Forum

Practice what you preach

Anouchka Krol, Maud Schaepkens

Bewegen is gezond: we weten het wel, maar doen we het ook?

Het credo ‘bewegen is gezond’ lijkt niet overtuigend genoeg te zijn voor veel mensen. Terwijl we allemaal weten hoe belangrijk het is om te bewegen, blijkt uit recent gepubliceerde cijfers van het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS, 2023) namelijk dat het beweeggedrag van Nederlanders in de afgelopen jaren juist is af- in plaats van toegenomen.

Het evengoed bekende ‘zitten is het nieuwe roken’ werd eerder in dit tijdschrift reeds aangehaald in relatie tot de vele zituren voor psychotherapeuten in de therapiekamer, waarbij werd uitgenodigd te komen met suggesties voor de manier waarop wij als therapeuten ons vak nog vele jaren op gezonde wijze kunnen blijven uitoefenen (Schaepkens, 2023). In reactie daarop rijst de vraag wat maakt dat runningtherapie als therapievorm tot dusverre nog maar in beperkte mate wordt ingezet, en wij pleiten in deze bijdrage voor het meer inzetten van runningtherapie in de ggz.

Wat is runningtherapie?

Runningtherapie wordt vaak geassocieerd met heel hard, of heel lang, kunnen lopen. Dat is absoluut een misverstand. Bij runningtherapie staat buiten bewegen voorop, in wisselende vormen, zoals wandelen, dribbelen, joggen, rennen of een klein sprintje trekken. Het gaat om plezierig bewegen zonder competitie. De runningtherapeut kan wel competitie binnen de persoon zelf opsporen. “Hoe hoog ligt de lat?”, is een vraag die de runningtherapeut regelmatig stelt aan cliënten, vooral ter bewustwording van de cliënt zelf.

Runningtherapie stimuleert zowel de geest als het lichaam van de cliënt. Het buiten en in beweging zijn biedt extra mogelijkheden, zoals het gebruiken van attributen in de omgeving en het werken met fysieke oefeningen in de natuur. Zo zijn fietstunnels, bruggen en banken attributen die ingezet kunnen worden om cliënten te laten ontdekken wat er tijdens het bewegen in de buitenlucht en in mogelijk contact met de attributen, in hun lichaam gebeurt. De therapeut kan de cliënt bijvoorbeeld helpen bewust stil te staan bij wat er gebeurt wanneer de cliënt een helling op- of afloopt. Sommige cliënten neigen met grote stappen de helling op te lopen. De runningtherapeut leert hen hoe zij met kleine stappen kunnen lopen en dat zij, door het lichaam enigszins naar voren te laten ‘hellen’, eenvoudiger naar boven kunnen lopen. Dergelijke nieuwe ervaringen kunnen stimulerend werken, ook in bredere zin, om bijvoorbeeld na te denken over andere perspectieven in vastgelopen denk- of gedragspatronen. Daarnaast geven cliënten over runningtherapie regelmatig aan dat zij het naast elkaar bewegen als gelijkwaardiger ervaren dan het tegenover elkaar zitten in de therapiekamer, waardoor zij zich comfortabeler en soms zelfs veiliger voelen.

Runningtherapie is een wetenschappelijk goed onderzochte en daarmee onderbouwde behandelvorm (o.a. Bosscher, 1991), maar kent op onze werkplekken geen wachtlijsten. En voor zover wij weten is dat landelijk ook niet het geval. Sterker nog, tijdens multidisciplinair overleg wordt regelmatig bemerkt dat niet snel wordt gedacht aan de optie runningtherapie, wat net zo opvallend is als de enorme wachtlijsten voor diverse vormen van psychotherapie.

