Gehoord

Maud Schaepkens, Frank van der Horst, Hanneke Bot, Sjoerd Colijn

De Dag van de Psychotherapie van 2023 wilde dit keer de aanwezige psychotherapeuten (zeshonderd live in de Beurs, ruim honderd via de livestream) ervan doordringen dat er grote veranderingen in de ggz voor de deur staan, en dat zij zich daartoe moeten gaan verhouden. Over tien jaar zullen ggz-behandelingen er anders uit gaan zien. Drie veranderingen werden in het programma geadresseerd: de toenemende invloed van de sociale media en de razendsnelle opkomst van artificial intelligence (AI), de klimaatcrisis, en de toenemende culturele diversiteit van de Nederlandse bevolking.

De Dag werd geopend door NVP-voorzitter Kirsten Hauber. Zij ging direct in op het thema dat op dit moment in ons vakgebied de meeste vragen oproept: de komende nieuwe beroepenstructuur. Waar de psychotherapeut nu dertig jaar een beschermd BIG-beroep is, wordt er voor 2026 toegewerkt naar een nieuwe beroepenstructuur waarin de beroepen psychotherapeut en klinisch psycholoog worden samengevoegd tot een nieuw specialisme. Er wordt op dit moment achter de schermen hard gewerkt en ook voortgang geboekt; in het komende jaar zal stapsgewijs meer duidelijk worden over het nieuwe beroep en de overgangsregelingen. Hauber benadrukte dat ook na die tijd de NVP zich tot in lengte van jaren met volle kracht in zal blijven zetten voor de psychotherapie, de psychotherapeut, en logischerwijs ook voor de klinisch psycholoog-psychotherapeut.

Hauber toonde vervolgens de vijf onder regie van de NVP voltooide factsheets (over psychodynamische psychotherapie, groepstherapie, cognitieve gedragstherapie, persoonsgericht-experiëntiële psychotherapie en systeemtherapie), en benoemde de twee nieuwe factsheets die in 2024 zullen verschijnen (over kind- en jeugd-psychotherapie en common factors). Tot slot benoemde zij de mogelijkheid om steun te krijgen voor kwalitatief onderzoek naar de effectiviteit van psychotherapie vanuit het nieuwe Wetenschapsfonds en kondigde zij de nieuwe ‘Verdiepende leergang psychotherapie’ van de NVP Academy aan.

De rest van de dag leidde dagvoorzitter Mounir Samuel (politicoloog, correspondent, journalist, auteur en performanceartiest) het publiek door het programma van, zoals hij het noemde, ongemakkelijke, maar noodzakelijke gesprekken – net zoals de dagelijkse praktijk van de psychotherapeut.

De eerste spreker was Daniëlle Knafo (klinisch psycholoog, psychoanalytica en auteur, Verenigde Staten). Knafo leek in het begin vooral bezorgdheid te willen ventileren over wat AI ons zal brengen. Ze vertelde dat nú al het menselijk brein in een computer wordt gedownload. Maar dat voorbeeld overtuigde niet: het bleek te gaan om het interpreteren van breingolfjes, via elektroden, door een computer, waardoor ‘gedachten gelezen’ kunnen worden en de patiënt in kwestie nog enigszins kan communiceren. Ontegenzeggelijk fascinerend, maar toch echt iets anders dan een gedownload brein. Ze somde op hoe AI al jarenlang ons dagelijks leven infiltreert via bijvoorbeeld navigatie, de sociale media en online dating. Er lijkt geen eind te zijn aan de mogelijkheden om informatie te verkrijgen en contacten te leggen. Vooral jonge mensen spenderen uren op hun schermpjes en dit interfereert met slaap, echte sociale contacten en schoolprestaties. Jonge mensen beginnen steeds later met real life seks en de eenzaamheid onder jongeren neemt toe. De angst om zich onbelangrijk en onaantrekkelijk te voelen is groot en de sociale media bieden met beauty filters en avatars kansen om je beter voor te doen dan je misschien bent. Veel om je zorgen over te maken dus. Knafo verhaalt uitgebreid over een patiënt van haar: een jonge man uit islamitisch gezin, homoseksueel, aangemeld door zijn moeder die Knafo vraagt haar zoon van deze ‘onnatuurlijke en on-islamitische’ gevoelens te genezen. Dat zegt Knafo niet toe, maar ze wil wel kijken of ze hem kan helpen zichzelf te vinden. Lang verhaal kort: patiënt beproeft zijn geluk op Grindr, maar het lukt hem niet contact te leggen met de mannen die hij aantrekkelijk vindt. Hij maakt daarop een ‘nepprofiel’ aan waarin hij een witte homoman is, hij gebruikt daartoe een foto van een ander. Dit geeft resultaat – maar wanneer deze partner hem uitnodigt voor een ontmoeting, is wel duidelijk dat deze praktijk (catfishing genoemd) problemen oplevert. De deceptie maakt een echt contact onmogelijk. De patiënt doet aan zelfverraad en blijft eenzaam over en voelt zich beroerd. Het is duidelijk dat dit gebruik van de mogelijkheden van het internet en de sociale media zorgelijk is. Knafo benoemde ook nog de bekende problemen van de smartphone, bijvoorbeeld dat die vaak als derde aanwezig is in veel contacten, waaronder die tussen ouder en kind; en het zien van porno door jonge kinderen, dat dan hun seksuele ontwikkeling vormt.

