J.G.J.M de Haes, L.M. Gualthérie van Weezel, R. Sanderman en H.B.M. van de Wiel (red.) (2001). Psychologische patiëntenzorg in de oncologie. Handboek voor de professional. Assen: Van Gorcum. 374 pp., prijs € 42,-

Tijdschrift voor Psychotherapie
© Bohn Stafleu van Loghum 2003
10.1007/BF03061998

Gelezen

J.G.J.M de Haes, L.M. Gualthérie van Weezel, R. Sanderman en H.B.M. van de Wiel (red.) (2001). Psychologische patiëntenzorg in de oncologie. Handboek voor de professional. Assen: Van Gorcum. 374 pp., prijs € 42,-

Trui VercruysseContact Information

(1) 

Samenvatting  Het boek van De Haes en collega's is enig in zijn soort: een Nederlandstalig werk uitsluitend over de psychologische patiëntenzorg in de oncologie. Oncologie staat voor de leer of kennis der gezwellen. Gezwelziekte of oncologische aandoening is de wetenschappelijke omschrijving van de ziekte ‘kanker’. Kanker is dus een verzamelnaam voor een groep van kwaadaardige ziekten met als gemeenschappelijk kenmerk een ongecontroleerde woekering van cellen.
Trui Vercruysse, kinder- en jeugdpsychologe, is werkzaam als praktijkassistent aan het centrum voor klinische psychodiagnostiek van de Katholieke Universiteit Leuven en als psychologe op de afdeling kinderoncologie van het Universitair Ziekenhuis Gasthuisberg te Leuven.

Het boek van De Haes en collega's is enig in zijn soort: een Nederlandstalig werk uitsluitend over de psychologische patiëntenzorg in de oncologie. Oncologie staat voor de leer of kennis der gezwellen. Gezwelziekte of oncologische aandoening is de wetenschappelijke omschrijving van de ziekte ‘kanker’. Kanker is dus een verzamelnaam voor een groep van kwaadaardige ziekten met als gemeenschappelijk kenmerk een ongecontroleerde woekering van cellen.

De psychosociale oncologie bestaat in Nederland als vakgebied pas sinds ongeveer 25 jaar. In 1993 werd de Nederlandse Vereniging voor Psychosociale Oncologie opgericht. Toch is er nog steeds geen goede omschrijving van het vakgebied en wordt er nog weinig systematisch onderzoek gedaan. In België bestaat dergelijke vereniging nog niet, maar worden wel de eerste stappen gezet. Binnen de BSPHO (Belgian Society of Pediatric Hemato-Oncology), bestaat een cel ‘psy’, waarin de psychologen werkzaam in de kinderoncologie elkaar enkele keren per jaar ontmoeten. Maar gezien de geringe omvang van de groep – vijftien leden over het hele land verspreid – kan hier nauwelijks van een echte beroepsgroep gesproken worden. In de volwassen oncologie zijn zeker meer psychologen te werk gesteld, maar is er nog geen overkoepelende vereniging, al zijn ook hier reeds enkele initiatieven ontstaan. Een aantal van de Vlaamse collega's komt op regelmatige basis samen en degenen die werkzaam zijn in de palliatieve zorg verenigden zich in een werkgroep onder de vleugels van de Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen.

Aan dit lijvige boek werkte een indrukwekkend aantal auteurs mee: in totaal 48, waarvan er slechts één Belg is. Allen zijn in Nederland werkzaam binnen het veld van de oncologie. Met het boek worden drie doelstellingen nagestreefd. In de eerste plaats willen de auteurs het vakgebied expliciteren om op die manier degenen die hierin werkzaam zijn te stimuleren tot reflectie op hun gebied. In de tweede plaats richt men zich met dit boek ook op de psychologische hulpverleners die buiten dit vakgebied werken maar die incidenteel patiënten of cliënten ontmoeten die met deze problematiek te maken hebben. In de derde plaats hopen de auteurs dat door de professionalisering de kwaliteit van de zorg voor patiënten kan verbeteren.

