De inwendige mens. Studiemiddag NPI. Amsterdam, 26 januari 2007

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 2008
10.1007/BF03078403

Gehoord

De inwendige mens. Studiemiddag NPI. Amsterdam, 26 januari 2007

Monique WillemsContact Information

(1) 

Samenvatting  
De studiemiddag van het Nederlands psychoanalytisch instituut (NPI) is een jaarlijks terugkerend evenement, dat eens in de twee jaar gaat over kinderen en jeugdigen. Dit jaar was het thema ‘De inwendige mens. Over de betekenis van eten in de ontwikkeling van kinderen en ouders’.
monique willems is onderzoeksstagiaire bij Nederlands psychoanalytisch instituut (NPI).

De studiemiddag van het Nederlands psychoanalytisch instituut (NPI) is een jaarlijks terugkerend evenement, dat eens in de twee jaar gaat over kinderen en jeugdigen. Dit jaar was het thema ‘De inwendige mens. Over de betekenis van eten in de ontwikkeling van kinderen en ouders’. Op deze studiemiddag werden verschillende aspecten van eten belicht en gerelateerd aan verschillende ontwikkelingsperioden, waaronder de vroege ouder-kindrelatie. Speciale aandacht ging uit naar de gezinsrelaties van de (pre)puber, omdat in deze fase vaker eetproblemen ontstaan dan in andere perioden.

Bert Derx, kinderarts/gastro-enteroloog en psychoanalyticus in opleiding, heeft ondermeer interesse in onbegrepen lichamelijke klachten en infant mental health en is vooral werkzaam op het gebied van psychosociale kindergeneeskunde. Hij liet aan het begin van zijn presentatie, getiteld ‘Kleine kinderen, die niet eten: de ouder-kindrelatie als uitgangspunt in een transdisciplinaire benadering’, een foto zien van een klein meisje met een eetstoornis. Derx vertelde dat het van belang is zulke jonge kinderen met een eetstoornis een stepped-carebehandeling te bieden om duidelijk te krijgen welke behandeling het beste aansluit bij de behoefte van zowel kind als ouders. De behandeling krijgt gestalte in het infant mental health team, dat is opgericht in samenwerking met het AMC/EKZ (Emma-kinderziekenhuis) en het NPI. Het team bestaat uit professionals van verschillende discipline, die samenwerken om verstoringen in de interactie tussen ouder en baby al in een vroeg stadium aan het licht te brengen. Elementen als ‘verbaliseren’, ‘tegenoverdracht’ en ‘containment’ maken deel uit van de behandeling, met als overkoepelende visie: ‘mentaliseren’. Met de opmerking ‘voeding staat voor relatie’ probeerde Derx duidelijk te maken dat voeden en gevoed worden zich afspeelt in de affectieve relatie tussen moeder en kind: ‘He and his mother are one and the same’ (Winnicott). Bij eetstoornissen van jonge kinderen is het van belang om niet meteen te zoeken naar de betekenis van het gedrag, maar te kijken naar het geheel van somatiek en psychopathologie.

De tweede spreekster, Marian Ploegmakers-Burg, psycholoog-kinderpsychoanalyticus, besprak het thema ‘Zin in eten: woede en verlangen in de (pre)puberteit’ en ging een stapje verder in de ontwikkeling van het kind. Zij stelde dat liefde, haat en eten in nauwe verbinding met elkaar staan. Eten is niet alleen lust maar ook onlust. Eten heeft niet alleen een individueel karakter maar ook een relationeel karakter; eten is geven en nemen. Niet alleen de gezins- en familiecultuur waarin een jongere opgroeit, maar ook de lichamelijke ontwikkelingen waarmee de jongere te maken krijgt – zoals de puberteit waarin jongeren zich meer bewust worden van hun lichaam – zijn van invloed op het eetgedrag. Zo stelde Ploegmakers dat de emotionele ontwikkeling zorgt voor een toename van innerlijke onrust, emotionele instabiliteit en intense emoties die vaak leiden tot impulsief, riskant gedrag. Eten afwijzen of juist enorme hoeveelheden voedsel verslinden, verschillende ideeën ontwikkelen over wat gezond is en wat niet, dat alles vraagt behoorlijk wat tolerantie en flexibiliteit van de ouder. Belangrijk is dat ouders houvast blijven bieden en conflicten niet uit de weg gaan. Vooral gezamenlijke maaltijden kunnen daartoe bijdragen.