Bewegen houdt ons gezond: de wetenschappelijke gronden

Lichamelijke beweging heeft een positief effect bij stemmingsstoornissen, depressie (Nabkasorn e.a., 2006), angststoornissen (Byrne & Byrne, 1993), fobieën, paniekstoornissen (Broocks e.a., 1998) en drugsverslaving (Stathopoulou e.a., 2006). Uit het proefschrift van Bosscher (1991), waarin wordt gerapporteerd over een van de eerste Nederlandse onderzoeken naar runningtherapie, blijkt dat runningtherapie effectief is voor mensen met depressieve klachten. Sindsdien zijn wereldwijd diverse studies gedaan naar de effectiviteit van runningtherapie en blijkt het met name werkzaam voor mensen met depressieve en angstklachten. Volgens Australische onderzoekers is fysieke activiteit zelfs anderhalf keer effectiever dan therapie of medicijnen, als het gaat om het verbeteren van mentale gezondheid, specifiek op het gebied van depressie, angst en stress (Singh e.a., 2023). Lichaamsbeweging leidt gemiddeld genomen zelfs tot ruim 40 procent minder dagen van slechte geestelijke gezondheid; dit betekent dat mensen maandelijks gemiddeld twee dagen geestelijk slecht in hun vel zitten als ze sporten, terwijl het gemiddeld aantal dagen waarop mensen zich slecht in hun vel voelen op drie à vier ligt (Maessen & Elligens, 2023). Bij bewegen komen neurotransmitters zoals serotonine en noradrenaline vrij, wat het ‘angstcentrum’ (de amygdala) kalmeert (Ratey & Hagerman, 2009). Ook zorgt bewegen voor het verminderen van de aanmaak van het stresshormoon cortisol (Scherder & Hofstra, 2020). Een ander voordeel van deze stofjes/hormonen is hun stimulerende werking op hersengedeeltes die belangrijk zijn bij plannen en het beheersen van impulsen. Al bij 20 tot 30 minuten wandelen worden nieuwe hersencellen en sterkere verbindingen tussen hersencellen aangemaakt (Scherder & Hofstra, 2020).

In Nederland werd recent in een samenwerking tussen GGZ inGeest en Amsterdam UMC onderzoek gedaan naar de effectiviteit van runningtherapie op de mentale en lichamelijke gezondheid bij mensen met een depressieve en/of angststoornis, vergeleken met de effecten van antidepressiva. Beide blijken evenveel effect op te leveren, maar als het gaat om lichamelijke gezondheid is het effect van runningtherapie op hartslag, bloeddruk, hartslagvariabiliteit, gewicht en buikomtrek gunstiger dan geldt voor de groep mensen die met antidepressiva werd behandeld (Verhoeven e.a., 2023). Ook het uitblijven van ongunstige bijwerkingen, bekend bij gebruik van de antidepressiva, wordt aangewezen als positief effect (Verhoeven e.a., 2023). Om die reden zou runningtherapie volgens de onderzoekers een standaard aanbod binnen de (specialistische) ggz moeten zijn voor mensen met depressie en angst (Verhoeven, e.a., 2023).

Runningtherapie als behandelmodule

Auteur AK behandelt op haar werkplek Pec ggz in Eindhoven cliënten met ADHD, stemmings- en/of angstklachten en persoonlijkheidsproblematiek met behulp van runningtherapie. Runningtherapie wordt ter overbrugging, als eerste interventie of als nazorg ingezet. Deze therapievorm kan gelimiteerd maar ook doorlopend in groepsverband en individueel aangeboden worden.

Runningtherapeuten binnen de ggz zijn veelal vaktherapeuten (PMT/creatief therapeuten dans/sport en beweging) of psychologen/psychotherapeuten/psychiaters met hardloop­ervaring. In de afgelopen jaren zijn er verschillende scholingsprogramma’s binnen de runningtherapie ontwikkeld. Kennis van de psychiatrie/psychotherapie en ervaring met hardlopen is hierbij noodzakelijk.