We zijn als therapeuten natuurlijk ook een beetje bang van AI. Wordt AI straks zo goed dat we als therapeuten overbodig worden? Als experiment is Knafo met ChatGPT aan de slag gegaan. Ze voedde het een droom van haar en vroeg ChatGPT deze te interpreteren. Het gaat om een repeterende droom uit haar kindertijd. Hierin vaart ze in een bootje op een meer met Lucille Ball en dier partner Desi Arnaz; het bootje kapseist, Knafo springt ook in het water en dan moet ze kiezen wie van de twee ze moet redden, want allebei, dat gaat niet. ChatGTP levert allerlei mogelijke interpretaties: Ball en Arnaz staan mogelijk voor haar ouders; een geïdealiseerde relatie tussen de ouders; haar wens hen te helpen; moeten kiezen tussen die twee; het diepe meer voor verborgen dieptes; ChatGPT gaat zelfs in op de migratieachtergrond van Arnaz (hij is een Cubaan). ChatGPT komt met steeds betere interpretaties naarmate Knafo het programma meer voedt: met haar eigen eerste associaties bij de droom en met meer specifieke vragen (wat zou Freud ervan vinden? En Jung?).

Eigenlijk is de conclusie: ChatGPT doet het helemaal niet zo gek. Fascinerend! Een dergelijk hulpmiddel kan mensen helpen om na te denken over wat hun dromen kunnen betekenen, wat voor verborgen gevoelens er wellicht in hen leven, en zou daarmee dit soort reflectie kunnen populariseren. Daarbij zou men dan ook moeten begrijpen dat wat ChatGPT zegt, niet meteen ‘de waarheid’ is, maar het kan mensen wel op een spoor zetten en hen helpen daar verder op te associëren. Knafo zegt: niet afwijzen, maar gebruiken. Tenslotte hebben mensen altijd al banden opgebouwd met niet-levende objecten – knuffels, religieuze objecten – het is ons niet helemaal wezensvreemd. Maar we moeten niet vergeten dat een ‘robot-contact’ het (nog) niet wint op zaken als authenticiteit, het herstellen van relatiebreuken en embodied contact.

Tweede spreker van de Dag was Caroline Hickman (psychotherapeut, klimaatpsycholoog, docent aan de University of Bath, VK, mede-oprichter van de Climate Psychology Alliance en onderzoeker). Voor het publiek was lastig dat ze, zeker in het begin, slecht te verstaan was. Desalniettemin was haar boodschap duidelijk: veel psychotherapeuten komen in hun gesprekken slechts weinig de zorgen over de ‘klimaatcrisis’ tegen, maar dat wil niet zeggen dat die zorgen geen rol spelen in de problematiek van patiënten, en al helemaal niet bij kinderen en jongeren. Hickman gaf veel voorbeelden van wat er aan de orde komt als de therapeut in kindertherapie actief vraagt naar de gedachten van kinderen over klimaatverandering. Dromen over draken die hen toeschreeuwen: “We komen jou vernietigen omdat je de aarde kapot maakt.” Krokodillen die uit het moeras komen om alles op te eten, angst dat ze alleen blijven in een overstroomd gebied. Elk kind in haar spreekkamer heeft zulke angst, in gradaties. Sommige jongeren spreken haar erop aan: “Jij hebt het makkelijker, ik zal in een wereld leven waar veel rampen zich gaan voltrekken!” Onderzoek geeft aanwijzingen dat kinderen in arme landen bezorgder zijn dan in rijke landen.