Voor een eetstoornis is maar één remedie: eten! Herstel van het gewicht en een normaal eetpatroon is noodzakelijk voor hervatting van lichamelijke en seksuele ontwikkeling, aldus Ploegmakers. Het is van belang om het gezin bij de behandeling van het kind te betrekken. Individuele psychotherapie combineren met gezinstherapie is een goede behandelingsmogelijkheid. Daarbij zal de individuele psychotherapie zich richten op de eetstoornis als beheersing van behoeften, verlangens en wensen. De gezinstherapie zal proberen ‘transitionele ruimte’ te scheppen – het bespreekbaar maken van differentiatie, angst voor separatie, conflicten en agressie –, die vaak ontbreekt bij kinderen met een eetstoornis maar noodzakelijk is voor een gezonde ontwikkeling.

Filip de Volder, psycholoog en psychoanalyticus in opleiding, trok de aandacht met de titel van zijn presentatie ‘Tussen pizza en haute cuisine: over hunkering, leegte en illusie in een adolescentenanalyse’. Hij begon zijn lezing met de Griekse mythe over Tantalus en eindigde met de begrippen ‘Tantaluskwelling’ – men ziet het begeerde in de onmiddellijke nabijheid maar kan het toch niet verkrijgen – en ‘tantaliseren’, belust maken zonder te bevredigen. Deze begrippen sloten nauw aan bij het klinische vignet van een jongeman die zich in een vergelijkbare toestand van eeuwigdurende honger en dorst bevond. De Volder nam ons mee in de wereld van deze jongeman en maakte duidelijk dat de dynamiek die zich ontwikkelde in de overdracht en tegenoverdracht de kenmerken met zich meedroeg van een persoon die wel de symptomen van een eetstoornis vertoont, maar geen volledig eetsyndroom. Hij refereerde daarbij aan woorden van Gianne Williams die spreekt over de omkering van de container/contained-relatie, maar ook aan de compensatie van de tekortkoming in de affectieve relatie door de inname van calorieën en vitamines. Dit alles werd telkens geïllustreerd met schitterende werken van Salvador Dali, die prima aansloten bij de onderwerpen die ter sprake kwamen.

De laatste spreker van deze dag, Jan Vandeputte, klinisch psycholoog en psychoanalyticus voor kinderen en jeugdigen, sprak over ‘Wat eten we vandaag de dag: over de betekenis van eten door de (ontwikkelings)jaren’. Hij begon met eetmetaforen in het dagelijkse taalgebruik om duidelijk te maken dat ons hele leven in het teken staat van eten. Eten is een noodzakelijke behoefte, maar ook een sociale aangelegenheid. Ook is kennis een vorm van ‘voedsel’: wat nemen we tot ons en wat niet? In het eerste gedeelte ging de aandacht uit naar het ontstaan van de ontwikkelingslijn, de (on)verantwoordelijkheid voor je eigen lichaam en de relatie angsten en eten. Hierbij wees Vandeputte op de opvallende relatieve afwezigheid van latentiekinderen met een eetstoornis; eetstoornissen komen relatief meer voor bij kinderen van 0 tot 5 jaar en bij kinderen vanaf 11 jaar. Ook sprak hij over de eerste moeder-kindcontacten bij het voeden en de bijdrage ervan aan het ontstaan van woorden en (lichaams)taal. In het tweede gedeelte van zijn lezing benadrukte hij dat het erom gaat hoe we eten beleven. Vandeputte wist dit uitstekend te illustreren met een videofragment over een klein meisje dat niet wilde eten. Zij kon uren met een hap eten in haar mond zitten, tot grote frustratie van de moeder. Het dwingende karakter van de moeder tijdens de maaltijd weerhield het meisje ervan te eten. Hiermee liet Vandeputte nog eens zien hoe groot de invloed van de ouders op het eetproces kan zijn. Ter afsluiting van zijn presentatie benadrukte hij hoe belangrijk, en soms ook levensreddend, de multidisciplinaire samenwerking in een team kan zijn bij het behandelen van een kind met een eetstoornis.

Mieke van der Schoot, kinderpsychiater/psychoanalyticus en dagvoorzitter van deze studiedag, benadrukte bij de opening van de middag onder andere hoe belangrijk het is dat er een psychoanalyticus betrokken is bij de behandeling van een eetstoornis. Een eetstoornis is nooit een op zichzelf staand probleem, maar altijd (ook) een relatieprobleem. Veel eetstoornissen gaan samen met een stoornis in het mentaliseren en de behandeling moet dan ook bij voorkeur multidisciplinair zijn.

Alle sprekers slaagden erin om het aanwezige publiek van het begin tot het einde te boeien. Met klinische vignetten en beeldmateriaal wisten de sprekers hun presentaties prachtig te illustreren. Na elke presentatie werd er meestal dankbaar gebruik gemaakt van de gelegenheid om vragen te stellen en dat leverde interessante toelichtingen op. Het NPI kan terugkijken op een zeer geslaagde en informatieve middag.

Naar boven