijft Tijhuis zijn individuatieproces als een existentieel veranderingsproces. Doorheen zijn verhaal worden we mee betrokken in zijn beleefde paradox van individuatie en ziek worden: door loslaten verrijken we onze eigenheid.
Een zeer boeiende aanvulling op deze autobiografische reflectie van Tijhuis is de theoretische en ‘spirituele’ onderbouwing van William Yang, theoloog en psycho-energetisch therapeut. Yang geeft de door Tijhuis beleefde existentiële crisis weer als een zingevings- en identiteitscrisis. Interessant is zijn uiteenzetting over het complexe mechanisme dat aan het existentiële verwerkingsproces ten grondslag ligt. Yang benadert dit verwerkingsproces aan de hand van twee dimensies: het relationele aspect, de worsteling met het leven-zoals-het-is, en het intrapersoonlijke aspect, de worsteling met en in jezelf. Deze worstelingen zijn een in tijd gefaseerd proces dat zich slingert tussen hoop en angst, tussen verzet en overgave. Werkelijke acceptatie omvat dan een evenwicht tussen deze twee ogenschijnlijke tegenpolen, waarbij het individu niet blijft steken in één bepaalde manier van omgaan.
Een opmerkelijk aanvullend perspectief van Yang op het individuatieproces is het authentieke spiritualiteitproces. Door een dynamisch evenwicht te vinden tussen verzet en overgave wordt het individu werkelijk zichzelf in zijn relatie tot het leven-zoals-het-is. Dit is de ervaring dat het individu zich opgenomen voelt in een groter geheel en desondanks meer zichzelf is dan ooit. Yang besluit dat de confrontatie met een levensbedreigende ziekte het individuatieproces niet van richting doet veranderen, zoals Tijhuis omschrijft, maar dat het zijn richting vervolgt. Individuatie in het zicht van de nakende dood vraagt niet alleen moed om te leven, maar eveneens moed om te sterven. De existentiële crisis bij kanker versnelt het proces om een verhouding te vinden tussen leven en dood.
In het volgende hoofdstuk vertelt Louise Pijls, zelf psychotherapeute, over haar strijd met borstkanker als een gevecht tussen passiviteit en activiteit. De invloed van kanker op haar functioneren komt daarbij aan bod, en een aantal intrigerende reflecties zoals: hoe vertel je het je cliënten? Wat is de impact van deze mededeling op de cliënten? In welke mate is zelfonthulling functioneel voor het therapeutische proces? Ze geeft een boeiende aanzet tot kritisch denken binnen deze thema’s. In welke mate weerklinkt de ziekte en de ermee samenhangende persoonlijke onzekerheden in uw therapeutisch handelen? Wat is hiervan de impact op de therapeutische werkrelatie? Hoe dienen we als therapeut met deze onzekerheden om te gaan?
Vervolgens vestigt psychiater Jaap Wijkstra er de aandacht op dat het ingaan op zingeving de mogelijkheid biedt om de ziekte in een groter geheel te plaatsen. De existentiële dimensie omvat een kader van denkbeelden dat ruimer is dan het kader waarin het ziek-zijn zich voordoet. Wijkstra komt tot de conclusie dat de persoonlijke existentiële zingeving de biologische, psychologische en sociale dimensie overstijgt. Enkel behandeladviezen die niet in tegenspraak zijn met de existentiële waarden en behoeften van de cliënt zullen opgevolgd worden. Zijn boodschap aan de lezer luidt dan ook dat de existentiële dimensie altijd een sturende werking uitoefent bij de beslissingen van de cliënt.
Tijhuis bezint zich in zijn volgende bijdrage over wat goede hulpverlening inhoudt. Dé ideale therapeut bestaat niet. Daarom pleit Tijhuis voor het goed-genoeg-psychotherapeutschap. De goed-genoeg-psychotherapeut reflecteert op zijn eigen handelen als professional. De vraag in hoeverre je als therapeut je kwetsbaarheid mag delen met je cliënten komt dan meer op de achtergrond te staan. Belangrijker is om na te gaan en je bewust te blijven van hoe je als ‘gewonde genezer’ tot beslissingen komt.
Eric Dyckhoff sluit het boek af met een aangrijpend metaforisch verhaal over de cellospeler die naar de ontoereikende vervolmaking streeft – een prachtig einde dat de lezer doet stilstaan bij het moedige individuatieproces van Leo Tijhuis.
Deze compilatie is bijzonder ongewoon en uitermate indrukwekkend. Tot nu toe heeft weinig literatuur zich geconcentreerd op de existentiële dimensie bij kankerpatiënten. Bijgevolg biedt dit boek een unieke bijdrage tot zowel de psycho-oncologie als het psychotherapeutisch handelen. Het is een aanrader voor hulpverleners die geconfronteerd worden met een ernstige ziekte en eindigheid. Binnen de oncologische zorg biedt dit boek eveneens een rijke aanvulling voor de therapeutische werkrelatie. De behandelende therapeut krijgt inzicht in de existentiële belevenissen van de cliënt. Kortom, het is een waardevol werkstuk voor elke praktiserende psychotherapeut die zich verder wil bezinnen op de existentiële dimensie binnen het therapeutische werkgebied.
Literatuur
Tijhuis, L. (2005). Serie Een Bijzondere Casus: De individuatie van een psychotherapeut met een zeldzaam carcinoom. Tijdschrift voor psychotherapie, 31, 101-121. |
1 | Leo Tijhuis overleed op 3 maart 2006 aan een zeldzame vorm van kanker. |