Hickman besprak kort de moeilijk te hanteren waarheden van de zich langzaam ontvouwende catastrofe van klimaatverandering. Ze ziet de klimaatverandering als een traumatische stressor die zich sluipend, op de lange termijn toenemend onontkoombaar, in het leven van de mensen zal manifesteren.

Voor psychotherapeuten is het moeilijk dat ze geen voorbeeld hebben van hoe ze met zo’n wereldomvattende crisis moeten omgaan. Vanuit haar klinische praktijk geeft ze adviezen: vraag er actief naar en gebruik je hele therapeutische arsenaal, het ontrafelen van afweer, ook bij jezelf, benutten van empathie, begrijpen van secundaire gevoelens, en hechtings­issues in het omgaan met klimaatstress. Maak duidelijk dat ervoor weglopen niet helpt. Jongeren zien dat volwassenen hun rug ernaar toekeren, dus: laat zien dat het beter voelt om met die gedachten niet alleen te zitten, maar ze juist te delen. Erger dan de grote zorg of de mens wel de technische middelen heeft om deze ontwikkeling te keren, is het bemerken van een ‘cultuur van uncare’: dat iedereen leeft alsof er niets aan de hand is. Dus het is steunend de zorgen te erkennen en psycho-educatie te geven over hoe je dan kunt vastlopen in een depressie. Als psychotherapeut maakt Hickman zich de meeste zorgen over jongeren die niet bij deze problemen stilgestaan hebben, en dan plotseling wakker worden en suïcidaal kunnen worden.

Na de lunchpauze was het tijd voor de uitreiking van de Wim Trijsburgprijs. Uit de drie genomineerden had de jury Femke Truijens (universitair docent aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en psycholoog in eigen praktijk) unaniem als winnaar gekozen. Als zelfbenoemde ‘verknoper’ – een term die volgens juryvoorzitter Anna Bartak ook past bij Wim Trijsburg – houdt Truijens zich bezig met de vraag wat eigenlijk telt als evidence. De prijswinnares vervolgde met een bijzonder enthousiasmerend verhaal over hoe haar loopbaan begon – met het scoren van vragenlijsten, waarbij zij besefte dat er meer betekenis in vragenlijsten zit dan we aannemen, en dat zij als ‘scoorder’ keuzes vóór de patiënt moest maken – en hoe dit leidde tot haar onderzoek naar wat evidence-based betekent. Truijens richtte zowel het Kwalitatief Onderzoekscollectief ggz (KOG) als het meaningful measurement (MEANS)-lab op. Door toepassing van kwalitatieve methoden tracht ze de werkelijkheid achter het kwantitatieve ‘te pakken te krijgen’; ze legde het publiek uit hoe zij graag toe wil naar een meer hermeneutische manier van vragenlijst invullen. Haar bekroning en presentatie werden door het publiek met hetzelfde enthousiasme en een luid en langdurig applaus verwelkomd.

De derde spreker was Samrad Ghane (klinisch psycholoog, psychotherapeut en medisch antropoloog bij Parnassia Groep, onderzoeker en P-opleider), over psychotherapie in tijden van globalisering en superdiversiteit. Hij begon met de disclaimer dat de toename van diversiteit waar we in de huidige wereld mee te maken hebben over méér dan cultuur gaat. Het gaat ook over diversiteit in gender, leeftijd, opleiding, beroep, en ga zo maar door. Waar er in Nederland in 2020 zo’n 24 procent van de mensen een migratieachtergrond had, is de prognose dat dat percentage in 2050 rond de 35 zal liggen. Tevens is er sprake van ‘superdiversiteit’, dat wil zeggen dat er niet meer één duidelijke meerderheid bestaat. In Amsterdam wonen bijvoorbeeld meer mensen mét migratieachtergrond dan zonder. Kortom, de diversiteit is groot en we moeten ons ertoe verhouden.