Binnen Pec ggz biedt AK runningtherapie individueel aan als een behandelmodule. De module bestaat uit 12 wekelijkse sessies van 1 uur. De runningtherapeut bepaalt samen met de cliënt haalbare doelen, afgestemd op de klacht, waarna ze samen naar buiten gaan. Een doel waarvoor runningtherapie ingezet kan worden, is bijvoorbeeld als een cliënt beter wil leren grenzen stellen. Aanvullend leren cliënten uiteenlopende aan (hard)lopen gerelateerde zaken tijdens en dankzij runningtherapie: bijvoorbeeld hoe zij gedoseerd kunnen opbouwen van 1 minuut naar 30 minuten hardlopen; of wat er gebeurt in je lichaam als je zonder een goede warming-up gaat sprinten.

Opbouwen van wandelen naar hardlopen vormt de basis van de behandelmodule. Het opbouwen gebeurt met behulp van een persoonlijk schema. Cliënten krijgen na elke sessie één of twee hardloopschema’s mee om in eigen omgeving alleen te lopen. Voor aanvang van elke sessie vraagt de therapeut aan de cliënt wat tijdens het (zelf) lopen is opgevallen, hoe het lopen is gegaan en wat moeilijk of makkelijk ging. Tijdens de hardloopsessie bespreekt de therapeut samen met de cliënt deze vragen en de antwoorden nader. Runningtherapie is dan ook een combinatie van verbaal en fysiek uitwisselen van vragen, oefeningen en psycho-educatie over het lichaam en de psyche. Aan het eind van de module wordt bekeken of doelen behaald zijn, vragen beantwoord zijn en welke ervaringen helpend waren.

Binnen de module vormt ademhaling een belangrijk onderdeel. Net zoals bij emotieregulatievaardigheidstrainingen wordt de ademhaling als anker gezien voor het leren reguleren en doseren. Te hard rennen wordt direct duidelijk; cliënten zijn niet meer in staat om te praten, oftewel ze ‘lopen boven hun praattempo’, zoals dat in rennerstermen heet. Op die manier leren cliënten binnen runningtherapie hun eigen tempo af te stemmen op hun ademhaling. Houding en loopstijl verraden eveneens veel. Zo kan een voorovergebogen houding of een sjokkende loopstijl bij een depressieve cliënt binnen runningtherapie met loopscholing en houdingsoefeningen getraind en behandeld worden.

Casus

Een vrouw met last van angstklachten en dwingende controlerende gedachten wil graag binnen runningtherapie onderzoeken welke dwingende gedachten tijdens het hardlopen naar voren komen en hoe dit met haar lichamelijke sensaties samenhangt. De eerste sessie lopen we verschillende tempo’s, ook wel een nulmeting genoemd, om te onderzoeken wat cliënten tegenkomen. Cliënte is verrast door het grote aantal tempo’s dat bestaat (wandelen, dribbelen, joggen, hardlopen en sprinten) en ze ervaart dribbelen als confronterend. Ze geeft aan dat dribbelen bij haar gedachten oproept als: “ik moet harder”, “dribbelen is een suf tempo” en “ik voel mij dom”. Sprinten is een tempo dat ze meteen uitdagend vindt, maar ook angsten oproept wanneer haar hart sneller gaat kloppen en haar ademhaling verhoogt. Ze vindt het een nare sensatie wanneer ze haar hart in haar keel voelt kloppen.

In een latere fase in de therapie lukt het cliënte om relaties te leggen tussen wat er tijdens deze eerste sessie gebeurde, en wat er regelmatig gebeurt in haar dagelijks leven. Ze negeert het wanneer zij op haar werk angstige sensaties beleeft, zoals hartkloppingen, en dan probeert ze nog meer haar best te doen, door zichzelf op te jagen met negatieve veroordelingen.

