Marie-José van Hoof, Quirine de Bruijn
Weinig boeken die we kennen, alleen die van vluchtelingen en vervolgden, beschrijven zo kwetsbaar, genuanceerd en subtiel het belang en de kostbaarheid van vrijheid enerzijds en de keerzijde daarvan: dwang, geweld, leed anderzijds. In alle eenvoud beschrijft de auteur – die in 2019 uit zijn gezin op een boerderij in Ruinerwold vluchtte – de binnenkant van een mentale en soms fysieke gevangenis en hoe deze ook na het verlaten ervan een mens nog parten kan spelen of met ongeloof kan vervullen dat die vrijheid hem ten langen leste ten deel gevallen is.
Waarom? Waartoe? Dominantie van de ene mens over de andere heeft de wereld weinig goeds gebracht door de eeuwen heen. Hoe kunnen we hiervan leren? Beseffen we wel genoeg hoe blij we mogen zijn met de vrijheid die we genieten? En als we beknot worden in onze vrijheid, hoezeer het loont deze vrijheid bij elkaar te dromen en zo nodig te bevechten?
Ggz-professionals zullen zelf stilletjes speculeren op wat voor psychopathologie schuilgaat achter het sektarisch geloof van de vader van de auteur. Hoe we nog steeds bedacht moeten zijn op het bestaan van sekten en de ver en lang reikende invloed hiervan op kinderen die in die gedachtenkronkel en het eromheen gebouwde systeem geboren worden. En hoe het heeft kunnen gebeuren dat signalen dat er iets aan de hand was met diverse gezinsleden en het gezin, collectief gemist werden door de jaren heen? Hebben we een niet-pluisgevoel genegeerd? Diagnoses gemist? Patronen niet herkend? Onze interdisciplinaire collega’s niet geconsulteerd? De kindcheck achterwege gelaten? Hebben we als maatschappij weggekeken of niet goed opgelet op non-verbale signalen, discrepanties en rariteiten? Hebben we recht gedacht of -gepraat wat krom was? Was het te bizar om waar te kunnen zijn voor ons gevoel? Of kunnen mensen die liegen en bedriegen voor de onoplettende buitenwacht met alles wegkomen? Saillant detail is dat de niet-geregistreerde kinderen door de buitenwereld onopgemerkt op ziekenbezoek zijn geweest en aanwezig waren bij de begrafenis van hun moeder. Het verhaal van de kinderen van Ruinerwold roept de prangende vraag op of een dergelijke situatie zich zomaar kan herhalen in willekeurig welk huis van zorgmijdende mensen met alternatieve ideeën. Gebeurt het nog steeds? Welke verantwoordelijkheid draagt de maatschappij, elk individu, hierin?
Ontwikkeling van de persoonlijkheid, de identiteit en het Zelf is een ander thema dat door het boek heen speelt. Buber zou gesmuld hebben van het ontwarren en interpreteren van de relaties die het Zelf en de Ander in het levensverhaal van Israël en zijn vader zijn aangegaan. De hoofdpersoon beschrijft de uiteenlopende aspecten van die relatie met zichzelf en zijn vader en hoe dit zich verhoudt tot anderen. Een intern referentiekader blijkt multipele, gelijktijdige, wisselende en afgedwongen relaties tussen het Zelf en de Ander te kunnen herbergen. Het roept vragen op. Over wie bepaalt wat Zelf en wat Ander is? Wie bepaalt wie de Ander is? En wie bepaalt wie je zelf bent? Kan het Zelf vergeten raken? Wat maakt dat als je opgevoed wordt met valse waarheden, je toch nog moreel koers kan houden? Hoe kan je ontsnappen aan een vals paradigma? Ook zou het ons benieuwen wat Bowlby en Ainsworth van de zich ontvouwende gehechtheidsrelatie gedacht zouden hebben en de veerkracht waarmee de hoofdpersoon zich staande heeft weten te houden, ondanks jarenlange nare ervaringen en uitdagingen.
Dit autobiografische boek verhaalt in 34 korte hoofdstukken hoe de hoofdpersoon, Israël, ertoe komt om op zoek te gaan naar zijn eigen identiteit, terwijl hij zich uit zijn vaders greep en geloofswereld probeert te ontworstelen; en hoe hij uiteindelijk in de herfst van 2019 ook fysiek weet te ontsnappen uit de boerderij in Ruinerwold, een plaatsje in Drenthe waar weinigen van gehoord hadden, en dat ook de hoofdpersoon zelf zo goed als onbekend was, tot hij er hulp zocht en dit landelijk nieuws werd. Rode draad in het boek is hoe zijn vaders geloof en bijbehorend gedrag de eigenwaarde en identiteit van de auteur van jongs af aan hebben beïnvloed. De eerste twee hoofdstukken schetsen het geloof van Gerrit Jan, de vader van de auteur, aanvankelijk verbonden aan dat van de Verenigingskerk van Moon.