Ghanes verhaal klonk hen die wat langer meelopen in het transculturele veld erg bekend in de oren, voor de jongere garde werd een aantal zaken nog eens op een rijtje gezet. Uit onderzoek blijkt dat psychotherapie bij mensen met een migratieachtergrond wel effectief is, maar minder effectief dan voor mensen zonder die achtergrond. Ook is de drop-out onder minderheidsgroepen twee keer hoger en zijn behandeltrajecten voor minderheden vaak minder effectief. Vanuit het perspectief van de rechten van de mens is dit zorgelijk, aldus Ghane. Het idee is dan ook dat de ggz meer cultureel-sensitief zou moeten worden en daarmee beter dient aan te sluiten bij de patiënt, ongeacht waar diegene vandaan komt. Hier kunnen factoren aan bijdragen op vier verschillende niveaus. Het eerste niveau betreft de techniek, wat betekent dat interventies aangepast worden op het vlak van taal, cultuur en context. Hierbij dient wel nauwkeurig afgewogen te worden hoe je dit aanpast; Ghane haalde als voorbeeld een aangepaste CGT-groep aan die seksespecifiek was gemaakt, met bijvoorbeeld meer focus op het lichaam, en waarbij verhalen werden gebruikt om cognitieve flexibiliteit te stimuleren. Culturele aanpassingen vereisen in ieder geval creativiteit en flexibiliteit, en belangrijk is om eerst het protocol goed te kennen, alvorens gericht cultuursensitieve aanpassingen door te voeren.

Op het tweede niveau, van de behandelaar, dien je als therapeut te beschikken over culturele competenties. Dit houdt in dat je je bewust bent van je eigen culturele waarden en vooroordelen; dat je kennis hebt van de leefwereld, opvattingen en ervaringen van de ander; en dat je een cultuursensitieve houding, bejegening en communicatie hanteert.

Het derde niveau betreft de organisatie, waarbij Ghane een instrument aanhaalde dat hij mee ontwikkelde voor zelfscan door medewerkers, wat tevens kan helpen om verbeterpunten te signaleren voor op de werkplek.

Tot slot is er het niveau van epistemologie, wat de vraag oproept of onze concepten cultuursensitief genoeg zijn om álle patiënten effectief te behandelen. Ghane sloot af met twee stellingen die hij beargumenteerde: 1) onze gangbare theorieën, concepten en definities zijn in belangrijke mate gebaseerd op Euro-Amerikaanse normen, waarden en perspectieven; en 2) onze culturele veronderstellingen leiden tot vergaande medicalisering van psychisch lijden dat vervolgens bijna uitsluitend in intrapsychische processen aangeduid en verklaard wordt.

