Deze uitgave is een bewerking van het boek ‘Afscheidnemen. Afscheidsrituelen in psychotherapie’ uit 1987. Van de vijftien bijdragen zijn er twee nieuw en twee herzien. Het boek uit 1987 is weer een uitbreiding van ‘Afscheidsrituelen in psychotherapie’ uit 1981, dat in Nederland succes kende en waarvan ook een Engelstalige versie verscheen. De meeste bijdragen, waaronder het voorwoord van Erika Fromm, zijn dus minstens 22 jaar oud. Toch zijn ze op een enkele na, waarover straks meer, niet gedateerd.
Afscheidnemen is een fenomeen van alle tijden. Dit illustreert Van der Hart in zijn inleidende hoofdstuk aan de hand van de traditionele genezingsrituelen van de Navajo-indianen. De drie ingrediënten zijn: een prestatie leveren, zich identificeren met een hogere macht en uitdrijven van kwade krachten. Het ritueel brengt verandering in de subjectieve beleving van de patiënt en leidt tot herstel. Het geloof dat de deelnemers hechten aan de betekenis bepaalt de kracht van het ritueel en van de verandering. In de moderne psychotherapie helpt de therapeut de cliënt bij het geloofwaardig inrichten van een ritueel. Eerst is er de voorbereidingsfase, waarin de therapeut uitleg geeft, dan volgt de herordeningsfase waarin de cliënt enkele concrete taken uitvoert, zoals een tekening maken, schrijven over datgene waarvan afscheid wordt genomen en verzamelen van verbindende voorwerpen als foto's en beeldjes die de geloofwaardigheid van het ritueel kunnen vergroten. In de afrondingsfase voert de cliënt de afscheidsceremonie uit, waarmee op plechtige wijze afstand wordt gedaan van de verzamelde symbolen. Vaak wordt het verzamelde materiaal begraven of verbrand. Hierna vindt het reinigingsritueel plaats door een bad te nemen of uit te waaien. Tot slot is er het herenigingsritueel: in de vorm van een gezamenlijke maaltijd, bijvoorbeeld met dierbaren, zet de cliënt een nieuwe stap in het leven.
Dit model is niet alleen geïnspireerd door traditionele rituelen, maar ook door de Milanese school van systeemtherapeuten (Selvini Palazzoli en anderen), die samen met hun cliënten rituelen ontwerpen en deze vervolgens voorschrijven om een overgang in het leven te kunnen maken.
Na de theoretische achtergronden in het eerste deel volgt in het tweede deel een serie bijdragen met toepassingen van afscheidsrituelen in de praktijk. Ebbers beschrijft in twee hoofdstukken overgangsrituelen in partnerrelaties en in gezinsverband. Van der Hart, Sargent en Van der Velden werken een ritueel uit als onderdeel van een langdurige therapie en Van Tienen toont hoe pastoraal werkers rituelen kunnen gebruiken. De oude bijdrage van Herman over rouwverwerking na de holocaust is in dit boek uitgebreid met een indrukwekkend verslag van een groep joodse nabestaanden die een reis maakt langs de concentratiekampen waar hun geliefden vermoord zijn. De busreis gaat langs Auschwitz, Birkenau, Majdanek en Sobibor. De deelnemers voeren in de voormalige kampen rituele handelingen uit en trachten op deze wijze afstand te nemen. De groepsleden maken de bovengenoemde fasen door, doen zeer emotionele ervaringen op, willen zich daarvan bevrijden, zoeken en vinden verbondenheid (hereniging) bij elkaar. Toen ik dit hoofdstuk las, vroeg ik me af in hoeverre dit soort confrontaties, zoals het zeven maal lopen rond de berg met as van vergaste joden in Majdanek, bijdraagt aan de verwerking. Zeker als blijkt dat sommigen deze reis reeds voor de derde maal maken. Het boek geeft hier geen antwoord op en bij mijn weten bestaan er geen gecontroleerde studies over het effect van rituelen. Wel is er groeiend bewijs dat niet-confronteren voor nabestaanden in bepaalde omstandigheden beter is voor de verwerking dan confrontatie (Bonanno, 1998
In deel drie beschrijft Dormaar de gedragstherapeutische behandeling met rituelen. Dit – oude – hoofdstuk sluit goed aan bij het vernieuwde hoofdstuk van Gersons over afscheidsrituelen in de behandeling van de posttraumatische stressstoornis volgens het korte eclectische protocol en bij het nieuwe hoofdstuk van Boelen en Van den Bout over rituelen bij cognitieve rouwtherapie. Ze illustreren hoe rituelen kunnen bijdragen tot cognitieve herstructurering en exposure. Rituelen kunnen gebruikt worden om veranderingen in de relatie met de overledene tot stand te brengen en uiting te geven aan de continuering van deze band.
Een bijdrage die over de houdbaarheidsdatum heen is, komt van De Tempe. Haar ‘Rouwen, rouwtheorie en rouwtherapie’ mist belangrijke ontwikkelingen in de rouwtheorie, zoals de takenbenadering van Worden (1992). Hierin wordt het rouwproces geconceptualiseerd in vier taken: acceptatie, de pijn ervaren, sociale aanpassing en in (nieuwe) relaties investeren. Met grote stelligheid beweert De Tempe dat sociale omstandigheden een beslissende rol spelen in het verloop van rouwprocessen. De invloed van persoonlijkheid, eerdere depressies en copingstijl op het rouwproces blijft onderbelicht, evenals de relatief geringe bijdrage van sociale omstandigheden, die uit diverse studies naar voren komt. Ook gaat ze zonder argumentatie in tegen de visie van andere auteurs in deze bundel dat rouw verstoord kan zijn. Deze bijdrage haalt het niveau van dit boek helaas omlaag. Gelukkig wordt dit in de epiloog weer enigszins goed gemaakt door de bijdrage van Van der Hart en Boelen. Ze geven kort en krachtig een overzicht van de eigenschappen van afscheidsrituelen, een taxatie van de rouwproblematiek en een beschrijving van de fasen in het afscheidsritueel. Ook wordt aannemelijk gemaakt dat niet alleen in de directieve therapieën, maar ook in de psychodynamische en non-verbale therapievormen afscheidsrituelen te integreren zijn.
De bijdragen zijn theoretisch niet goed op elkaar afgestemd. Zo is in de oudere bijdragen in het tweede deel bijvoorbeeld te lezen dat de band met de overledene moet worden verbroken, terwijl in recente bijdragen in deel drie juist gepleit wordt voor het vasthouden en herdefiniëren van deze band. Ook de terminologie van de oude en nieuwe bijdragen is verschillend en niet helder. Dat wordt deels opgevangen met een verklarende woordenlijst achterin het boek. Molthoff heeft de vormgeving mooi verzorgd met bij elk deel sfeermakende foto's.
De combinatie van oude, vernieuwde en nieuwe bijdragen maakt Afscheidsrituelen niet tot een evenwichtig theorieboek. Maar voor de psychotherapeut die afscheidsrituelen wil gebruiken, bevat het boek waardevolle informatie. De rijke casuïstiek kan de cliënt ertoe aanzetten een eigen ritueel te bedenken.