Het helpt cliënte wanneer de runningtherapeute haar uitlegt wat het belang van herstel is in combinatie met de uitvoering. Ze merkt en voelt (de runningtherapeute laat haar met haar hand op haar borst haar hartslag voelen) hoe haar hartslag tijdens het wandelen, dribbelen en joggen kan herstellen. Gedurende de laatste sessies krijgt cliënte in de gaten dat als ze conditioneel groeit en af en toe het gevoel heeft dat ze ‘vliegt’, dit geen garantie biedt dat dit gevoel blijvend is. In de laatste sessies neemt zij zich voor om goed te willen worden in wisselende tempo’s in plaats van alleen maar harder te moeten gaan (lopen). Het lukt cliënte om dankzij de opgedane ervaringen, haar dwingende controlerende gedachten milder te maken. Hierbij merkt zij op dat ze met behulp van objecten in de natuur, zoals bomen en kuilen, van bewegen een spel kan maken in haar hoofd.

Waarom we nog onvoldoende beweging inzetten in de ggz

Ook de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO, 2020) raadt aan om beweging op te nemen in het standaardaanbod van therapie bij mentale klachten. In de richtlijnen voor het behandelen van depressie is beweging eveneens opgenomen, maar waarom blijft bewegen op recept in de praktijk dan toch achterlopen op de verbale, zittende therapieën? Het antwoord lijkt deels te vinden in de resultaten van een studie naar het implementeren van leefstijlinterventies in de ggz (Deenik e.a., 2020). Hieruit blijkt dat er op organisatieniveau doorgaans een gebrek heerst aan prioriteit, erkenning en ondersteuning voor het belang van beweging. Wat volgens deze onderzoekers nodig is, is het gelijktijdig inzetten op verschillende componenten, zoals bewegen, voeding en ontspanning, afgestemd op mogelijkheden en interesses van mensen. Ook blijkt het stellen van haalbare doelen van belang voor het behalen van succes (Deenik e.a., 2020). Volgens Lange (2004) worden actiegerichte behandelmodellen binnen de ggz onvoldoende ingezet als gevolg van politieke financiële beslissingen zoals bezuinigingen. Onvoldoende kennis binnen de ambtenarij leidt er aldus Lange (2004) toe dat no-nonsensetherapieën worden wegbezuinigd.

Het antwoord op de vraag waarom ons bewegingsgedrag afneemt, lijkt dan ook op verschillende terreinen te vinden. Zowel de politiek, beleidsmakers binnen (ggz-)organisaties, ziektekostenverzekeraars, de farmaceutische industrie, huisartsen, als het onderwijs: iedere partij speelt hierin een rol. Elk van hen kan bijdragen aan het stimuleren van bewegingsgedrag. Het begint al vroeg in het leven, docenten kunnen er tijdens pauzes en gymlessen voor zorgen dat kinderen en jongeren op schooldagen voldoende bewegen. Huisartsen kunnen, net zoals Jouster Huisartsen in Joure, bewegen voorschrijven of een wandelgroep initiëren onder leiding van de praktijkondersteuner (zie: Bewegen op recept (jousterhuisartsen.nl)). Beleidsmakers binnen de ggz dienen beweging op te nemen in meerjarenplannen. Vanuit de politiek en ziektekostenverzekeraars hebben we vooral nodig dat zij ons ruimte en tijd geven om door middel van praktijkvoorbeelden én wetenschappelijk onderzoek aan te tonen dat meer bewegen (op recept) loont – voor zowel een duurzame gezondheid van cliënten als die van therapeuten.

Meer bewegen: goed voorbeeld doet GOED volgen

Binnen de ggz is er op verschillende fronten goed nieuws te melden. Zo zet GGZ inGeest runningtherapie sinds kort als eerste interventie in voor iedereen die op de wachtlijst staat voor farmaco- of psychotherapie. Ook binnen diverse andere organisaties vinden er groene ggz-initiatieven plaats. Deze nog relatief nieuwe ontwikkelingen kunnen een stimulans betekenen voor het opzetten van meer onderzoek naar de positieve effecten van de natuur op zowel de cliënt als de behandelaar.

