Psycho-educatie lijkt in de psychotherapeutische praktijk een steeds belangrijker plaats in te nemen. Patiënten een heldere uitleg geven over hun aandoening en de behandeling daarvan verhoogt hun therapietrouw. Maar psycho-educatie is minder eenvoudig dan op het eerste zicht lijkt. Als het gaat om klachten op As I lukt dat de meeste therapeuten nog wel, maar bij persoonlijkheidsproblematiek ligt dat vaak iets moeilijker. Het is in dit kader dat het boekje van Berretty en Korrelboom gesitueerd moet worden. De uitgever heeft inmiddels al zeven van deze boeken op de markt gebracht, onder andere: ‘Leven met een paniekstoornis’, ‘Leven met een dwangstoornis’ en ‘Leven met een manisch-depressieve stoornis’. ‘Leven met een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis’ was voor mij de eerste kennismaking met een boekje uit deze reeks. Eerlijk gezegd betwijfelde ik bij aanvang of ik mijn aandacht zou kunnen houden bij een boekje voor leken, zeker als op de werktafel het stapeltje ‘dringend te lezen’ afschrikwekkende afmetingen aanneemt. Maar het boek is dermate helder, boeiend en vlot geschreven dat ik me met stijgend enthousiasme door de hoofdstukken werkte.
In het eerste hoofdstuk leggen de auteurs stapsgewijs uit wat precies verstaan kan worden onder een persoonlijkheidsstoornis en hoe die zich geleidelijk aan ontwikkelt. Daarbij komt ook het verschil aan bod tussen verlegenheid, sociale fobie en de ontwijkende persoonlijkheidsstoornis (OPS). Ook wordt er op een didactische manier een beschrijving gegeven van de dynamiek van de patiënt die lijdt aan een OPS en van de wijze waarop vicieuze cirkels ertoe kunnen leiden dat een klachtenpatroon chronisch wordt. Tussendoor wordt de lezer wegwijs gemaakt in het reilen en zeilen van de theorie en de praktijk van de psychiatrie. Berretty en Korrelboom illustreren de theorie aan de hand van het verhaal van een patiënte, Muriël Bloem. Er zijn in het boek ook een aantal zelftests opgenomen op het gebied van de persoonlijkheidsstoornis in het algemeen en de ontwijkende persoonlijkheidsstoornis in het bijzonder. Ook de Beck-zelftest is weergegeven. Omdat juist bij de persoonlijkheidsstoornissen de diagnostiek bepaald geen eenvoudige klus is, zag ik zelf niet echt het nut in van deze vragenlijsten.
In het tweede hoofdstuk werken Berretty en Korrelboom de begrippen persoonlijkheid en persoonlijkheidsstoornis uit. Ze doen dat onder meer door de interactie van steun, stress, kracht en kwetsbaarheid (SSKK-model) te belichten, naast het ingewikkelde samenspel tussen biologische en psychologische factoren. Kort wordt ingegaan op de clusters A, B en C uit de DSM IV, waarna de elf persoonlijkheidsstoornissen, en uiteraard in extenso de OPS, worden behandeld. De theorievorming van Eysenck en Beck komen daarbij ook aan de beurt. Ik kan me voorstellen dat niet elke lezer de behoefte heeft om zich in deze hoofdstukken te verdiepen, maar dat is ook juist het leuke van dit boek: je kunt deze hoofdstukken snel doorlezen of je richten op het verhaal van de patiënte. Ieder kan selecteren naargelang zijn behoefte.
Hoofdstuk drie en vier bekijken hoe een persoonlijkheidsstoornis interfereert met de ontwikkelingstaken die zich in het leven van ieder mens voordoen. Tevens worden de voorwaarden aangehaald waaraan potentiële zorggebruikers dienen te voldoen. Op basis van wat op dit moment aan evidentie voorhanden is, kiezen de auteurs voor het beschrijven van een cognitieve gedragstherapie. Ook valt hier weer de zin voor nuance op: een hoerastemming wordt vermeden. Vanuit het verhaal van de patiënte wordt de werkwijze van de cognitieve gedragstherapie transparant gemaakt en wordt tevens aangegeven welke moeilijkheden zich bij de aanvang van, tijdens en na de behandeling kunnen voordoen. Ook de resultaten die met gedragstherapie kunnen worden bereikt, worden met de nodige realiteitszin beschreven. Cliëntgerichte, psychoanalytische en medicamenteuze behandeling worden, zij het dan minimaal, toegelicht. Het boek eindigt met adressen, inclusief waardevolle websites en literatuur, waarmee de geïnteresseerde lezer zijn voordeel kan doen.
Kortom: een zeer toegankelijk boek, waarin naast de heldere formulering ook zeker de zin voor nuancering opvalt en waarin de link wordt gelegd met epidemiologie, etiologie en de beschikbare evidentie. Erg handig is dat op het einde van elk hoofdstuk een samenvatting wordt gegeven van de belangrijkste informatie. Gepopulariseerd heeft in dit werk absoluut niet de bijklank van onwetenschappelijk. De auteurs zijn er naar mijn mening in geslaagd om deze betrekkelijk ingewikkelde materie in eenvoudig taalgebruik te vertalen naar een breed publiek. Een boekje waar ook de hulpverlener inspiratie in kan vinden om de lastige klus van de psycho-educatie op een bevattelijke manier te klaren en dat dan ook in geen enkele psychotherapeutische bibliotheek zou mogen ontbreken. Il faut le faire, zeggen we in Vlaanderen.
Minpunten? De naar mijn smaak oerlelijke Barbie & Ken-kaft, die bij de eerste oogopslag afschrikt. Dat was in ieder geval mijn reactie toen ik het boekje voor de eerste keer zag op de boekenbeurs in Antwerpen. Een essentiëler minpunt vond ik de manier waarop de verschillende persoonlijkheidsstoornissen werden uitgewerkt. De auteurs maken gebruik van een ludieke illustratie van Robinson (1999), waarbij via een plattegrond van een parkeerplaats de manier van parkeren iets vertelt over de persoonlijkheidsstoornis van de eigenaars van de wagens. Leuk voor professionals, maar hier wordt voor de leek de complexiteit onrecht aangedaan en dat is, gezien de degelijkheid van de andere kapittels, een gemiste kans.
Vlaanderen wordt regelmatig vernoemd in de tekst; de auteurs mikken dus, gelukkig maar, ook op de Vlaamse contreien. Jammer dat niet de moeite werd genomen om het verschil tussen Nederland en Vlaanderen in de organisatie van de geestelijke gezondheidszorg te vermelden op de informatieve pagina's achterin het boek.
Literatuur
Robinson D.J. (1999). Disordered personalities. Port Huron, Michigan/Sania, Ontario: Rapid Psychler Press. |