Het komt Gerrit Jan echter na verloop van tijd voor dat hij in die samensmelting van geesten- en mensenwereld een belangrijke rol te vervullen heeft bij de verlossing van de wereld van slechte geesten. Hij gaat er steeds meer twijfelen aan of Moon wel alles begrijpt en langzamerhand groeit hij toe naar de idee dat hijzelf de Messias is. In dit waanidee vervlecht hij de geestelijke en vleselijke wereld in de vrouw met wie hij negen kinderen krijgt en hij verkiest in afzondering van de maatschappij te leven. Alleen de eerste drie kinderen geeft hij aan bij de burgerlijke stand en de andere zes, van wie Israël de oudste is, houdt hij onder de radar en hij voedt hen in het geheim naar eigen inzicht op. Ondertussen richt hij zijn bestaan op het bestrijden van slechte geesten en het zo dichterbij brengen van de wereld, zoals God hem naar zijn idee bedoeld heeft, terug naar de Hof van Eden. Zijn volgelingen, vrouw en kinderen, moeten hem daar dag en nacht bij helpen. Daarbij respecteert de vader geen enkele morele of individuele fysieke, seksuele of emotionele grens en dwingt de gezinsleden in zijn ik-gericht gefantaseerde dan wel psychotische kader. Een uitgerekte folie à deux? Psychopathie? Een hersenkronkel in de persoonlijkheidsontwikkeling?
De hoofdpersoon ervaart ondertussen een buitensporige, heftige bejegening die buiten alle opvoedkundige principes valt, maar die hij op dat moment de gewoonste zaak van de wereld vindt. Bij het wegvallen van zijn moeder en broer gaat zijn droom medium te worden wrang genoeg in vervulling. Vervolgens beschrijft Israël hoe hij opgeleid wordt als medium. Dit gaat er niet bepaald zachtzinnig aan toe. Niet alleen wordt hij geacht met zijn geest zijn lichaam te verlaten, ook bevolken honderden geesten van divers pluimage maanden-, zelfs jarenlang zijn lichaam op commando van zijn vader en kan zijn vader de desbetreffende geest urenlang onderhouden met zijn ideeën. Aanvankelijk onbewust en later meer bewust vertelt Israël verhalen over deze geesten die hij al eerder van zijn vader gehoord heeft. Als hij fouten maakt, beslist zijn vader soms dat de geest vermoord moet worden en grijpt dan het lichaam van zijn zoon waarin die geest verblijft bij de keel, schudt het of slaat het bewusteloos. Om te overleven spelen Israël en zijn geest het spelletje mee, zeven jaar lang.
In 2015 krijgt zijn vader een beroerte. De kinderen weten natuurlijk niet wat een beroerte is. Door vindingrijkheid slagen ze erin te achterhalen wat er aan de hand is en hoe ze hun vader dan het beste kunnen verzorgen. Helaas ontdekken de kinderen na een tijdje een manier waarop ze met hun halfverlamde vader kunnen praten. Daardoor gaat het geloof van de vader weer een belangrijke rol spelen in het gezin. Zo wordt Israël weer beïnvloed door kwade geesten en wordt hij soms voor een paar uur of paar dagen naar buiten gestuurd zonder eten, met de boodschap te bidden of andere bijzondere opdrachten te vervullen die maken dat hij bewust naar een uitweg uit de situatie gaat zoeken. Deze gebeurtenis en gebruik van social media en internet maken dat Israël steeds meer begint te twijfelen aan het geloof van zijn vader. Hij komt op een punt dat hij zichzelf uit deze situatie wil helpen op het gevaar af beticht te worden van verraad. Hij probeert vervolgens dapper contact te zoeken met de politie en Veilig Thuis, maar loopt vast in de gebruikelijke bureaucratische gang van zaken die niet matcht met zijn situatie en mogelijkheden. Hij geeft echter niet op en na een aantal verschillende pogingen, via het plaatselijk café, wordt hij eindelijk serieus genomen door de politie. Hij helpt mee zijn broertje en zusjes uit de boerderij te bevrijden en krijgt zelf een plek in een gastgezin elders.
