Jaargang 2022, uitgave 4 | 2 |
Een kritische analyse*
Anton Hafkenscheid
Supervisie is een substantieel onderdeel van de postdoctorale opleidingen in de ggz. Uit een review van zeven jaar geleden (Hafkenscheid, 2015) kwam destijds naar voren dat er weinig evidentie was voor de werkzaamheid van supervisie. Onderzoek naar de werkzaamheid van supervisie bleek schaars, en het beschikbare onderzoek schoot methodologisch tekort. Dit artikel is een update van de eerdere review. Voor deze update konden aanzienlijk meer studies worden geïncludeerd dan voor de vorige. Met de bevindingen van de nieuwe studies neemt het ondersteunend bewijs voor de werkzaamheid van supervisie echter niet noemenswaardig toe. Ook de methodologische kwaliteit van de nieuwere studies bleek niet veel beter in vergelijking met de oudere studies. Verschillende auteurs hebben theoretische/filosofische of methodologische metaperspectieven op supervisie geformuleerd. Twee metamodellen worden uitgewerkt in het tweede deel van dit artikel. Ze kunnen wellicht helpen om nieuw onderzoek naar de werkzaamheid van supervisie methodologisch te verbeteren, maar ook beter te laten aansluiten bij de opgaven van de supervisiepraktijk. Stringent onderzoek naar de werkzaamheid van supervisie vereist namelijk standaardisering van supervisie-interventies, en die eis staat haaks op het ideaal van responsiviteit: een supervisie die optimaal is afgestemd op de unieke ontwikkelingspunten van de individuele supervisant. De kosteneffectiviteit van supervisie is bij een gestandaardiseerd supervisieaanbod wellicht eenvoudiger te berekenen dan bij een responsief (afgestemd, geïndividualiseerd) aanbod. Beide metamodellen impliceren dat responsieve supervisie weleens doelmatiger en effectiever zou kunnen zijn. De vraag naar de kosteneffectiviteit van supervisie is net zo lastig te beantwoorden als de vraag naar de kosteneffectiviteit van de twee andere pijlers van het postdoctoraal onderwijs in de ggz: cursorisch onderwijs en leertherapie.