In een tijd waarin evidence based werken, DBC's (diagnose-behandelcombinaties), richtlijnen en behandelprotocollen het veld van de psychotherapie domineren, is dit een nummer dat tot nadenken stemt. De verregaande pogingen om psychotherapie te reguleren komen voort uit twee tendensen. Enerzijds is er de politieke wens om de uitgaven beheersbaar te maken en te bezuinigen op de GGZ. Anderzijds is er de behoefte het vak verder te professionaliseren en de kwaliteit van behandelingen te verbeteren. Deze twee gaan niet altijd samen. Wanneer gekozen wordt voor economische beheersing en bezuiniging zal informatie over variaties, vooral noodzakelijk geachte afwijkingen van een geprotocolleerd behandelproces, onwelkom zijn. Wanneer gekozen wordt voor toename van kwaliteit van behandelen is er juist bijzondere interesse voor informatie over behandelingen die afwijken van het vastgestelde protocol. Belangrijke vragen zijn dan: wat zijn de motieven om af te wijken en waarom voldoet een protocol voor een bepaalde patiënt of patiëntengroep niet?
In het eerste artikel stelt Carpentier onder andere de complexiteit van comorbiditeit aan de orde, in het tweede artikel maakt De Keijser duidelijk waarom een protocol voor rouwverwerking niet voldoende is bij gecompliceerde rouw en in de gevalsbeschrijving van Paesen lezen we over een wel zeer bijzondere patiënt, die lange tijd vele collega's in de GGZ op het verkeerde been wist te zetten.
In zijn artikel over ADHD bij volwassenen stelt Carpentier dat deze aandoening ondergediagnosticeerd wordt. Dit heeft onder andere te maken met comorbiditeit. ADHD gaat vaak samen met psychiatrische stoornissen, in het bijzonder met persoonlijkheidsproblematiek. Wanneer behandeling van de psychiatrische stoornis niet tot voldoende resultaat leidt, zou dit verklaard kunnen worden door het niet onderkennen van ADHD. De behandeling van ADHD bestaat uit psycho-educatie, medicatie en coaching. Het hoofdaccent ligt op psycho-educatie en medicatie. Psychotherapie is volgens de auteur bij deze patiënten meer aanvullend: psychotherapie kan hen helpen de stoornis te accepteren en te leren leven met een verbeterd besef van hun mogelijkheden en beperkingen.
In het artikel van De Keijser gaat het over gecompliceerde rouw. Wanneer het overlijden van een dierbare traumatisch verloopt en gepaard gaat met separatieangst blijken de richtlijnen voor behandeling van rouwproblematiek tekort te schieten. Aandacht voor hechtingsproblematiek en traumaverschijnselen zijn dan eveneens noodzakelijk. De behandeling kan daardoor aanzienlijk langer duren. In de casus die in het artikel wordt besproken, gaat het om zestig zittingen in de loop van drie jaar.
In ‘Een Bijzondere Casus’ van Paesen lezen we over een uitzonderlijke patiënt die in de loop van zijn ziektegeschiedenis 196 keer met uiteenlopende diagnosen kortdurend opgenomen wordt in psychiatrische klinieken. Pas als hij na een delict in de forensische psychiatrie terechtkomt, onthult hij zijn Munchausen-verleden. De context van gedwongen opname maakt het mogelijk deze uitzichtloze spiraal van zelfdestructie en misbruik van de GGZ te doorbreken.
Alle drie de artikelen nodigen ons uit oog te houden voor de uitzondering, het unieke verhaal, binnen de context van standaarden voor psychotherapeutische behandelingen.
In de rubriek ‘Gelezen’ worden drie boeken gerecenseerd. Ten eerste bespreekt Leijssen een bijzonder boek van Linschoten over energietherapie: een transpersoonlijke, paranormale benadering van psychische problematiek. Hierna recenseert Berretty een lijvig handboek van Siegers over supervisie: een twee kilo wegend, gedegen werk met veel theorie maar weinig praktijkvoorbeelden. De Keijser bespreekt ten slotte het boek over afscheidsrituelen van Van der Hart, een bewerkte heruitgave van het boek uit 1987, dat volgens de recensent toch voldoende actuele informatie biedt: rituelen zijn immers van alle tijden.
In de rubriek ‘Gehoord’ krijgt u dit keer drie verslagen van buitenlandse conferenties. Colijn informeert u over de negentiende conferentie van de Society for the Exploration of Psychotherapy Integration, die in mei 2003 werd gehouden in New York. Hij is onder de indruk van het hoge niveau van de conferentie, die dit keer onderzocht hoe essentieel de verschillen zijn in psychotherapiestromingen. Colijn roept ons allen op de volgende conferentie, van 24 tot 27 juni 2004 in Amsterdam, met wederom veel grote namen, bij te wonen. Smith was in mei 2003 aanwezig bij de achtste European Conference of Traumatic Stress Studies te Berlijn, een conferentie waarin nieuwe ontwikkelingen in de behandeling van trauma op de voorgrond stonden en waarin de deelnemers de consequenties van alle oorlogen en andere traumatische gebeurtenissen van de afgelopen jaren weer voorbij zagen komen. Het laatste verslag betreft het drieëndertigste congres van de Europese Vereniging voor Gedrags- en Cognitieve Therapie, met als titel: Science, training and practice of cognitive behaviour therapy, gehouden in september 2003 te Praag. De Burlet geeft een algemene schets van dit congres: een levendig congres met veel uitwisseling onder collega's en, zoals steeds op internationale congressen het geval is, een overdaad van lezingen, workshops en andere sessies.
Deze drie verslagen confronteerden me weer eens met de overvloed aan informatie op ons vakgebied. De individuele psychotherapeut zal een focus moeten kiezen om het spoor niet bijster te raken in de stroom van onderzoeksgegevens, aanbevelingen en richtlijnen.