Yalom in Nederland. Symposium Rino-groep, NVP en NVGP. Utrecht, 2 oktober 2007

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 2008
10.1007/BF03078415

Gehoord

Yalom in Nederland. Symposium Rino-groep, NVP en NVGP. Utrecht, 2 oktober 2007

Hans SnijdersContact Information

(1) 

Samenvatting  
Irving Yalom verwierf brede bekendheid onder psychotherapeuten met zijn standaardwerk over de theorie en praktijk van groepspsychotherapie. De eerste editie dateert uit 1975; inmiddels is de vijfde, geheel herziene uitgave verschenen (Yalom & Leszcz, 2005). In 1980 publiceerde hij zijn standaardwerk over existentiële thema’s die in psychotherapie voorkomen (Yalom, 1980). De congrescommissie was er na lang aandringen in geslaagd om Yalom (76 jaar) over te halen in Nederland te komen vertellen wat hij over existentiële thema’s in de psychotherapie heeft geleerd. Zeshonderd bezoekers bevolkten het Beatrix-theater om hem in de middag aan te horen, nadat ’s ochtends drie romans, die hij voor een breder publiek heeft gepubliceerd, waren besproken.
drs. j.a. snijders, klinisch psycholoog-psychotherapeut, centrum voor persoonlijkheidsproblematiek (CPP) van PsyQ, Den Haag.

Irving Yalom verwierf brede bekendheid onder psychotherapeuten met zijn standaardwerk over de theorie en praktijk van groepspsychotherapie. De eerste editie dateert uit 1975; inmiddels is de vijfde, geheel herziene uitgave verschenen (Yalom & Leszcz, 2005). In 1980 publiceerde hij zijn standaardwerk over existentiële thema’s die in psychotherapie voorkomen (Yalom, 1980). De congrescommissie was er na lang aandringen in geslaagd om Yalom (76 jaar) over te halen in Nederland te komen vertellen wat hij over existentiële thema’s in de psychotherapie heeft geleerd. Zeshonderd bezoekers bevolkten het Beatrix-theater om hem in de middag aan te horen, nadat ’s ochtends drie romans, die hij voor een breder publiek heeft gepubliceerd, waren besproken.

Frans de Jonghe, emeritus hoogleraar, psychiater en psychoanalyticus, analyseerde de plot van ‘Nietzsches tranen’ (Yalom, 1995). Yalom beschrijft hoe Breuer psychotherapie toepast op een wanhopige Nietzsche, die trots is op zijn wanhoop. Breuer besluit zijn eigen, geheime wanhoop op te biechten, in de hoop Nietzsche daarmee te helpen. Nietzsche wordt eerst zijn therapeut. Breuer is in de ban van de mooie patiënte, Bertha, terwijl Nietzsche is afgewezen door een zielsverwante vriendin, Lou. Nietzsches wanhoop leidt tot zelfhaat, omdat hij zijn eenzaamheid niet op edele wijze kan verdragen. Pas na een hypnotherapie bij Freud raakt Breuer genezen van zijn obsessie; hij ziet in dat Bertha bij andere artsen hetzelfde aantrekkende en afstotende gedrag vertoont als ze bij hem deed. Voor Nietzsche is Lou de enige die zijn innerlijke leegte kon opvullen. Nietzsches tranen verschijnen uiteindelijk als hij vertelt dat vrouwen hem corrumperen en misbruiken en als Breuer hem zijn illusie beneemt dat Lou om hem gaf. Het zijn tranen van opluchting omdat Nietzsche voor het eerst zijn gevoelens heeft gedeeld. Hij eindigt zijn leven in eenzaamheid. Breuer past nooit meer een psychotherapie toe en stort zich op zijn medische werk.

Volgens De Jonghe speelde alleen bij Nietzsche een existentieel probleem: ‘Breuer had een intrapsychisch probleem dat existentieel werd omkaderd’. Breuer kampte met een gebrek aan zelfacceptatie, als gevolg van de vele afwijzingen door zijn vader en een vroeg verlies van zijn moeder door overlijden. Zijn negatieve zelfbeeld versterkte Breuers idee dat men hem zag als een charlatan en hij compenseerde zijn minderwaardigheid door Bertha te idealiseren.