Het boek bestaat uit vijf delen, namelijk: deel 1 – epidemiologische, medische en sociaal-psychologische aspecten; deel 2 – psychologische hulpverlening; deel 3 – capita selecta; deel 4 – kinderoncologie; en deel 5– organisatie en samenwerking. In het eerste deel wordt de huidige medische kennis samengevat, waardoor de lezer in staat wordt gesteld om snel de expertise op te bouwen die nodig is om deze patiënten te kunnen begeleiden.

Doordat in Nederland sinds 1989 landelijk geregistreerd wordt, zijn daar, in tegenstelling tot in België waar de landelijke registratie nog steeds niet goed gecoördineerd wordt, goede epidemiologische cijfers beschikbaar. Deze cijfers zijn ronduit schrikbarend: 39 procent van de mannen en 33 procent van de vrouwen krijgt kanker in de loop van zijn leven of haar leven. De incidentie van kanker stijgt sterk met de leeftijd. De sterfte aan kanker is zeer sterk toegenomen tussen 1950 en 1997, maar hiervoor is ook de stijging van het inwonersaantal en de toenemende vergrijzing van de bevolking verantwoordelijk. Toch is er bij mannen ook een reële toename van het risico op kanker vastgesteld. Bij vrouwen is alleen het risico op borstkanker toegenomen, wat wordt toegeschreven aan het samengaan van een aantal factoren: hogere leeftijd bij de geboorte van het eerste kind, afname van het kindertal, minder en korter borstvoeding en geleidelijke daling van de menarcheleeftijd. De incidentie van andere typen kanker is dan weer sterk verminderd. Een voorbeeld hiervan is maagkanker. Deze daling is vooral toe te schrijven aan betere bewaringsmethoden van voedsel. Het gaat hier steeds om cijfers voor Nederland. Over de wereld verspreid zijn er andere patronen vast te stellen bij het vóórkomen van kanker.

Het cijfermateriaal in dit deel is fascinerend, maar de manier waarop deze medische gegevens beschreven zijn, is dit veel minder. Het vergt van de lezer heel wat volharding om dit weinig boeiend vormgegeven deel door te worstelen. Voor een medische inleiding in de ziekte - of beter de groep ziekten - die men kanker noemt, is het boek ‘Kanker, wat heet? Medische informatie over de ziekte(n), de behandeling en de prognose’ van De Jong (2001) aan te raden. Dit boek is wel duidelijk geschreven.

In dit eerste deel komen verder ook de sociaal-psychologische aspecten van kanker aan bod. Er wordt onder meer ingegaan op de wijze waarop mensen met deze ernstige en weinig controleerbare stresssituatie kunnen omgaan. Hiertoe wordt het copingmodel van Lazarus en Folkman gepresenteerd. Ook de weerslag die kanker heeft op de sociale omgeving van de patiënt komt hier aan bod. Deze hoofdstukken zijn wel vlotter te lezen en ze zijn voorzien van heel wat casusmateriaal. De hoofdstukken in dit eerste deel kunnen apart gebruikt en bestudeerd worden en vormen de basis waarop in het volgende deel de begeleiding van de patiënten geënt wordt. Voor de geïnteresseerde lezer wordt verdere literatuur aangeraden.

Het tweede deel belicht de verschillende vormen van psychologische hulpverlening die in Nederland aangeboden worden. De drie eerste hoofdstukken geven een algemeen kader voor de begeleiding van kankerpatiënten. Hierna passeert een heel uitgebreid scala aan psychologische methoden de revue. Naast de klassieke psychotherapeutische richtingen, in het bijzonder de cognitief-gedragstherapeutische, de experiëntiële, de psychodynamische en de systeemtheoretische, komen heel wat zorgprogramma's aan bod. Veelal gaat het hier om korte, duidelijk afgebakende groepsbegeleidingen die ook geëvalueerd werden. Wie zelf in zijn of haar praktijk een groepsbegeleiding wil starten, kan hier heel wat inspiratie opdoen.