Het levensverhaal van Israël kent meerdere lagen. Er zijn de gebeurtenissen die verhaald worden en leiden tot zijn ontsnapping en de ontdekking van een heel ongeregistreerd gezin, verborgen in een boerderij in Ruinerwold. De lezer valt van de ene in de andere verbazing over de gaten in onze samenleving, waarvan de vader van Israël handig gebruik heeft gemaakt. Deze maken ook dat het maar langzaam tot de buitenwereld lijkt door te dringen wat er aan de hand is met die jongen die zich wat vreemd gedraagt en zich meldt bij de politie en Veilig Thuis. De werkelijkheid presenteert zich onwaarschijnlijker dan je voor mogelijk houdt. Om met Cruijff te spreken: je ziet het pas als je het doorhebt.
Daarnaast is er de ontwikkeling van een jongen met de Bijbelse naam Israël die zich als in een boos sprookje door een vijandig landschap van continue bedreigingen moet zien te bewegen, terwijl hij zijn vader te vriend houdt en de schare broertjes en zusjes beschermt tegen nog meer kwaad uit de geestenwereld waar zij allen tegelijkertijd van afhankelijk zijn voor de loop die hun leven zal nemen. Israël, hij die worstelt met God, wordt voortdurend gedwongen zichzelf te bevragen in gebed, afzondering, in situaties van honger en dorst en onder hoogspanning van onvoorspelbare volgende momenten van ziedende woede van zijn later verlamde vader. Hij heeft zich ondertussen geoefend in het aan- en uitzetten van zijn lichaam-geestconnectie en in het mentaliseren van wat zijn aardse vader mogelijk zal denken, voelen, doen of willen en zich erin gescherpt dit te voorzien, sommige zaken te voorkomen of hierop te anticiperen vanuit diverse perspectieven: die van zijn vader, zichzelf, zijn familieleden en de buitenwereld. Deze continu wisselende perspectiefneming en het vaak teruggeworpen zijn op zichzelf heeft hem tot een scherp en genuanceerd waarnemer van binnenuit gemaakt.
De auteur geeft goed weer hoe je eigen geest jezelf voor de gek kan houden om een beangstigende, onvrije situatie te overleven. Het doet soms denken aan het Stockholm-syndroom. Ook beschrijft hij invoelbaar wat er in zijn gedachten omgaat en hoe zo’n situatie van dwingende controle jarenlang kan blijven bestaan. Hij beschermt daarbij de privacy van zijn broertje en zusjes door het verhaal vooral over hemzelf en zijn vader te laten gaan. Bewonderenswaardig tussen de regels door is hoeveel kennis en kunde Israël noodgedwongen vergaard had om uiteenlopende problemen op te lossen, van technische zaken in het bedrijf tot de beroerte van zijn vader. Het is interessant dat hij deze cognitieve uitdagingen het hoofd wist te bieden, maar lange tijd niet buiten het paradigma van het geloof van zijn vader kon nadenken. Als hij voor het eerst naar school gaat, overheerst zijn dankbaarheid.
Wat het meeste raakt, is de eenvoud en oordeelloosheid waarmee Israël complexe, stuitende, pijnlijke en bizarre situaties van alledag in zijn leven beschrijft als vanzelfsprekendheden waar hij niet onderuit kon. Met respect voor zijn vaders waarheid die hem van jongs af aan is opgedrongen als werkelijkheid, komt hij er langzamerhand achter dat zijn wereld als de grot van Plato was waarin de figuren die voorbijkwamen slechts schaduwen bleken en de werkelijke wereld daarbuiten lag. De wereld waarin hij opgroeide, bleek een uitgebreid verzinsel van een zieke geest die hiermee macht en dwingende controle behield over wie zich binnen zijn invloedssfeer bevond: zijn discipelen, zijn echtgenote en zijn kinderen. De fysieke en emotionele mishandeling, vernedering, manipulatie, het seksueel misbruik, de verwaarlozing, sociale isolatie en de dwang die hierbinnen plaatsvonden, leken logische gebeurtenissen in dit verhaal van een man met een eigen dolgedraaid moreel kompas en een gedroomde apocalyptische, messiaanse toekomst. De auteur heeft een zeer lezenswaardig, relevant en leesbaar boek geschreven voor zichzelf en zijn broers en zussen, lotgenoten, professionals en al wie het lezen wil, waarmee het kwaad ontmaskerd wordt en het recht hopelijk kan zegevieren.
Marie-José van Hoof is als bestuurder en (kinder- en jeugd)psychiater werkzaam bij iMindU GGZ in Leiden. Zij is tevens redactielid van dit tijdschrift. E-mail HoofM@imindu.nl
Quirine de Bruijn is masterstudent child and adolescent psychology aan de Universiteit Utrecht.