Onzes inziens dienen we het wetenschappelijke bewijs voor het belang van beweging veel serieuzer te nemen, zowel privé als in ons werk – en bij dat laatste zowel voor onze cliënten als voor onszelf. Runningtherapie verdient meer bekendheid – waar wij alvast aan trachten bij te dragen – en dient vaker te worden ingezet, naast reguliere (psychotherapeutische) behandelingen.

Opdat goed voorbeeld goed moge volgen, pleiten wij voor goede zelfzorg én uit zorg voor onze cliënten: practice what you preach, ga naar buiten en beweeg. Oftewel, zoals een cliënt zei, na afronding van de runningtherapie: “Het is beter tijdens je leven hard te lopen en desnoods te dribbelen, dan voor je leven (weg) te rennen.”

Literatuur

Bosscher, R.J. (1991). Runningtherapie bij depressie. Amsterdam: Thesis publishers.

Broocks, A., Bandelow, B., Pekrun, G., e.a. (1998). Comparison of aerobic exercise, clomipramine, and placebo in the treatment of panic disorder. Am J Psych, 155, 603-109.

Byrne, A., & Byrne, D.G. (1993). The effect of exercise on depression, anxiety and other mood states: a review. J Psychosom Res, 37, 565-574.

CBS i.s.m. RIVM publicatie cijfers beweeggedrag Nederlanders, link: https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2023

Deenik, J., Kooijmans, A., Kruisdijk, F.R. e.a. (2020). De kunst van de lange adem: implementatie van leefstijlinterventies in de ggz. Tijdschr Psychiatrie, 62, 981-989.

Lange, A. (2004). Psychotherapie hoeft niet slecht te zijn: de politiek moet differentiëren tussen ‘zeur’ en ‘doe’ behandelingen. Direct Ther, 24, 234-237.

Maessen, L., & Elligens, E. (2023). Waarom is bewegen belangrijk? En hoe kun je in beweging komen? NRC geeft tips. Geraadpleegd via: NRC website, 22-10-2023.

Nabkasorn, C., Miyai, N., Sootmongkol, A., e.a. (2005). Effects of physical exercise on depression, neuroendocrine stress hormones and physiological fitness in adolescent females with depressive symptoms. Eur J Publ Health, 16, 179-184.

Ratey, J., & Hagerman, E. (2009). Fit! Bewegen voor een beter brein. Amsterdam: Hogrefe Uitgevers bv.

Schaepkens, M. (2023). To sit or not to sit? Tijdschr Psychother, 49, 52.

Scherder, E., & Hofstra, L. (2020). Hart voor je brein, over beweging en voeding voor hart en hersenen. Amsterdam: Athenaeum.

Singh, B., Olds, T., Curtis, R., e.a. (2023). Effectiveness of physical activity interventions for improving depression, anxiety and distress: an overview of systematic reviews. Br J Sports Med, 57, 1203-1209.

Stathopoulou, G., Powers, M.B., Berry, A.C. (2006). Exercise interventions for mental health: a quantitative and qualitative review. Clin Psychol, 13, 2.

Verhoeven, J.E., Han, L.K.M., Lever-Van Milligen, B.A., e.a. (2023). Antidepressants or running therapy: Comparing effects on mental and physical health in patients with depression and anxiety disorders. J Affect Disord, 329, 19-29.

Wereldgezondheidsorganisatie (2020). WHO guidelines on physical activity and sedentary behaviour. Geraadpleegd via: www.who.int/publications.

Anouchka Krol is als runningtherapeute en psychosociaal therapeute werkzaam bij Pec ggz te Eindhoven.
 a.krol@pecggz.nl

Maud Schaepkens is als psychotherapeut en systeemtherapeut werkzaam bij het Topklinisch centrum Transitiepsychiatrie en bij de K&J poli van Mondriaan te Heerlen. Daarnaast is zij docent bij RINO Zuid en redactielid bij dit tijdschrift.

Naar boven