Christa Widlund, psychoanaytica en auteur (pseudoniem: Anna Enquist), hield de roman ‘Lying on the couch’ (Yalom, 1996) tegen het licht. De titel is dubbelzinnig: liggen en liegen op de canapé. Het boek is leuk om te lezen maar heeft een cynische strekking. Psychotherapie wordt afgeschilderd als een slapstick. Maar bij herlezing van het boek wordt duidelijk dat het ook over de ontwikkeling van een psychotherapeut gaat. Eén verhaallijn gaat over een psychotherapeut, Lash, die een man behandelt die zijn huwelijk verbreekt. Zijn vrouw Carol is woedend en uit wraak gaat ze onder een schuilnaam ook bij Lash in therapie. Ze wil hem verleiden en vervolgens aanklagen. Met haar kwaadaardige motieven doet ze de waarheid geweld aan, maar Lash experimenteert vanaf de eerste sessie met een echtheidsoffensief. Een andere verhaallijn is die van de supervisor dr. Streider die geobsedeerd is door macht en geld. Hij laat zich overhalen door een patiënt om hem zijn geld te laten beleggen, dat hij vervolgens kwijtraakt. Hij wordt dubbel gepakt. Hij neemt een advocaat in de arm die, zonder dat hij dat weet, de liegende patiënt van Lash is. Aan het slot volgt de apotheose: de supervisor komt tot inzicht, wordt minder materialistisch en Lash weet zijn abstinentie vol te houden en bij Carol met echtheid een doorbraak te realiseren.

Volgens Widlund heeft het boek twee lagen. Oppervlakkig gezien biedt het een aparte visie op de wereld van de psychotherapie, die overdreven, maar met verve en schrijfplezier wordt beschreven. Wat moeten patiënten die het boek lezen wel niet van ons denken? Therapeuten worden afgeschilderd als machtbeluste, lichtgeraakte of jaloerse en verleidbare mannen die de beroepsethiek overschrijden. Toch worden in de verhaallijn van deze slapstick de hoofdpersonen als echte mensen neergezet. Er valt ook een les uit de puinhoop te leren. Psychotherapie is een gevaarlijk beroep: het verlangen naar macht en aardig gevonden willen worden zijn valkuilen. Het boek laat ook zien hoe moeilijk het is om géén applaus te krijgen en verlaten te worden zonder dankbaarheid. De therapeut werkt in stilte, zonder publiek, en moet de idealisering van de patiënt afbreken. Eer wordt hem niet gegund: Carol schrijft haar vooruitgang toe aan externe factoren. Onder de slapstick ligt een tweede laag die meer zicht geeft op het vak. Yalom laat steeds zien hoe men de ethische grenzen professioneel kan vasthouden en wat er mis gaat als men die schendt. Het boek brengt veel van zijn lessen in herinnering: procesaandacht voor de inhoud, respect (voor de afweer), dat vooraf moet gaan aan duiding, concretiseren en het grote thema, en het belang van echtheid of authenticiteit. Om werkelijk een therapeutisch contact tot stand te brengen moet de therapeut echt zijn binnen zijn professionele grenzen. Dat levert een indrukwekkende worsteling op bij Lash, die wordt geconfronteerd met een erotisch geladen overdracht. Op afstand leert hij de functie ervan te begrijpen in intervisie met collega’s: een pleidooi van Yalom om je vragen te stellen aan vertrouwde collega’s en zo je eigen functioneren te verbeteren.

Ad Boerwinkel, psychoanalyticus en psychotherapeut, besprak ‘De Schopenhauer-kuur’ (Yalom, 2005). In dit educatief bedoelde boek is de groepstherapeut Julius – die aan zijn groepsleden laat weten dat hij binnen een jaar zal overlijden – in een machtsstrijd verwikkeld met zijn patiënt Philip ‘Schopenhauer’. Philip is een misantroop, die lijden als de essentie van het leven beschouwt en stelt dat de dood de bron is van de filosofie. De geïdealiseerde overdracht van de groepsleden naar de therapeut belemmert het tegemoetkomen aan de aandachtbehoefte die de groepsleden zelf hebben om hun eigen verliezen te verwerken. Een boodschap van het boek – geen schoolvoorbeeld maar wel een toonbeeld van Amerikaanse groepstherapie – is dat lijden alleen door medelijden is op te lossen. Onder meer de filosofie van Schopenhauer inspireerde Yalom tot zijn visie dat confrontatie met de dood de bron is van leven.