In het derde deel komt een aantal capita selecta aan bod. Hierin vinden we onder meer beschrijvingen van een aantal veelvoorkomende problemen of klachten, zoals angst en depressie, misselijkheid en braken, pijn, vermoeidheid tijdens en na de behandeling, en ontkenning van de ernst van de ziekte. Ook de combinatie van kanker en persoonlijkheidsstoornissen, het optreden van psychosyndromen (dit is het ontstaan van psychische klachten op organische gronden) en de invloed van kanker op de seksualiteit worden duidelijk besproken. Interessant is dat hier ook een hoofdstuk werd opgenomen over alternatieve behandelwijzen bij kanker. Heel wat patiënten stellen immers de vraag of er naast de klassieke behandelwijzen van operatie, chemotherapie en bestraling ook alternatieven zijn, zeker wanneer de klassieke aanpak faalt. Voor de psycholoog of maatschappelijk werker die binnen de klassieke geneeskunde werkt, is het niet gemakkelijk om hier tussen de patiënt en de klassiek geschoolde geneesheren te staan. Dit hoofdstuk reikt een aantal handvatten aan om een eigen houding te kunnen bepalen. Erfelijke tumoren en problemen die ontstaan in de terminale fase van de ziekte worden eveneens besproken. Ook dit laatste hoofdstuk is aan te raden; de auteur gaat hier ook het fysieke aspect van sterven, namelijk hoe het lichaam concreet zijn functies verliest, niet uit de weg.

Het vierde deel behandelt de psychologische hulpverlening aan kinderen met kanker en werd geschreven door Jeanette van Dongen-Melmans, die in 1995 promoveerde op dit onderwerp. Zij blijkt zeer goed in staat om over dit onderwerp te schrijven. Toch vind ik het spijtig dat hier slechts één auteur aan bod komt, terwijl Nederland heel wat andere interessante auteurs op dit gebied heeft. Dat zo veel verschillende mensen eraan hebben meegewerkt, maakt juist de rijkdom van dit boek uit. Voor wie met volwassenen werkt, is dit deel waarschijnlijk voldoende, wie – zoals ikzelf – met kinderen werkt, blijft op zijn honger zitten en leert niet veel nieuws bij. De bijdrage van Van Dongen kan hoogstens worden beschouwd als een – weliswaar goede – inleiding.

Het laatste deel bestaat slechts uit één hoofdstuk, waarin een patiënte gevolgd wordt door het medisch circuit. Uit dit verhaal wordt duidelijk hoe de auteurs een ziekte als kanker benaderen: de ziekte als onderdeel van het menszijn op dat moment. De patiënt moet daarom multidisciplinair benaderd worden; de behandeling richt zich op de persoon als geheel, niet alleen tot de kanker als corpus alienum. De mogelijkheden en moeilijkheden van deze multidisciplinaire aanpak worden in dit onderdeel geïllustreerd. Hierbij wordt duidelijk dat de gezondheidszorg rond de kankerpatiënt zeer complex is.

De meeste hoofdstukken van dit boek zijn vlot geschreven en rijkelijk voorzien van praktijkvoorbeelden. Elk hoofdstuk bevat een korte verwijzing naar de literatuur voor wie zich verder wil verdiepen in het specifieke onderdeel. Elk deel wordt afgesloten met een uitgebreide literatuurwijzer voor wie wil starten met een grondige studie.

Dit rijk gevulde boek mag naar mijn mening niet ontbreken op de boekenplank van psychologen en maatschappelijk werkers die werkzaam zijn in het snel groeiende veld van de psycho-oncologie. Zij zullen er heel wat nuttige handvatten vinden om hun begeleidingswerk vorm te geven.


Literatuur

De Jong, W. (2001). Kanker, wat heet? Medische informatie over de ziekte(n), de behandeling en de prognose. Leusden: De Tijdstroom.
 
Naar boven