Hierna ging Coen Verbraak (interviewer, auteur, journalist bij NRC Handelsblad en documentairemaker) in gesprek over de toekomst van de psychotherapie, met Nel Draijer (klinisch psycholoog en psychoanalytisch psychotherapeut, werkzaam in eigen praktijk voor psychotherapie, opleiding en supervisie), David van den Berg (klinisch psycholoog, hoofd van het Mark van der Gaag Research Centre en als onderzoeker verbonden aan de VU) en Mehrdad Rahsepar Meadi (promovendus verbonden aan het VUMC en arts-assistent in opleiding tot psychiater bij GGZ inGeest). De centrale vraag in de opwindende en scherpe discussie was hoe psychotherapie er in de toekomst uit zal zien en zal worden beïnvloed door kunstmatige intelligentie. Wordt de psychotherapeut op termijn vervangen door een chatbot? In het panel verschilden de meningen hierover sterk. Van den Berg nam daarin het meest radicale standpunt in, waarbij hij bestaande mogelijkheden van kunstmatige intelligentie benoemde. Er kan al heel veel met AI en de ontwikkelingen gaan bijzonder snel. Draijer stelde daar een meer traditioneel standpunt tegenover. Zij benadrukte dat een chatbot geen empathie heeft, geen tegenoverdracht kan ervaren en dat de patiënt geen nabijheid zal ervaren. En daarmee is het werkzame mechanisme van psychotherapie verdwenen, want ‘het voertuig van de verandering is de relatie!’ Het gaat, zo stelde Draijer, niet alleen over kennis, maar ook over het verhaal van de cliënt en wat die in het contact oproept. Daar nam Van den Berg niet zonder meer genoegen mee. Hij vroeg zich hardop af of de gebruikelijke manier van de psychotherapeut om de cliënt tot verandering te brengen de enige manier is om te komen tot verandering: “Waarom zouden we hetzelfde doen als een meneer in Wenen honderd jaar geleden deed?” Misschien kan een chatbot (ook in de toekomst) niet alles wat een psychotherapeut kan, maar de vraag is of dat nodig is, zo stelde hij. In deze discussie nam Rahsepar Meadi een prettige en reflectieve middenpositie in, waarbij hij de mogelijkheden van AI nuanceerde en relativeerde en ook de meest fundamentele, ethische vraag durfde te stellen: wat willen wij als mensen zelf, ongeacht wat er mogelijk is? De conclusie van het boeiende gesprek was wellicht dat de technologie een middel is en niet een doel op zich. We moeten de mogelijkheden van de moderne techniek omarmen, ons ertoe verhouden en adaptief zijn. Maar tegelijk moeten we ons steeds blijven afvragen wat wenselijk is. De ontwikkelingen gaan snel en er moet worden nagedacht in welk tempo deze ontwikkelingen doorgevoerd kunnen worden in de ggz. Wat kan wel en wat kan niet uit handen van psychotherapeuten genomen worden? De betrokkenheid van mensen met kennis van het vak is daarbij absoluut noodzakelijk, het is van het grootste belang dat goede clinici zich niet afwenden, maar juist gaan bijdragen aan deze ontwikkelingen en aan de kritische en ethische reflectie daarop. De discussie gaf de vele toehoorders zeker de nodige stof tot nadenken.

Samuel sloot de Dag af door het publiek in razendsnel tempo mee te nemen door de inhoud van zijn vierhonderd pagina’s tellende boek Je mag ook niets meer zeggen, een nieuwe taal voor een nieuwe tijd. Als inleiding toonde hij het Deense filmpje All that we share, wat een combinatie leek te tonen van het bekende tv-programma ‘Over de streep’ en het principe van dat je binnen drie ‘handshakes’ verbonden kunt zijn met de president van de Verenigde Staten. Het filmpje toonde het publiek dat als we elkaar ontmoeten en stilstaan bij wat we met elkaar delen, er verbinding ontstaat.

Vervolgens beargumenteerde Samuel zijn innovatieve blik op taal. Vanuit de oorsprong van de Nederlandse taal (waarin we God aanspreken als ‘Hij/Hem’, terwijl de Engelsen ‘They/Them’ hanteren – waarbij het opmerkelijk is dat Nederlanders het veel lastiger vinden om ‘die/hun’ als voornaamwoorden te gebruiken dan Engelsen), leidde Samuel het publiek naar de waarden die hij in taal van belang acht. Een paar voorbeelden: iedereen wordt erkend, begroet en aangesproken; toegankelijkheid is een dagelijkse bezigheid (waarmee we flink aan de slag moeten); doorbreek het zwart-witdenken; en een persoon is wat die zegt te zijn en niet wat anderen daarvan maken.

Hauber rondde, net wat eerder dan Samuel leek te wensen, af met een woord van dank aan iedereen. Rode draad was dan ook dat vrijwel alle sprekers nog veel meer hadden kunnen vertellen als de spreektijd hen dat had toegestaan. De vraag is of we over deze belangrijke onderwerpen, die onderdeel vormen van onze huidige en toekomstige praktijk, ooit uitgepraat raken. Tijdens de Dag van de Psychotherapie is in elk geval een belangrijk begin met dit gesprek gemaakt – in de wandelgangen en tijdens de goed verzorgde pauzes werd over de thema’s druk verder gepraat. Het was daarbij hoopvol te zien dat ook de jongere garde psychotherapeuten de weg naar het jaarlijkse zowel inhoudelijk als sociale hoogtepunt voor veel psychotherapeuten heeft weten te vinden.

Naar boven