Yalom begon zijn optreden met de opmerking dat existentiële psychotherapie geen aparte ‘school’ is. Wel dienen psychotherapeuten sensitief te zijn voor existentiële thema’s om niet de achter klachten schuilgaande existentiële problematiek over het hoofd te zien. Existentiële thema’s zijn van alle tijden. In het jaar 300 voor Christus schreef de filosoof Epicurus al dat menselijke wanhoop voortkomt uit doodsangst. Volgens Yalom zijn – afgezien van intrapsychische problemen – onze diepste zorgen van existentiële aard: de angst voor onze sterfelijkheid, van het alleen op de wereld (geworpen) zijn en het zoeken naar zin in een zinloos bestaan. Het ligt in het wezen van de mens om voor zijn levenservaringen voortdurend zinvolle, steungevende betekenissen te zoeken. Maar ons leven is toeval, aldus Yalom; er bestaat geen lotsbestemming of ‘leiding van boven af’. Wanneer men het leven slechts als toeval ziet, is het angstaanjagend. Vandaar het bestaan van allerlei afweermechanismen om die angst te verzachten: via symbolische onsterfelijkheid (kleinkinderen, geld, roem) of door het geloof in een uiteindelijke redder. Doodsangst is de moeder van alle kerkgenootschappen. Desondanks kunnen we de dieperliggende doodsangst niet verloochenen. Zo lijken bijvoorbeeld veel nachtmerries te gaan over doodsangst en de poging om eraan te ontsnappen. Wat heeft een therapeut in dit opzicht te bieden? Moet je ‘krabben waar het jeukt’? Nee, want veel patiënten overdekken hun doodsangst met symptomen en een therapeut doet er goed aan verder te kijken.

Grenservaringen zijn vaak de momenten waarop een bewustwording van existentiële zorgen pas mogelijk wordt. Ongelukken, ziekenhuisbezoek of sterfgevallen roepen het besef op: ‘Ik kan ook opeens dood zijn’. De therapeut helpt de patiënt met existentiële zorgen het best door een aantal principes aan te houden, bijvoorbeeld door naast de inhoud te letten op het proces dat zich in de therapeutische relatie afspeelt en door te beseffen dat de patiënt en de therapeut in hetzelfde schuitje zitten als het gaat om sterfelijkheid en alleen zijn. Er is niets anders dan de dialectiek van de dood (‘ik ben er niet meer’) en het leven (ik ben nog niet dood’). Yalom vertelde dat hij veel heeft geleerd van patiënten met kanker die de dood onder ogen durfden te zien en het voorbeeld gaven van de moed om van hun leven te maken wat nog mogelijk was.

Tijdens zijn voordracht besprak Yalom inspirerende praktijkgevallen, zoals een supervisiesessie met een 40-jarige collega, die rouwt over 2 overleden zussen. De supervisant brengt in dat hij zich sterk aangetrokken voelt tot een patiënte, die hij om die reden heeft doorverwezen naar een collega. Maar hij blijft aan haar denken en voelt zich er somber onder. Yalom vraagt hem om ‘bij dat gevoel te blijven’. De supervisant vertelt over zijn moeder die overleed aan kanker na een lang ziekbed toen hij 16 jaar oud was. Yalom vraagt hem of het verdriet over moeders dood samensmolt met zijn verdriet over zijn zussen. ‘En zou het verlangen naar seks de pijn kunnen verzachten en een sterk middel zijn om jezelf te beschermen tegen je eigen doodsangst?’ Yalom vermeldde andere gevallen om te illustreren dat openheid over zijn eigen existentiële opvattingen een patiënt kan helpen. Bij de vraag van een patiënt ‘Hoe ga jij ermee om?’ paste een antwoord als ‘Ik probeer me zeer bewust te zijn van wat ik nu ervaar met jou’ (I put myself in the experience of now). Zijn casuïstiek maakte ook duidelijk hoe kundig hij de therapeutische relatie weet te benutten, bijvoorbeeld bij patiënten die de ervaring van een echte ontmoeting in de therapie bagatelliseren.

Tijdens de discussie kwam uit de zaal de vraag: ‘Wat denkt u van de cognitieve therapie?’ Yalom antwoordde dat het een illusie is om te denken dat je met deze vorm van therapie patiënten echt kunt veranderen. Hij beschouwt dat idee als de waan van de zorgverstrekkers. ‘Als een gedragstherapeut zelf in therapie wil, dan zal hij een échte therapeut zoeken die dieper wil gaan.’

Conclusie: voor wie het boek van Yalom uit 1980 kent, was niet alles wat hij vertelde nieuw. Maar toch was dit een zeer inspirerende ontmoeting met deze begaafde schrijver en docent, die vermoedelijk veel casuïstiek, waarvan hij er enkele besprak, in zijn nieuwste boek (Yalom, 2008) zal opnemen.


Literatuur

Yalom, I.D., & Leszcz, M. (2005). The theory and practice of group psychotherapy (5th ed.). New York: Basic Books.
 
Yalom, I.D. (1980). Existential psychotherapy. New York: Basic Books.
 
Yalom, I.D. (1995). Nietzsches tranen. Amsterdam: Balans.
 
Yalom, I.D. (1996). Lying on the couch. New York: Basic Books.
 
Yalom, I.D. (2005). De Schopenhauer-kuur. Amsterdam: Balans.
 
Yalom, I.D. (2008). Staring at the sun. Overcoming the terror of death. New York: Basic Books.
 
Naar boven